week 2 Flashcards

1
Q

welke organen kun je levend transplanteren?

A

deel lever en nier

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Waarom kan je niet 1 long doneren?

A

theoretisch kan leven met een 1 long door de vele reserve capaciteit maar je zal op latere leeftijd in de problemen komen.
met lever kan het omdat het segment verder kan groeien

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is DCD?

A

als je een behandeling kan stopen en na het staken zal patient op korte termijn : binnen 2 uur overlijden zodat organen beschikbaar zijn voor donatie

–> vaak ALS of MS: neuro niet goed maar wel alle organen in goede conditie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

wat si de death donor rule?

A

je mag niet een orgaan verwijderen zodat dit lijdt tot de dood van de patient.
= dont kill
donor moet dood zijn voor organen meengenomen mogen worden = death requirement

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat zijn kenmerken van DCD?

A
  • patient meot dood zijn binnen 2 uur: warme ischemie tijd
  • hart moet gestopt zijn ( stopt met kloppen maar er is eigenlijk wel iin puls omdat het hart reserve capacitieti heeft voor elektrische capaciteit
  • circulatie is laag: 5 minuten geen druk variatie op de arterie lijn
  • kleur lichaam veranderd
  • patient is niet op een ventilor
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is DBD?

A

compleet en irrecerisbel falen van het cerebrum, hersenstam en medulla

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Waardoor kan de inter craniale druk verhogen?

A
  • bloeding
  • trauma
  • tumor
  • ischemie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hoe komt oedeem en druk?

A
  • hersenen zwellen: druk op vaten –> hypoxie
    –> progressie oedeem
  • stopt pas als de bloedtoevoer naar de hersenen stopt
  • druk om bloeding te stoppen –> hersenen door foramen magnum –> compressen medulla oblangata, hersenstam hier = inklem = irreversibele toestant

= visueze cirkel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat zijn de 6 criterea om hersendood te diagnostiseren?

A
  1. E1, M1,V1 –> er moet EMV3 zijn iedere M.1 is een motorische prikkel
    E: ogen gaan niet open
    M: geen motorische prikkel
    V: geen geluid geen gegorgel meer
  2. geen intoxicaties, hypothermie, hyperthermie –> patient met clean zijn dus alles moet er uit anders kan het de EMV beinvloeden. Dan kan het door medicatie komen
  3. er moet een goede rede zijn van coma
  4. ALLE refelexen moeten negatief zijn, je kan wel bijv 24 uur later weer opnieuw doen, paar wel dan kan inklem begonnen zijn maar alles negatief dan pas hersendood
  5. EEG meet corticale activiteit: mag geen activiteit zijn 9 enige wat je mag zien = hartsalg
  6. reserve capaciteit zit achter in onze schedel in verlengde merg: medulla longata: dit is zo goed bewaakt dat het vaak het laatste is wat uit valt –> dan krijg je apneu
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Met welke testen, testen we de hersenzenuwen?

A
  • Ogen
  • Pupillen
  • Cornea
  • Istachmus: dull eye phenomenon moet vast gesteld worden: ogen gefixeerd in schedel
  • Hoest en slik reflix: er gebeurt niet als je uitzuigt
  • Istachmus bij koude druppels in het oor = ijswater test = inner- ear test: vestibulair reflex
  • Apneu test als laatst –> CO2 moet eerst normaal zijn dan los van beademing en CO2 meten: in takt dan zal er een ademteug komen om minder CO2 te kunnen. Negatief = geen apneu maar hij moet positief zijn
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat zijn indicaties voor een harttransplantatie?

A
  • Eindstadium hartfalen
  • Optimale conventionele behandeling
  • Goede compliance / leefregels/ dieet
  • Geen andere interventeis nodig
  • Aanzienlijke winst te verwchten in duur en kwaliteit van leven
    –> je overlijdt uiteindelijk na 16 jaar door complicaties van medicatie die je krijgt.
    Behouden nierfucntie, goede longfunctie, geen andere belangrijke pathalogie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q
A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly