Week 3 Flashcards

1
Q

Een patiënt wordt bij de huisarts gezien met steeds kortdurende vertigoklachten (5-10 seconden)
vooral optredend in bed of op de fiets wanneer het hoofd bewogen wordt.
Wat is de meest waarschijnlijke diagnose?

A

Benigne Paroxysmale Positie-afhankelijke Draaiduizeligheid (BPPD)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Uit de anamnese van een patiënt blijkt dat er sprake is van een gehoorverlies aan het rechteroor
(AD). Bij lichamelijk onderzoek blijkt de proef van Weber te lateraliseren naar het rechteroor.
Waarvan is het meest waarschijnlijk sprake bij patiënt?

A

een geleidingsgehoorverlies van het AD

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

De gehoorbeenketen bestaat uit drie botjes die met aangrenzende structuren zijn verbonden.
Welke van de onderstaande volgordes, beginnend bij het trommelvlies, is juist van lateraal naar
mediaal?

A

Hamer, incus, stapes, ovale venster

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Een KNO-arts ziet op haar polikliniek een patiënt met een combinatie van de volgende symptomen:
gehoorverlies, draaiduizeligheid in aanvallen, en oorsuizen. De KNO-arts stelt een diagnose.
Wat is meest waarschijnlijk het pathofysiologische mechanisme van de gediagnosticeerde
aandoening?

A

Ruptuur van het membraan van Reissner

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q
  1. Wat is de voorkeurslocatie voor het ontstaan van een koepelholtecholesteatoom (attic cholesteatoma) in het oor?
A

Het pars flaccida

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

juist of onjuist:

  1. Een nystagmus wordt benoemd naar de snelle fase van de beweging.
A

juist

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

juist of onjuist:

  1. De hoge frequenties zijn bij presbyacusis als eerste aangedaan
A

juist

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q
  1. Van welke hersenzenuw gaat de brughoektumor in de regel uit?
A

nervus vestibulocochlearis (VIII)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

In welk cochleair compartiment bevinden zich de auditieve haarcellen? In de scala:

A

Media

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q
  1. De veronderstelling is dat het gehoorverlies is veroorzaakt door de destructie van haarcellen.
    Waar in de cochlea is de schade het meest waarschijnlijk opgetreden?

(gehoordrempel voor een hoogfrequente toon is verhoogd)

A

Nabij het ovale venster

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q
  1. Een trillende stemvork (256 Hz)wordt op de huid van een proefpersoon gezet.
    Welke sensorische receptor registreert deze hoogfrequente stimulus het beste? Een receptor die:
A

snel adapteert

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q
  1. Wat is de meest voorkomende bacteriële verwekker van een acute otitis media bij volwassenen?
A

een streptokok

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is kenmerkend aan een cholesteatoom?

A

Otorrhea (afscheiding)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is kenmerkend aan Benigne Paroxismale positionele duizeligheid?

A
korte episodes (< 1 min)
uitgelokt door hoofdbewegingen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is kenmerkend aan Neuritis Vestibularis

A

Plotselinge aanval van duizeligheid
braken
éénzijdig (nystagmus naar rechts + neiging vallen naar links = links aangedaan)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is kenmerkend aan de ziekte van Ménière?

A

Vestibulair + gehoorverlies

tinnitus

17
Q

Wat is de overgang van middenoor naar binnenoor?

A

Ovale venster

18
Q

Welk deel van de cochlea horen we mee?

A

Het orgaan van Corti

19
Q

Waar zijn de halfcirkelvormige kanalen gevoelig voor?

A

Rotatie

20
Q

Waar zijn de otilith organen gevoelig voor?

A

lineaire versnelling

21
Q

Buiging naar de lange stereocilia zorgt voor inhibitie of excitatie?

A

excitatie

22
Q
  1. Bij welke KNO-operatie wordt het trommelvlies verwijderd?
    o (a) Het creëren van een conservatief radicaalholte
    o (b) Het creëren van een radicaalholte
    o (c) Het verrichten van een mastoïdectomie
A

Het creëren van een radicaalholte

23
Q
  1. De proef van Weber wordt door een patiënt aangegeven aan het rechteroor.
    Dit betekent dat bij deze patiënt het meest waarschijnlijk sprake is van:
    o (a) Een congenitaal perceptief gehoorverlies links
    o (b) Een otitis media met effusie links
    o (c) Een brughoektumor rechts
A

congenitaal perceptief gehoorverlies links

24
Q

Waardoor wordt de endolymfe uitgescheiden?

A

Stria vascularis

25
Q

Welk deel van de hersenstam is belangrijk bij het detecteren van de richting van geluid?

A

laterale superior olivary nucleus

26
Q

Wat is kenmerkend aan orthostatische hypotensie

A

Licht gevoel in het hoofd bij het opstaan vanuit een zittende positie of bij lopen

27
Q

Waardoor wordt draaiduizeligheid (vertigo) vaak veroorzaakt?

A

Aandoening in vestibulaire apparaat

28
Q

Waardoor ontstaat BPPD?

A

klontering van de vloeistof in halfcirkelvormige kanalen

29
Q

Wat is de nystagmus?

A

onwillekeurige, ritmische oogbeweging met compenserende fase en snelle terugstel fase
de langzame fase nemen wij waar

30
Q

Waaraan zit het ronde venster?

A

scala tympani

31
Q

Welk membraan zit tussen de scala media en scala tympani?

A

Basilaire membraan

32
Q

Wat is kenmerkend voor otitis media acuta?

A

Hoge koorts met pulserende, hevige pijn

33
Q

Wat is de belangrijkste functie van de nervus facialis?

A

Motorische innervatie van de aangezichtsspieren

34
Q

Welke van onderstaande klachten past het beste bij een vestibulair schwannoom
(brughoektumor)?

A

Geleidelijk ontstaan asymmetrisch perceptief gehoorsverlies

35
Q

Wat gebeurt er wanneer er sprake is van acuut functieverlies van het rechter labyrinth?

A

Valneiging naar rechts, nystagmus met de snelle fase naar links