Week 2 - 28 maart t/m 1 april Flashcards

1
Q

Wat zijn voorbeelden van acute MDL-aandoeningen?

A
  • Maag- of darmbloeding
  • Pancreatitis
  • Infecties: enteritis, cholangitis
  • Symptomatisch galsteen lijden, diverticulitis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn voorbeelden van chronische MDL-aandoeningen?

A
  • Infecties: hepatitis, helicobacter & parasitair
  • Inflammatoir: IBD, auto-immuun hepatitis, pancreatitis
  • Functioneel: IBS, motoriekstoornissen, achalasie
  • (Pre) maligne tumoren: slokdarm, maag, pancreas, galwegen, colon
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Via welke test kan de helicobacter pylori bacterie worden vastgesteld?

A

Via een ademtest

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Waar bestaat het laboratoriumonderzoek uit bij MDL ziekten?

A
  • Bloed
  • Feces
  • Urine
  • Ademtesten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat zijn indicaties voor een gastroscopie?

A
  • Reflux (oesophagitis)
  • Maagzweer / ulcus ventriculi
  • Passage klachten
  • Onverklaarde anemie
  • Melena (zwarte faeces)
  • Coeliakie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Waar geeft een gastroscopie informatie over?

A

Anatomie en beoogde behandeling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Waar geeft een X-oesophagus passagefoto informatie over?

A

Functionaliteit en minder over anatomie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Waar geeft een CT informatie over?

A

Anatomie en vooral handig bij kanker/metastasen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Waar geeft manometrie informatie over?

A

Functionaliteit

- Meet de druk in de slokdarm tijdens het drinken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Waar geeft pH-metrie informatie over?

A

Functionaliteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Met welke onderzoeken kan de dunne darm bekeken worden?

A
  • Endoscopie
  • MRI enterografie
  • CT enterografie
  • Pil camera
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Met welk onderzoek kan een reflux gemakkelijk worden aangetoond?

A

pH-metrie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat zijn indicaties voor een endoscopie?

A
  • Ziekte van Crohn
  • Ferriprieve anemie
  • Rectaal bloedverlies
  • Zeldzame tumoren van de dunne darm
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat zijn voorbeelden van zeldzame tumoren van de dunne darm?

A
  • GIST
  • Lymfomen
  • Carcinoïd
  • Adenocarcinoom
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Met welke onderzoeken kan de colon bekeken worden?

A
  • Colonoscopie
  • CT colonografie
  • Pil camera
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat zijn indicaties voor een colonoscopie?

A
  • Bevolkingsonderzoek
  • Inflammatory Bowel Disease (ziekte van Croh + colitis ulcerosa)
  • Ferripireve anemie
  • Veranderd defecatie patroon
  • Chronische buikklachten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat is kenmerkend voor endoscopisch retrogade colagnio- en pancreaticografie (ERCP)?

A
  • Niet meer diagnostisch inzetbaar
  • Choledochus steen verwijdering
  • Stent therapie bij pancreas carcinoom of cholangiocarcinoom
  • Gallekkage
  • Chronische pancreatitis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Hoe kan de lever afgebeeld worden?

A
  • Echo
  • Fibroscan
  • CT: 4 fasen contrast
  • MRI
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

In welke fases kan je het slikproces indelen?

A
  • Orale fase: vrijwillig
  • Faryngeale fase: onvrijwillig
  • Oesofagiale fase: onvrijwillig
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat is peristaltiek?

A

Een actief proces dat ervoor zorgt dat voedsel via de slokdarm naar de maag wordt getransporteerd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat is dysfagie?

A

Passageklachten door de slokdarm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat is de functie van de bovenste slokdarmsfincter?

A

Beschermt de luchtpijp tegen voedsel en maagsap reflux

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Hoe worden peristaltische golven opgewekt en gecoördineerd?

A

Door het enterisch zenuwstelsel (naast parasympatisch en sympatisch, onderdeel van AZS)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

In welke 2 plexi kommen EZS neuronen voor?

A
  • Myenterisch (Auerbach): slokdarm t/m rectum

- Submucosal (Meissner): dunne en dikke darm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Wat monitoren myenterische neuronen?

A
  • Rekken van spieren
  • pH
  • Osmolaliteit
  • Mechanische stimulatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Waar bestaat stap 1 van peristaltiek uit?

A
  • Gelijktijdige inhibitie via cDMN & NO van alle slokdarm delen -> spierrelaxatie
  • Inhibitie langer distaal (richting maag)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Waar bestaat stap 2 van peristaltiek uit?

A

Sequentiële excitatie via rDMN & Ach -> spiercontractie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Uit wat voor spierweefsel bestaat de oesophagus?

A

Bovenste 1/3: dwarsgestreept

Onderste 2/3: glad

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Hoe werkt multiunit glad spierweefsel innervatie?

A
  • 1 neuron -> 1 spiercel
  • Varicositeiten: meerdere synapsen
  • Weinig intracellulaire koppeling
  • Fijne spiercontrole
  • Iris, piloerector spier
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Hoe werkt unitary glad spierweefsel innervatie?

A
  • 1 neuron -> 1 spiercel
  • Varicositeiten: meerdere synapsen
  • Veel intracellulaire koppeling
  • Gecoördineerde contractie
  • Darmkanaal
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Wat zijn oorzaken van dysfagie?

A
  • Maligne/benigne slokdarmtumor
  • Ontsteking (reflux)
  • Extra-oesofageale tumor (schildklier/mediastinum)
  • Hiatus hernia
  • Stricturen
  • Divertikel
  • Motiliteitsstoornis
  • Neuromusculair/systemisch
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Waar bestaat de anamnese uit bij dysfagie?

A
  • Pijn en odynofagie wanneer bolus door slokdarm gaat
  • Bloed opgeven
  • Gewichtsverlies
  • Refluxklachten
  • Reagurgitatie
  • Hoesten
  • Heesheid
  • Pijn op borst, rug, schouder
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Wat is achalasie?

A

Onvermogen van de onderste slokdarmsfincter om te relaxeren en afwezigheid van peristaltiek van de slokdarm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Wat is er bij achalasie aan de hand?

A

Er is een verlies van ganglioncellen in de plexus myentericus: dysfunctie inhibitoir neuronen (NOS) van de distale oesofagus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

Aan welke twee karakteristieken moet een patiënt lijden voor de diagnose achalasie?

A
  • Geen peristaltiek

- Geen LES-relaxatie -> voedsel blijft in oesophagus waardoor deze dilateert

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

Hoe ziet de behandeling van achalasie eruit?

A
  • Farmacologisch: eigenlijk niet voldoende (Ca-blokker of nitraat)
  • Pneumatische dilatatie
  • Surgical myotomie (ballon)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

Wat gebeurt er bij een Heller myotomie van de LES?

A
  • Aan buitenkant van slokdarm worden beide spierlagen doorgeknipt
  • Vanaf buitenkant wordt er gekeken naar mucosa
  • Oesophagus sfincter wordt gekliefd
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

Waar bestaat de behandeling van slokdarmkanker uit?

A

Operatie vooraf gegaan door chemotherapie en bestraling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

Waar bestaat het diagnostisch proces van slokdarmkanker uit?

A
  1. Primair diagnose: aard van aandoening?
  2. Operabiliteit: laat de algemene conditie de voorgenomen operatie toe?
  3. Resectabiliteit: kan alles weggehaald worden?
  4. Curabiliteit: zijn er geen uitzaaiingen op afstand?
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q

In welke twee delen is de maag op te delen?

A
  • Zuur producerend: proximaal

- Gastrine producerend: distaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
41
Q

Wat zijn stimuli voor gastrine productie?

A
  • Hogere pH

- Uitzetten van de maag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
42
Q

Wat stimuleert gastrine?

A

Maagzuurproductie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
43
Q

Wat is kenmerkend voor dyspepsie?

A
  • Verzamelnaam voor maag-gerelateerde bovenbuiksklachten
  • Omvat klachten als pijn in epigastrio, misselijkheid en zuurbranden
  • Geen diagnose / ziekte
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
44
Q

Wat is een ulcus?

A

Een defect (wond) in het epitheel met diameter > 0,5 cm en doordringend tot in de submucosa

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
45
Q

Hoe ziet een ulcus eruit op een endoscopie?

A

Putje met witte neerslag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
46
Q

Wat is een Billroth 1 operatie?

A

Het deel van de maag met de ulcus werd weggehaald, het duodenum wordt opgetrokken en vastgehecht aan het corpus van de maag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
47
Q

Wat is een Billroth 2 operatie?

A
  • Antrum van de maag wordt weggehaald waardoor er minder gastrine productie is
  • Pars horizontale van duodenum wordt opgetrokken en vastgehecht aan de maag
  • 1e deel van duodenum wordt blind dichtgehecht (soort appendix)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
48
Q

Wanneer ontstaan ulcera?

A

Als het zuur nog niet voldoende is gebufferd, kan in het duodenum een ulcus ontstaan -> vaak in bulbus van duodenum, direct achter pylorus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
49
Q

Wat zijn de belangrijkste oorzaken voor het ontstaan van een ulcus?

A
  • Infectie met Helicobacter pylori

- Gebruik van NSAID’s

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
50
Q

Wat is een primaire klinische consequentie van een Helicobacter pylori infectie?

A

Chronisch actieve gastritis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
51
Q

Wat zijn primaire klinische consequenties van een Helicobacter pylori infectie?

A
  • Ulcus duodeni
  • Ulcus ventriculi
  • Atrofische gastritis (verlittekening van slijmvlies)
  • Maagkanker
  • Maaglymfoom
52
Q

Wat zijn gastroduodenale bijwerkingen van NSAID en aspirine gebruik?

A
  • Erosies in de maag
  • Ulcera (vaak asymptomatisch)
  • Ulcus-complicaties
53
Q

Wat zijn de voornaamste complicaties van ulcera?

A
  • Ulcus kan gaan bloeden

- De wond wordt zo diep dat het de maagwand perforeert

54
Q

Hoe kan het bloeden van een ulcus worden gestopt?

A

Door tijdens een endoscopie adrenaline in de ulcus te spuiten waardoor vasoconstrictie optreedt en de wond kan stollen

55
Q

Wat zijn risicofactoren voor een reflux?

A
  • Hernia diafragmatica: wijde opening van diafragma waardoor de maag minder goed wordt afgesloten
  • Overgewicht: verhoogde intra-abdominale druk
  • Roken: nadelig effect op sluitspier
56
Q

Wat kan een gevolg zijn van chronische zure reflux?

A

Peptische strictuur

57
Q

Waar is een plaveiselcelepitheel carcinoom aan gerelateerd?

A

Roken (niet reflux)

58
Q

Wanneer krijgt een stolsel meer de kans om zich te vormen?

A

Als de zuurgraad neutraler wordt

59
Q

Waar bestaat de medicamenteuze behandeling van ulcera uit?

A
  • Zuurremmers: histamine-receptor blokkers (H2-blokkers) en protonpomp remmers (PPIs)
  • Anti-H. pylori therapie
  • Staken NSAID of vervanging door COX-2 selectief NSAID met PPI
60
Q

Waarom worden PPIs gegeven?

A

Om de pH te neutraliseren zodat de stollingsactiviteit normaal wordt en aanwezige stolsel niet meer worden afgebroken

61
Q

Waar bestaat de behandeling van een infectie met Helicobacter Pylori uit?

A

PPI met 2 antibiotica

62
Q

Wat is de functie van maagzuur?

A
  • Steriliserende functie
  • Doodt bacteriën en inactiveert virussen
  • Ontvouwend effect op eiwitten
63
Q

Welke stof is nodig voor vitamine B12 absorptie?

A

Intrinsic factor (IF)

64
Q

Welke stof wordt door maagzuur geactiveerd?

A
  • Pepsinogeen -> pepsine

- Lipase

65
Q

Door welke cellen wordt HCl geproduceerd?

A

Pariëtale cellen

66
Q

Wat is de centrale fysiologische stimulator van HCl secretie?

A

Histamine

67
Q

Door welke cellen wordt somatostatine (centrale fysiologische remmer) afgegeven?

A

D-cellen in het antrum

68
Q

Hoe worden G-cellen en dus de afgifte van gastrine gestimuleerd?

A
  • Via nervus vagus

- Maagvulling: wand rekt uit

69
Q

Hoe worden D-cellen en dus de afgifte van somatostatine gestimuleerd?

A
  • Via de hoeveelheid zoutzuur en protonen/H+

- Via CCK (cholecystokinine) uit het duodenum

70
Q

Wat heeft de helicobacter voor effect op de cellen in de maag?

A

Het remt D-cellen -> zorgt ervoor dat hij zichzelf in standhoudt door een zuurder milieu te creëren

71
Q

Waar in de pariëtale cel bevindt zich de protonpomp die nodig is om zuur te secreteren?

A

In de blaasjes van het tubulovesiculair systeem onder de invaginaties

72
Q

Wat is het gevolg van binding van histamine aan de H2 receptor van een pariëtale cel?

A

De vesicles van het tubulovesiclaire systeem fuseren met elkaar waardoor de protonpompen geactiveerd worden

73
Q

Welke soorten farmaca zijn er die maagzuursecretie kunnen remmen?

A
  • Histamine H2 receptor antagonist

- Protonpompremmer

74
Q

Wat zijn voorbeelden van H2 receptor antagonisten?

A

Ranitidine, Zantac

75
Q

Hoe werken H2 receptor antagonisten?

A
  • Blokkeert alleen H2, niet H1 in luchtwegen en bloedvaten -> weinig bij-effecten
  • Minder effectief dan PPIs
  • Remt groei Helicobacter
76
Q

Wat is een voorbeeld van een protonpomp remmer (PPI)?

A

Omeprazol, Losec

77
Q

Hoe werkt omeprazol?

A
  • Het is een zwakke base -> wanneer het in een zuur milieu komt kan het een proton opnemen -> positieve lading
  • Molecuul kan niet meer door membranen en wordt reactief -> bindt irreversibel aan protonpomp: wordt inactief
78
Q

Wat is een van de gevolgen van omeprazol?

A

Verlaagt het aantal protonpompen op de apicale membraan

79
Q

Wat is unstirred layer?

A

Laagje op het epitheel dat ervoor zorgt dat de epitheelcellen een neutraal milieu ervaren -> door muceuze cellen

80
Q

Wat is kenmerkend voor mucines?

A
  • Diffusie is beperkt

- Cl, HCO3- exchanger

81
Q

Welke spijsverteringsenzymen worden door de pancreas in het duodenum uitgescheiden?

A
  • Eiwitafbrekende pro-enzymen: trypsinogeen, chymo-trypsinogeen, pro-elastase, pro-carboxypeptidases
  • Vetafbrekende enzymen: pancreas lipase, pro-colipase
  • Koolhydraat afbrekende enzymen: alfa-amylase
82
Q

Wat is de functie van het bicarbonaat dat door de pancreas in het duodenum wordt uitgescheiden?

A
  • Voorkomt zuurschade van darmwand (ulcera)

- zorgt voor optimale pH (>6) voor digestieve enzymen in het duodenum

83
Q

In welke vorm worden de enzymen door de pancreas gesecreteerd?

A

Inactief -> worden in duodenum geactiveerd

84
Q

Uit welke celtypen bestaat de pancreas?

A
  • Acinair

- Ductulair

85
Q

Welke cellen bevatten acini?

A

Cellen die enzymen produceren

86
Q

Welke cellen bevatten ducti?

A

Cellen die bicarbonaat produceren

87
Q

Door welke stoffen wordt de acinus secretie geactiveerd?

A

Door CCK en een beetje door gastrine (en acetylcholine)

88
Q

Door welke stof wordt de ductus secretie geactiveerd?

A

Door secretine en guanyline (uit lumen/acinus)

89
Q

Via welke receptoren vindt regulatie van de ductulaire secretie in de pancreas plaats?

A
  • CFTR: chloor kanaal

- AE: anion exchanger -> Cl dat via CFTR naar buiten gaat wordt uitgewisseld tegen HCO3-

90
Q

Hoe wordt de ductulaire secretie geactiveerd?

A

Secretine activeert een signaalproductie mechanisme -> cAMP zorgt voor activatie van CFTR

91
Q

Hoe wordt ductulaire secretie geremd?

A

Somatostatine

92
Q

Uit welke fasen bestaat de stimulatie van de pancreas secretie?

A
  • Cefale fase: activatie n. vagus -> activeert zowel ductulair als acinair
  • Gastrische fase: niet belangrijk
  • Intestinale fase (belangrijkst): prikkelt vanuit duodenum
93
Q

Welke typen cellen zitten in de wand van het duodenum?

A
  • I-cellen: gestimuleerd door vetzuren, aminozuren/peptides en CCK-RF en geeft zelf CCK af
  • S-cellen: gestimuleerd door H+ (pH < 4,5) en geeft secretine af
94
Q

Wanneer stopt de pancreas enzymsecretie?

A

Na afbraak van voedingseiwit in het duodenum door afbraak van CCK releasing factor door trypsine

95
Q

Hoe wordt pancreas-zelfvertering voorkomen?

A
  • Zymogenen worden in een provorm aangemaakt
  • Cellulaire sequestratie van zymogenen in granulae
  • Verpakt tezamen met trypsine inhibitor (TI)
  • Zymogeen secretie en activering in gescheiden anatomische compartimenten
96
Q

Wat is het (enige) fysiologische substraat van enterokinase?

A

Trypsinogeen

97
Q

Wat is de functie van trypsine?

A

Alle andere pro-enzymen splitsen

98
Q

Welke cellen verzorgen de endocriene secretie van de pancreas?

A
  • Alfa cellen: glucagon

- Bèta cellen: insuline

99
Q

Wat is exocriene insufficiëntie?

A

Het onvermogen van de exocriene pancreas om een normale voedselvertering te behouden

100
Q

Wat zijn oorzaken van een verminderde secretie door de pancreas?

A
  • Pancreatitis: acuut of chronisch

- Tumor: obstructie of pancreatoduodenectomie

101
Q

Hoe kan exocriene insufficiëntie veroorzaakt worden?

A
  • Verminderde secretie door de pancreas
  • Post-operatie
  • Verminderde darmomgeving
102
Q

Wat zijn voorbeelden van operaties waarna exocriene insufficiëntie kan ontstaan?

A
  • Operatie van de pancreas

- Roux-and- Y

103
Q

Wat zijn oorzaken van een verminderde darmomgeving?

A
  • Coeliakie
  • Ziekte van Crohn
  • Zollinger-Ellison
104
Q

Wat is de klinische definitie van acute pancreatitis?

A

Symptomen (pijn in de buik) + verhoogde amylase/lipase concentratie (3x zo hoog)

105
Q

Wat zijn de belangrijkste oorzaken van acute pancreatitis?

A
  • Obstructie (galstenen)
  • Toxines: alcohol of drugs (medicatie)
  • Trauma
  • Metabolische abnormaalheden
  • Genetisch
  • Infectie
  • Vasculaire abnormaalheden
106
Q

Wat is acute pancreatitis?

A

Ontstekingsproces van de pancreas met variabele betrokkenheid van andere regionale weefsels

107
Q

Wat is chronische pancreatitis?

A

Fibro-inflammatoir syndroom waarbij repetitieve periodes van ontsteking leiden tot irreversibele weefselschade van de pancreas

108
Q

Wat is de klinische definitie van chronische pancreatitis?

A
  • Symptomen: pijn in de buik
  • Insufficiënties: endocrien/exocrien
  • Radiologische bevestiging
109
Q

Wat zijn de belangrijkste oorzaken van chronische pancreatitis?

A
  • Toxisch: alcohol/roken
  • Tropisch
  • Genetisch
  • Auto immuun
  • Obstructie
  • Medicatie
  • Acute pancreatitis die over is gegaan in een chronische vorm
110
Q

Wat zijn functies van de pancreas?

A
  • Digestie door pancreas enzymen: trypsine, lipase en amylase
  • Bloed glucose regulatie dmv hormoonproductie: insuline en glucagon
111
Q

Wat is de klinische presentatie van acute pancreatitis?

A
  • Ontzettend heftige pijn in het epigastrio
  • Pijn straalt door naar de wervelkolom
  • Misselijkheid en overgeven
  • Na binge drinking: 6-12 uur
112
Q

Hoe ontstaat een acute pancreatitis als gevolg van galstenen?

A

Galsteen komt vrij uit galblaas en komt via ductus cysticus in afvoerbuis -> komt vast te zitten in kanaal waar zowel alvleesklierbuis en galbuis samenkomen -> 2 buizen verstopt -> door hoge druk ontstaat pancreatitis

113
Q

Waar bestaat de behandeling van acute pancreatitis uit?

A
  • Ondersteunen van patiënt met pijnmedicatie
  • Verwijderen van de oorzaak van pancreatitis
  • Intensive care
  • Endoscopische behandeling
  • Radiologische interventies
  • Chirurgie
114
Q

Wat voor ontsteking is pancreatitis?

A

Een steriele ontsteking (van hieruit kan een bacteriële ontsteking ontstaan) en een auto-digestief proces (enzymen worden al actief in pancreas ipv duodenum)

115
Q

Waar bestaat de behandeling van chronische pancreatitis uit?

A
  • Pijn behandeling: medicatie, endoscopisch, chirurgisch
  • Exocriene insufficiëntie: enzym supplementen
  • Endocriene insufficiëntie: insuline injecties
  • Pseudocysten: endoscopisch of chirurgisch
116
Q

Wat is het gevolg van pancreasbuisstenen?

A

Slechte afvoer van pancreassap

117
Q

Voor welke aandoening is manometrie geschikt?

A

Achalasie

118
Q

Welke biomarker wordt in de ontlasting gevonden bij chronische pancreatitis?

A

Faeces elastase -> alvleesklierenzym

- Laag: exocriene pancreas insufficiëntie

119
Q

Wat is een divertikel?

A

Een zwakke plek in de wand van de spierlaag

120
Q

Wat is kenmerkend voor een Schatzki ring?

A
  • Vernauwing distaal in de slokdarm

- Ring van mucosa of spierweefsel

121
Q

Hoe wordt de diagnose achalasie gesteld?

A
  • Eckardt score
  • Contrast slikfoto
  • Manometrie
  • LESP (mmHg)
122
Q

Welke mechanismen voorkomen auto-digestie in de pancreas?

A
  • Enzymen zijn verpakt in blaasjes
  • Enzymen worden geproduceerd als pro-enzymen die geactiveerd moeten worden
  • Trypsine inhibitor: trypisine kan pro-enzymen niet in pancreas(ducten) activeren
  • Activatie in het duodenum
123
Q

Hoe beschermen muceuze cellen het maag epitheel?

A
  • Mucine secretie
  • Luminale bicarbonaat secretie (buffer)
  • Herstel epitheel bij beschadiging (door prostaglandines)
124
Q

Hoe wordt trypsinogeen omgezet?

A

Door enterokinase in het duodenum

125
Q

Wat zijn mogelijke oorzaken van een tekort aan pancreasenzymen?

A
  • Verlies van pancreasweefsel
  • Verminderde stimulatie van pancreas om enzymen te vormen
  • Verstopping van uitvoergang van pancreas naar duodenum
  • Verminderde werking van pancreasenzymen