Herhaling zenuwstelsel Flashcards

1
Q

Wat zijn “effectoren”?

A

Spieren en klieren, omdat zij uiteindelijk uitvoeren wat door zenuwsignalen wordt doorgegeven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welk deel van het zenuwstelsel hebben te maken met reflexen van de spieren?

A

De lagere regionen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is de integratieve functie van het zenuwstelsel?

A

Het schakelen en verwerken van informatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is het verschil tussen elektrische en chemische synaps?

A

Elektrische synaps kunnen van beide richtingen informatie doorgeven
Chemische synaps kan dat maar in één richting doen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welke kanalen bevat het presynaptische membraan?

A

Calciumkanalen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is het verschil tussen kation kanalen en anion kanalen?

A

Kationkanalen zijn exciterend

Anionkanalen zijn inhiberend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is het verschil tussen ionotropisch receptoren en metabo tropische receptoren?

A

Ionotropisch: ionkanalen worden direct geopend

metabo tropisch: second messenger

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is de functie van het ‘second messenger’ systeem in het postsynaptische systeem

A

Het verlengen van het effect

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Waar worden kleine, snelwerkende transmitters gemaakt?

A

Presynaptische uiteinde

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Hoe worden actine en myosine op de juiste plaats gehouden?

A

Door titine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Waaruit bestaat een motorunit?

A

De gehele zenuwcel met alle eindtakjes, de geinnerveerde spiervezels en daarbijhorende synapsen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is het perifere motorische neuron (PMN)?

A

De zenuwvezel en de voorhoorncel samen die spieren aansturen

–> onderdeel van de reflexboog. Hierbij is de PMN het efferente deel en de sensibele zenuw het afferente deel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is een reflex?

A

Snelle reactie op een prikkel dat buiten de wil om in het ruggenmerg zelf tot stand komt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is het golgi-pees reflex?

A

Reflex wat optreedt wanneer de spierspanning plotseling verhoogt
volledig inhiberende relfex

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is het flexor reflex?

A

reflex waarbij bijna elke type van cutane sensorische stimulatie van een ledemaat ervoor zorgt dat de flexoren (buigspieren) van het ledemaat contraheren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is gnostische sensibiliteit?

A

Proprioceptieve gevoel

Weten waar men zich bevind

17
Q

Wat is vitale sensibiliteit?

A

Exteroceptieve gevoel

vermijden van schadelijke prikkels

18
Q

Wat is extrapiramidale systeem?

A

De basale kernen en aangrenzende structuren in het mesencephalon

19
Q

Waar kruist de piramidebaan?

A

Ten hoogte van de medulla oblongata

20
Q

Wat zijn langzaam aanpassende receptoren (tonische receptoren)?

A

Receptoren die zenuwimpulsen naar de hersenen blijft transporten zolang er een respons is

21
Q

Welk type zenuwvezel geleidt impulsen het snelst?

A

Type A vezels

22
Q

Door welke bindweefsellagen is de spier omgeven? (van buiten naar binnen)

A

epimysium - perimysium - endomysium

23
Q

Door welke membranen worden de hersenen en ruggenmerg omgeven? (van buiten naar binnen)

A

Dura mater - arachnoid mater - pia mater

24
Q

Waar wordt een lumbaalpunctie ingebracht?

A

Tussen L3 en L4 of L4 en L5