week 2 Flashcards

1
Q

bij volwassenen met verdenking op meningitis mag je niet meteen een liquorpunctie doen, eerst moet er een .. gedaan worden

A

CT hersenen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

hoge hersendruk, verhoogd lactaat, eiwit en neutrofielen, een verlaagde concentratie glucose in de liquor ten opzichte van het serum wijst op een bacteriële meningitis

A

waar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

de belangrijkste verwekkers van meningitis zijn gekapselde bacteriën. Wat is de meest voorkomende verwekker?

A

streptococus pneumoniae (44% bij kinderen, 62% bij volwassenen)
meningokokken (39/23%)
HiB (11/3%)
Listeria monocytogenes (5%, alleen volwassenen)

bij meningitis zorgt passage van bacteriën naar de hersenen voor ontsteking, waardoor BHB meer doorlaatbaar wordt en voor zwelling en toename van de hersendruk zorgen. Daarnaast raken neuronen beschadigd door interleukines en cytokines

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

wat is de behandeling van vermoeden op meningitis?

A

ceftriaxon

cefalosporine met betalactamgroep
1x per dag i.v.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

wat zijn de meest voorkomende verwekkers van een virale meningitis?

A

enterovirus en parechovirus
hoeft niet beehandeld te worden, maar herpesmeningitis of encephalitis wel: aciclovir i.v.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

het meest voorkomende restverschijnsel na menngitis is

A

doofheid (vooral na pneumokokkeninfectie)
dexamethason om restverschijnselen te voorkomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

meningokokken type B komt het vaakste voor, maar is niet opgenomen in het vaccinatieprogramma

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

De verwekker van een sepsis is afhankelijk van de bron van de besmetting; men vindt de stafylokok het meest bij een sepsis die voorafging met luchtwegklachten, e. coli bij intestinale oorsprong en coagulase-negatieve stafylokokken bij aanwezigheid van een intravasale lijn.

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

De Sepsis-related Organ Failure Assessment (SOFA) criteria is een manier om de mate van orgaanfalen in te schatten. Er wordt gekeken naar zes parameters, namelijk ademhaling, bloedsomloop, lever, nieren, stolling en neurologische conditie.

A

Hersenen: bewustzijnsverlies;
Hart: verminderde pompfunctie, de patiënt moet hierdoor bijvoorbeeld gevuld worden;
Longen: longoedeem en daardoor benauwdheid;
Nieren: minder perfusie van de nieren en de nieren zijn gevoelig voor ischemie;
Darm: ischemie van de darmen, waardoor diarree ontstaat. Ook neemt de permeabiliteit voor bacteriën toe, waardoor er meer kans is op infectie;
Lever: verminderd metabolisme van toxines;
Stolling: massale activatie van de stolling en hierdoor afname van stollingsfactoren waardoor juist bloedingen kunnen ontstaan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

de meeste sepsissen worden veroorzaakt door grampositieve bacteriën

A

waar (s. aureus, s. pneumoniae) 52%
gramnegatiefve bacteriën (e. coli, klebsiella en pseudomonas) 38%, maar geven wel vaker een slechter beloop

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

bij sepsis en meningitis spelen gekapselde bacteriën een grote rol. het kapsel van een bacterie zorgt ervoor dat complement niet kan binden en opsonofagocytose moeilijker verloopt

A

waar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

de cytokinestorm bij een sepsis bestaat uit TNF-alfa, IL-1 en IL-18. dit zorgt voor een eerste hyperinflammatiefase

A

daarna IL-10 zorgt voor hypo-inflammatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

welk type isolatie treedt in bij diarree?

A

contactisolatie: (indirect contact, uitwerpselen of besmette oppervlakten)
katoenen jas met korte mouwen en handschoenen die je alleen gebruikt bij het aanraken van de patiënt en ze daarna uittrekt. eenpersoonskamer, voor de rest geen bijzonderheden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Welk type isolatie treedt in bij braken?

A

contact-isolatie-plus (aerosolvorming): masker FFp1

katoenen isolatiejas met korte mouwen, handschoenen, bij braken isolatiemasker FFP1

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

welk type isolatie treedt in bij luchtweginfectie met hoesten

A

druppelisolatie: (micro-organismen die via aerosolen over max 1,5m kunnnen worden overgebracht)
katoenen isolatiejas met korte mouwen, chirugisch mond-neusmasker type IIR, (bij risicovolle handelingen een mondneusmasker type FFP2 en een spatbril). Deur hoeft niet dicht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Bij MRSA moet iemand in eerste instantie in contactisolatie, als iemand vervolgens positief blijkt, dan moet iemand in

A

strikte isolatie
eenpersoonskamer met sluis en luchtbeheersing

disposable isolatiejas met lange mouwen, muts, masker type FFP1 en handschoenen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

welke isolatiemaatregelen moeten genomen worden bij aerogene isolatie?

A

eenpersoonskamer met sluis
isolatiemasker FFP2

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

grampositieve bacteriën (s. aureus en streptokokken)
gramnegatieve bacteriën (pseudomonas en neisseria meningitidis, e. coli en neisseria gonorrhoeae)

A

de meeste verwekkers die huidinfecties veroorzaken zijn grampositieve bacteriën (s. aureus en streptokokken)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

bepaalde ziektes als diabetes, hiv-infectie en hemodialyse hebben een verhoogd risico op s.aureus dragerschap

A

de s. aureus toxine (PVL) is geasoccieerd met huidinfecties, MRSA-infecties en longontstekingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

folliculitis wordt meestal veroorzaakt door s. aureus en hoeft niet behandeld te worden.

A

indien behandeling bij hardnekkige klachten: flucoxaciline
bij peniciline overgevoeligheid: claritromycine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

een ziektebeeld dat erg lijkt op folliculitis, is pseudofolliculitis barbae: ingegroeide haren in de baard of hoofdhuid. Het is eigenlijk een corpus alienum reactie, geen infectie. Primair door aanleg.

A

geen behandeling, maar tips zijn niet glad scheren, nat maken, niet strekken, scheren in haargroeirichting

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

impetigo vulgaris wordt meestal veroorzaakt door s. aureus (soms groep-aStreptokokken) en is de meest voorkomende bacteriële infectie op de kinderleeftijd. wat is de behandeling?

A

zalf : fusidinezuurcreme (3x per dag)
bij ernstige ziekte/koorts: flucoxaciline
bij peniciline overgevoeligheid: claritromycine

impetigo bullosa wordt veroorzaakt door s. aureus phage type 71. Exfoliatieve toxines A en B zorgen dat verschillende huidlagen van elkaar loslaten. behandeling = fusidinezuur en anders flucoxaciline

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

staphylococcal scalded skin syndrome (SSSS) wordt veroorzaakt door s. aureus phage II. Vaak is er sprake van een ziek kind met hoge koorts. Er zijn multipele blaren op een erythemateuze ondergrond en de huid ligt los op het onderliggende weefsel. Het lijken een soort brandwonden, welke erg oppervlakkig zijn. Ook dit wordt veroorzaakt door de exfoliatieve toxines A en B, wat in de bloedbaan terechtkomt. Het is een soort systemische vorm van impetigo bullosa m er zijn toxines in de bloedbaan aanwezig.

A

Het komt vooral voor bij kleine kinderen, omdat hun nierfunctie nog onvoldoende werkt en hierdoor stapeling van toxines ontstaat

behandeling is met flucoxaciline

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

een furunkel wordt veroorzaakt door s. aureus. je kan hem beter niet uitknijpen

A

mensen met een verstoorde afweer of diabetes hebben meer kans op meerdere furunkels, furunculose. Samenvloeiing van furunkuls tot een karbonkel komt vaak recidiverend voor bij mensen met s. aureus dragerschap

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

cellulitis uit zich in redelijk scherp omschreven erythematueze plaques, zonder duidelijke porte d’ entree (wondje) maar aanwezigheid van lymfeoedeem. Cellulitis wordt vaker veroorzaakt door groep A-streptokokken.

A

Behandeling is door flucoxaciline en het vinden van de porte d’entree. Vaak is het unilateraal aanwezig en met name op het distale onderbeen
bloedonderzoek is niet ge:indiceerd, alleen bij ernstig zieken (toont een ontstekingsbeeld)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Erysipelas is een ontsteking van de superficiële dermis (in tegenstelling tot cellulitis, daar zit het dieper). Bij erysipelas is de ontsteking daarom scherper omschreven. erysipelas bevindt zich vaker in het gelaat

A

behandeling: flucoxaciline

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

cellulitis recidiveert in 25% van de gevallen binnen 3 jaar

A

Waar, bij 2 of meer infecties per jaar moet profylactisch behandeld worden met penidural, fenoxymethylpeniciline of feneticiline, clindamycine voor zes maanden

ook obesitas, veneuze insufficiëntie, oedeem, huidbeschadiging, en kolonisatie van s. aureus / groep-a-streptokokken tussen de tenen zijn risicofactoren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

cellulitis kan erg lijken op beelden met veneuze insufficiëntie

A

stase dermatitis, hypostatisch eczeem, lipodermatosclerose,

29
Q

de meeste huidinfecties worden veroorzaakt door s. aureus of groep-a-streptokokken. De behandeling bestaat uit flucoxaciline of indien penicilinegevoeligheid claritromycine.

30
Q

een groep-a-streptokokken infectie kan leiden tot dysfunctie van de hartklep en gewrichtsklachten (door auto-antistoffen)

A

acute rheumatoc fever komt het vaakst voor

bij kinderen heb je ook post-streptokokken acute glomerulonefritis

31
Q

paronychia is een ontsteking van de nagelwatriem en wordt veroorzaakt door s. aureus (indien acuut) of pseudomona (indien chronisch)

A

acuut wordt het behandeld door chirurgische drainage en antibiotica (amoxiciline)

chronisch met lokale corticosteroïden en vermijden van de mechanische oorzaak

32
Q

een groengelige kleur van de nagel doet je denken aan infectie met:

A

pseudomonas aeruginosa

veelal bij kappers, keukenpersoneel en medisch persoon, doordat er veel met water wordt gewerkt.

therapie: azijnzuurbadjes
antibiotica tegen pseudomonas is vaak niet effectief

33
Q

pseudomonas aeruginosa kan bij zwembaden zorgen voor folliculitis. Het heeft een self-limiting beloop, maar bij immuungecompromitteerden moet behandeld worden met fluoroquinolon oraal en azijnzuurbaden

A

door pseudomonas kan ook ecthyma gangrenosum ontstaan: ulcera in de huid

34
Q

bijna iedereen is drager van corynebacteriën, ze groeien op in een vochtig milieu en ruiken sterk bij zweetvoeten

A

corynebacterium minutissimum zorgt voor pitted keratolysis, verweking van de hoornlaag van de huid. Als dit optreedt in de huidplooien, treedt erythrasma op (vooral bij mensen die veel zweten); roodbruine, schilferende maculae, maar geen randactiviteit. behandeling: miconazol

35
Q

aan welke huidinfectie denk je aan bij veelvoorkomend bij slachthuizen en viswerk?

A

erysipeloïd
behandeling: feneticiline

36
Q

luchtweginfecties zijn de belangrijkste doodsoorzaak bij kinderen onder de vijf jaar

A

bij onderste luchtweginfecties komen benauwdheid, hoesten en afwijkingen bij auscultatie vaker voor

37
Q

tonsilitis is meestal self-limiting en wordt veroorzaakt door groep A streptokokken, antibiotica worden alleen gegeven bij ernstig zieke patiënten. welke antibiotica wordt dan gegeven?

A

peniciline

38
Q

welke test kan snel ingezet worden bij vermoeden op een pneumonie?

A

CRP-sneltest: boven 100 is verhoogd risico op pneumonie en geef antibioticum. Bij score 20-100 is klinisch beeld doorslaggevend

39
Q

welke virale verwekker is op wlke leeftijd het meest voorkomend?

A

0-4 jaar: RSV, daarna rhinovirus
5-9 jaar: rhinovirus
10-17: mycoplasma pneumonia, daarna rhinovirus
Het influenzavirus neemt maar een bescheiden aandeel in bij de verwekkers van de CAP.
mycoplasma kan ook een bystander zijn

40
Q

Virusdiagnostiek kan gedaan worden met een neuswat en daarop PCR-onderzoek. Bacteriële diagnostiek kan gedaan worden met een kweek en PCR van bloed of pleuravocht.

41
Q

Overzicht van wel of niet aanvullende microbiologische diagnostiek laten verrichten:
Rhinitis: nee. meestal heeft dit een virale verwekker, zoals het rhinovirus. Aanvullende diagnostiek is niet nodig;
Acute pharyngotonsillitis: nee (uitzondering ernstig zieke patiënt, dan kweek. Waarschijnlijk dan een groep A-streptokok);
Otitis media acuta: nee; vaak wordt dit veroorzaakt door een bacterie zoals Streptococcus Pneumoniae. Haemophilus influenza kan ook de verwekker zijn, maar deze verwekker komt zelden meer voor sinds de vaccinatie tegen deze verwekker is ingevoerd. De behandeling bestaat uit pijnbestrijding met paracetamol. Zelden wordt behandeld met antibiotica;
Milde bronchiolitis: nee (bij ernstig zieke patiënt neuswat, dan waarschijnlijk sprake van RSV);
Acute bronchitis: nee;
Milde pneumonie: nee;
Ernstige pneumonie: neuswat, bloedkweek, pleuravocht. Een lobaire pneumonie wordt vaak veroorzaakt door S. Pneumoniae of H. influenza.

A

een atypische / bilobulaire pneumonie wordt veroorzaakt door mycoplasma pneumoniae

42
Q

hoe wordt een pneumonie behandeld?

A

vaak veroorzaakt door streptococcos pneumoniae, daarom amoxiciline. tweede keus: doxycycline
Bij atypisch: mycoplasma: azitromycine
bij h. influenza: claritromycine

43
Q

alleen influenza type A kan pandemiën veroorzaken

A

antigen drift: kan leiden tot epidemiëen maar gaat om kleine mutaties. verandering van neuramidase en hemagluttinine, Na een eerdere infectie blijft er altijd enige kruisreactiviteit. Antigeen drift virussen beperken zich tot de mens

antigeen shift: uitwisseling van genetisch materiaal tussen verschillende influenzavirussen, waardoor andere subtypes influenza ontstaan. kan zorgen voor pandemieën. kent meerdere gastheren naast de mens

44
Q

wanneer griep behandelen?

A

alleen bij risico op een ernstig beloop

behandelen binnen 48 uur na start klachten
tamiflu / oseltamivir

45
Q

Bij een expiratoir piepende ademhaling met atelectase in de bovenkwab bij een baby, kan sprake zijn van een bronchiolitis met het respiratoir syncytieel virus (RSV) als voornaamste verwekker.

A

Monoklonale antilichamen (mAb’s) zijn antistoffen die worden toegediend aan kinderen in het begin van de jaarlijkse epidemie. Dit kan worden gebruikt als bescherming tegen het RSV. Bij de geboorte wordt 1 prik gegeven, waarna het kind voor een heel jaar beschermd is (Nirsevimab). Dit is een voorbeeld van passieve immunisatie
Je hebt ook maternale vaccinaties: Een connotatie aan deze vorm van passieve immunisatie is dat het mogelijk minder effectief is bij een moeder met een verminderde afweer en bij prematuren, omdat zij minder overdracht van antistoffen zullen krijgen. Een injectie met mAbs na de geboorte beschermt prematuren wel, en waarschijnlijk ook voor een langere duur. Een injectie na de geboorte vormt echter een programmatische uitdaging voor het RVP. Daarnaast bestaat er kans op resistentie tegen mAbs.

46
Q

kinderen die jonger zijn dan één jaar met een luchtweginfectie geef je wel sneller antibiotica

A

bronchiolitis wordt bij jonge kinderen vaak veroorzaakt door RSV. RSV is na malaria de meest voorkomende doodsoorzaak bij kinderen

47
Q

aanwezigheid van veel atypische lymfocyten is voorspellend voor

A

mononucleosis infectiosa (EBV) of CMV

48
Q

Twee ziekten die lymfadenopathie kunnen veroorzaken bij contact met katten zijn:
Kattenkrabziekte: deze ziekte ontstaat door de bartonella bacterie en kan via een krab of beet worden overgedragen. Bij de kattenkrabziekte zijn vaker enkel regionale lymfeklieren aangedaan;
Toxoplasmose: dit is een parasiet die wordt verspreid via de ontlasting van katten. Hierbij is vaker sprake van een gegeneraliseerde lymfadenopathie.

A

voor diagnostiek vaak gepaard (op twee momenten) serum, zodat gekeken kan worden of het een recnte of een eerder doorgemaakte infectie is.
ook PCR (maar toxoplasmose circuleert niet in het bloed). als iemand geen klachten meer heeft kan je ook geen pcr doen

49
Q

toxoplasmose verloopt voor de meeste mensen mild, maar kan bij immuungecompromitteerden leiden tot pneumonie, mengitis en encefalitis. Het is ook voor zwangere vrouwen met name tijdens de eerste drie maanden gevaarlijk: het kan dan zorgen voor infecties en neurologische afwijkingen bij het kind

A

niet ernstig zieke patiënten hoeven niet behandeld te worden, de infectie is vaak self-limiting. Bij risicogroepen moet wel behandeld worden: pyrimethamine en sulfadiazine, eventueel aangevuld met folinezuur (tegen beenmergdepressie door pyrimethamine).

Bartonella wordt behandeld met azitromycine

50
Q

hoe kan je EBV snel diagnosticeren?

A

monosticon/paul-bunell test: agglutinerende antistoffen die door de polyclonale B-celrespons zorgen dat schapenbloed agglutineert.

Met serologie kan worden gekeken of het lichaam antistoffen maakt tegen viral capsid antigen (VCA) en Epstein-Barr virus nuclear antigen (EBNA). Mogelijke bevindingen zijn:
Bij een primaire EBV-infectie is er IgM-VCA en IgG-VCA aanwezig en anti-EBNA is laag of afwezig;
Bij een doorgemaakte EBV-infectie is IgM-VCA afwezig en IgG-VCA en anti-EBNA aanwezig.

51
Q

Antistofverloop EBV
Een virale infectie leidt tot een toename in het aantal leukocyten en linksverschuiving (verhoogd aantal jonge T-cellen). Hierbij zijn er meer T-cellen, omdat dit nodig is om het virus aan te vallen. Een bacteriële infectie geeft juist meer neutrofiele granulocyten. Bij EBV en CMV worden de B-lymfocyten geïnfecteerd, waardoor een T-celrespons ontstaat. Er ontstaan veel voorlopers van T-cellen (T-lymfoblasten). Er is dus een lymfocytose met atypische lymfocyten (10% afwijkende cellen). Er zullen T-cellen in de verschillende stadia zijn en de T-celrespons zorgt voor de symptomen. Er moeten altijd meerdere titers worden afgenomen, omdat de hoeveelheid antistoffen erg kan schommelen over de tijd. Tijdens een EBV-infectie kunnen ook de transaminasen (ALAT/ ASAT) verhoogd zijn.

A

NK cellen spelen een grote rol bij opruiming, doordat EBV zorgt voor downregulatie van MHC1

EBV blijft latent aanwezig in de B-geheugencellen

52
Q

Een standaard soa test test op chlamydia, gonorroe en syfilis

A

hiv, hepatitis B en C alleen op indicatie

53
Q

Bij de patiënt is er sprake van een infectie met chlamydia lymfogranuloma venereum (LGV). Deze vorm van chlamydia komt vooral voor bij immuungecompromitteerden, zoals mensen met hiv. LGV kent een heviger beloop dan de andere vormen van chlamydia, met onder andere abcessen in de lymfeklieren in de lies, proctitis en op termijn mogelijk ernstige stricturen en verklevingen van organen.

A

Van LGV bestaan twee typische klinische presentaties:
Inguinaal syndroom: genitale ulcera en inguinale lymfadenopathie. Wanneer het onbehandeld blijft, ontstaat een chronisch genitale ontsteking met vorming van fistels;
Anorectaal syndroom: proctitis, bloedverlies, rectale afscheiding.

LGV komt vaker voor bij hiv-patiënten

behandeling: doxycycline

54
Q

het wettelijke kader van de infectieziektebestrijding is de wet publieke gezondheid

A

De melding van de ziekte wordt gedaan door de behandelend arts, arts-microbioloog of door het hoofd van een instelling.
Niet alleen meldingsplichtige ziekten (groep A, B en C) moeten gemeld worden, maar ook bij clusters (ongewoon aantal patiënten waarbij je een infectieziekte vermoedt), instellingen met kwetsbare groepen en bij een vermoeden van een ernstig gevaar voor de volksgezondheid moet een melding gemaakt worden

55
Q

Bij groep B en C meldingsplichtige ziekten heeft de burgemeester de leiding

A

waar
Bij B1 (pest, tbc) kan hij een burger gewdongen laten opnemen of in thuisisolatie laten gaan, en gedwongen onderzoek afnemen

bij B2 (mazelen, kinkhoest en hepatitis) kan hij een verbod op beroepsuitoefening geven

en bij C (tetanus, meningokokken) kan hij geen gedwongen maatregelen afgeven

56
Q

bij groep A meldingsplichtige ziekten heeft de minister VWS de leiding. Er zijn op dit moment geen A1 ziekten, maar A2 ziekten zijn SARS covid, ebola, pokken en polio.

A

De minister kan iemand gedwongen laten opnemen, onderzoeken, in quarantaine plaatsen en verbod geven op beroepsuitoefening

57
Q

iemand met een groep A1 of A2 ziekte mag gedwongen worden in quarantaine te gaan, al is nog niet zeker dat hij/zij de ziekte heeft

58
Q

Tot de eerste ring horen degene die dagelijks contact hebben met de indexpersoon en de kwetsbare contacten (jonge kinderen of immuungecompromitteerden)

59
Q

Bij resistentie kan het antibioticum onwerkzaam worden gemaakt door mechanismen van de bacterie. Dit kan een bacterie op verschillende manieren doen:
1. Binnendringen van antibiotica blokkeren. Dit kan bijvoorbeeld worden bereikt door de verandering van porie-eiwitten in de bacteriële celwand, waardoor de toegang voor het antibioticum wordt geblokkeerd;
2. Aanpassing intracellulaire aangrijpingspunt, waardoor het antibioticum niet meer effectief kan binden of zijn functie kan uitvoeren;
3. Wegpompen antibiotica uit de bacterie. Sommige bacteriën ontwikkelen pompsystemen die antibiotica uit de cel kunnen pompen voordat het de kans krijgt om zijn werk te doen. Deze effluxpompen kunnen antibiotica uit de cel verwijderen en verminderen zo de concentratie binnen de bacterie tot een niveau waarop het niet langer effectief is;
4. Vernietigen antibiotica, voordat het binnen kan dringen. Bacteriën kunnen enzymen produceren, zoals beta-lactamasen, die antibiotica afbreken en onschadelijk maken, waardoor ze hun werking verliezen.

60
Q

Hoe draagt een bacterie zijn resistentiegenen over naar een ander species?

A

Conjugatie: dit verwijst naar de directe overdracht van plasmides (en dus resistentiegenen) van de ene bacterie naar de andere. Tijdens conjugatie vormt de bacterie die de plasmide draagt een fysiek contact met een andere bacterie en worden de plasmides overgedragen;
Transductie: hierbij wordt genetisch materiaal, waaronder resistentiegenen, overgedragen van de ene bacterie naar de andere via een bacteriofaag (bacterievirus). De bacteriofaag neemt genetisch materiaal op van een geïnfecteerde bacterie en brengt dit over naar een andere bacterie tijdens een volgende infectie;
Transformatie: dit is het proces waarbij een bacterie stukjes vrij DNA uit zijn omgeving opneemt. Als dit externe DNA resistentiegenen bevat, kan de bacterie deze genen integreren in zijn eigen genoom en zo resistent worden tegen bepaalde antibiotica.
Het is dus vooral de combinatie van het ontwikkelen van resistentiepatronen en daarbij ook het uitwisselen van de resistentiegenen met andere bacteriën, dat ervoor zorgt dat een bepaalde bacteriële infectie niet behandeld kan worden met een bepaald antibioticum.

61
Q

wat is de empirische therapie bij urosepsis?

A

ceftriaxon i.v.

tweedekeus: amoxiciline en clavulaanzuur i.v. en gentamicine
Als de patiënt opgeknapt is en de verwekker bekend is, wordt de therapie aangepast naar orale behandeling met een smalspectrum antibioticum. Als bijvoorbeeld blijkt dat de verwekker E. coli is, wordt er geswitcht naar ciprofloxacine oraal

62
Q

Welke behandeling geef je bij iemand met een ESBL-positieve klebsiella pneumoniae in de katheter?

A

meropenem of ciprofloxacine

63
Q

De q-SOFA-criteria vormen de nieuwe gouden standaard en hebben de SIRS-criteria vervangen. Als er minimaal twee van de drie criteria van de q-SOFA positief zijn, wordt gekeken naar de ‘normale’ SOFA-criteria. Echter geven deze criteria enkel de kans op een sepsis weer.

De q-SOFA-criteria zijn:
Systolische bloeddruk <100 mmHg;
Ademhaling >22/minuut;
Verlaagd bewustzijn (Glasgow coma scale <15).

64
Q

Bij een cholangitis zijn vaak gramnegatieve staven de veroorzaker, oftewel enterobacterales

A

E. coli, Klebsiella,
eventueel anaeroben

65
Q

Wat is de eerste keus behandeling bij cholangitis?

A

ceftriaxon i.v. 200mg 1x dag
galwegdrainage middels ECPR

als dit goed lukt en de patiënt koortsvrij is, kan na 24u gestopt worden met de ceftriaxon. Indien er uit de bloedkweek een verwekker komt, moet er drie dagen behandeld worden met antibiotica

66
Q

E. coli en Klebsiella kunnen ESBL produceren en zo resistent worden tegen bepaalde antibiotica. Bij ESBL-positieve verwekkers werkt ook ceftriaxon niet meer, wat de eerstekeus therapie is bij urosepsis en ernstig zieken.

A

Een mogelijke manier van bacteriën om zich te beschermen tegen antibiotica is het enzym ESBL (Extended Spectrum Bèta-Lactamase). Dit is een enzym dat de beta-lactam-ring van veel breedspectrum antibiotica (penicillines en cefalosporines) af kan breken.

67
Q

Welk type antibiotica geef je bij een ESBL dragerschap en cholangitis met koorts?

68
Q

een bacterie met carbapenemase kan behandeld worden met:

A

colistine, vaak in combinatie met andere dingen