Week 2 Flashcards

1
Q

Door welke verwekker ontstaat de community acquired sepsis?

A

gramnegatieve meningokok, groep B-meningokok

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is de definitie van een sepsis?

A

Levensbedreigend orgaanfalen, veroorzaakt door een ontregelde gastheerrespons op een infectie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn pro-inflammatoire cytokinen?

A

IL-1, TNF-a

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is een anti-inflammatoire stof?

A

IL-10

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Waar staat ABCDE voor?

A

Airway, breathing, circulation, disability, exposure (temperatuur)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is een mogelijke complicatie bij meningokokkensepsis?

A

Necrose door purpura fulminans

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Welke verwekkers kunnen als superantigeen werken?

A

Exotoxines van de staphylococcus aureus of een groep-a-streptokok

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is het gevolg van blootstelling aan een superantigeen?

A

Cytokinestorm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

hoe ontstaat hyperemie?

A

Door de mestcel die histamine en TNF-a releaset

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Uit welke twee delen bestaat de bloedstollingscascade?

A

primaire hemostase: klontering van bloedplaatjes, serotonine zorgt voor vasoconstrictie
Secundaire hemostase: vorming van trombine, zet fibrinogeen om in fibrine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Welke drie activatieroutes voor complement bestaan er?

A
  1. Alternative pathway: spontane hydrolyse van C3 aan het oppervlak van een bacterie
  2. Klassieke pathway: complement wordt geactiveerd door antistoffen door aan Fc te binden
  3. Lectine pathway: mannose-binding lectine (acute fase eiwit) bindt eerst aan bacterie, daardoor wordt complement geactiveerd
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat zijn de drie effectorfuncties van complement?

A
  1. Door C3A; aantrekken van neutrofielen en leukocyten
  2. Door C3B: herkenningsplaats voor fagocyten
  3. Door C3B vorming van een MAC (membrane attack complex)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hoe worden mestcellen geactiveerd?

A

Door trombine en complement (C3A en C3B)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Welke cytokines produceert een macrofaag en welke effecten hebben deze cytokines?

A

TNF-a en IL-1, hierdoor worden neutrofielen aangetrokken vanuit het bloed, bloedstollings gestimuleerd, aantrekken van fibroblasten die collageen synthetiseren, vermindert je eetbehoefte, verhoogt de slaapbhoefte en stijgt het stepoint in de hersenen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Hoe wordt een macrofaag geactiveerd?

A

Door complement of door bacterie zelf

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Door uitscheiding van cytokine IL-1 en TNF-a gaan de vaatwand onder andere selectines presenteren op het endotheel, om neutrofielen aan te trekken. Welke stof bindt met welk deel aan de neutrofiel?

A

Cytokines zorgen voor selectine presentatie op endotheel. Selectines binden aan Lewis-body
Chemokines zorgen ervoor dat integrine moleculen openen, en integrines binden aan ICAM. Vervolgens vindt diapedese plaats door PECAM

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat is de volgorde van activatie: bloedstollingssysteem, mestcellen (vaatverwijding)/ macrofagen, complementsysteem, neutrofielen

A

:)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Welke stoffen activeren de presentatie van selectines op het vaatendotheel?

A

trombine en histamine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Welke cytokines zorgen voor de aanmaak van nieuwe selectines?

A

TNF-a en IL-1

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat is de goede volgorde van exsudaat?

A

Sereus exsudaat (albumine), purulent exsudaat (neutrofielen), fibrineus exsudaat (fibrine), fibrinopurulent exsudaat, necrose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Goed of fout: als de matrix van longen beschadigd is door bijvoorbeeld pus van neutrofielen, kan het nog herstellen.

A

Fout, alleen als de matrix nog intact is kan een bepaalde mate van herstel optreden. Als de matrix weg is (door pusvorming) wordt dit vervangen door littekenweefsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat wordt er bedoeld met hyaliene membranen in alveoli bij een pneumonie?

A

Hyaliene membranen bestaan uit eiwitten , met name albumine, in het sereus exudaat, die zich afzetten tegen de wanden van de alveoli

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

De goede volgorde is: Weefselschade, bloedstollingssysteem, vasodilatatie door mestcellen, toename vaatwandpermeabiliteit, sereus exsudaat met complement en albumine, endotheelactivatie door macrofagen, neutrofielinflux, verdere toename vaatwandpermeabiliteit en influx van fibrinogeen, fagocytose en herstel. Herhaal dit

A

:)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Als er sprake is van congestie, welke stoffen zou je dan aantreffen in de alveoli?

A

oedeem (sereus exsudaat), veel bacteriën, weinig leukocyten, veel bloed nog IN bloedvaten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Als er sprake is van rode hepatisatie, welke stoffen zijn dan uitgetreden?

A

fibrinogeen (fibrineus exsudaat), influx van neutrofielen (pus), veel rode bloedcellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Als er sprake is van grijze hepatisatie, welke stoffen zijn dan nog over?

A

veel neutrofielen en fibrinedraden (fibrinopurulent). lysis van erytrocyten. Als gevolg van degeneratie en necrose van neutrofielen kan het weefsel nog geel worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Welk effect hebben stervende neutrofielen?

A

Weefselschade die lymfestroom op gang brengen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Hoe stel je klinisch de diagnose meningitis?

A

bij lichamelijke klachten zoals koorts, hoofdpijn, braken, afkeer van licht en geluid, nekstijfheid en een gedaald bewustzijn
Positief teken van Kernig: als je 1 been gestrekt aan een hiel optilt, wil de patiënt dat been buigen
Positief tegen van brudzinski: kin op de borst leggen veroorzaakt optrekken van de benen, en als 1 been gestrekt maximaal omhoog wordt getild, wordt het andere been gebogen en opgetrokken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Bij welk type meningitis treden petechiën op?

A

Meningokokkenmeningitis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Waar bestaat het aanvullend onderzoek uit bij een meningitis?

A

Lumbaalpunctie (liquor), CT scan indien er tekenen zijn voor verplaatsing van intracraniële structuren, bloedkweek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Wordt er bij meningitis gewacht tot er een uitslag van de kweek/punctie is?

A

Nee, er wordt direct gestart met antibiotica behandeling in combinatie met een ontstekingsremmer, dexamethason.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Wat onderscheidt een bacteriële meningitis van een virale meningitis?

A

Verhoogd aantal witte bloedcellen, lage glucose, hoge lactaat

33
Q

Wat zijn mogelijke verwekkers van een meningitis?

A

Meningokokken (neisseria meningitidis), pneumokokken (streptococcus pneumoniae), Haemophilus influenza type B (alleen bij kinderen <5)

34
Q

Wat zijn drie manieren waarop bacteriën de BHB kunnen passeren?

A
  1. Verbreken van tight junctions
  2. Transcytose
  3. Trojaans paard (door transport in fagocyt)
35
Q

Welke 2 eigenschappen van het immuunsysteem leiden tot complicaties als een bacterie de BHB passeert?

A
  1. Er zitten nauwlijks complement of antistoffen in liquor
  2. Er zijn geen lymfeklieren binnen het CZS of de schedel aanwezig
36
Q

Het soort witte bloedcellen dat op een infectie/meningitis afkomt, zegt iets over de verwekker. Welke leukocyten zien we met name bij een bacteriële infectie, en welke bij een virale infectie?

A

Bij een bacteriële: neutrofiele granulocyten en T-helpercellen
Bij een virale infectie: NK-cellen, cytotoxische T-cellen, T-cellen, B-cellen en macrofagen

37
Q

Benoem van de verwekkers van meningitis of ze grampositief of -negatief zijn

A

Meningokok: gramnegatief
Pneumokok: grampositief
HiB: gramnegatief
Allemaal gekapseld!

38
Q

Waarom wordt bij behandeling van meningitis ook een ontstekingsremmer (dexamethason) gegeven?

A

Door de hoge concentratie antibioticum worden veel bacteriën gedood, waarop het afweersysteem grote hoeveelheden aan cytokines zal produceren. De ontstekingsremmer voorkomt een te heftige reactie van het immuunsysteem, waardoor weefselschade (zoals doofheid) wordt voorkomen

39
Q

Welke bacterie geeft een een slechtere prognose bij meningitis?

A

de pneumokok

40
Q

Voor welke meningokokken types worden kinderen tegenwoordig gevaccineerd?

A

Type A, C, W en Y (echter, B is de meest voorkomende oorzaak van sepsis)

41
Q

Welke drie functies krijgt een naïeve T-cel na activatie door een dendritische cel tot T-helpercel?

A
  1. Activeren van macrofagen door cytokinen
  2. Vormen van T-geheugencellen
  3. Vinden van een B-cel met zelfde gepresenteerde MHCII
42
Q

Wat wordt er bedoeld met positieve selectie in een lymfeklier?

A

Selectie van B-cellen die het beste binden aan de FDC.

43
Q

Wat wordt er bedoeld met somatische hypermutatie

A

De hoogste affiniteit van een B-cel aan een FDC met antigen wordt bereikt door somatische hypermutatie. somatische hypermuattie is het spelen in aminozuurvolgorde van variabele delen van het antistof. Dit wordt gedaan door puntmutaties, om verschillende combinaties van het variabele deel van een antistof te proberen

44
Q

Wat gebeurt er nadat er B-cel gevonden is met de hoogste affiniteit?

A

Dan komt er nog een keer een T-helpercel aan te pas, die checkt of de gevormde antistof goed is.

45
Q

Noem vijf functies van macrofagen

A
  1. Fagocytose van microben / dood weefsel
  2. Killen van gefagocyteerd materiaal
  3. Aanzetten van chemotaxis van neutrofielen, fibroblasten en keratinocyten
  4. Aanzetten van angiogenese
  5. Rol in het remodelleren van matrix bij wondgenezing
46
Q

Welk microscopisch verschil zie je bij acute reacties en langdurige reacties?

A

Acuut: neutrofielen
Chronisch: B- en T-cellen, fibroblasten, macrofagen

47
Q

Welke cellen bevinden zich in de randsinus?

A

macrofagen, dendritische cellen, losse antigenen, enkele neutrofielen

48
Q

Welke vaccinaties krijgen alle kinderen tot en met 11 maanden?

A

DKTP-Hib-HepB (4x) en Pneumokokken (3x)

49
Q

Hoe vaak krijg je DKTP vaccinatie?

A

6x alleen 6e keer is zonder kinkhoest

50
Q

Hoe vaak krijg je BMR vaccinatie?

A

2x

51
Q

Wat wordt bedoeld met herd-immunity?

A

Dat als genoeg mensen gevaccineerd zijn, ongevaccineerden ook automatisch beschermd zijn

52
Q

Wat gebeurt er bij polio?

A

Verzwakking van spieren

53
Q

Is polio een virus of bacterie?

A

virus

54
Q

Wat zijn symptomen van difterie?

A

moeilijk ademen, conjunctivitis, lymfadenitis, myocarditis, verlamming

55
Q

Wordt difterie veroorzaakt door een bacterie of virus?

A

bacterie, Corynebacterium diphtheriae

56
Q

Wordt rode hond veroorzaakt door een virus of bacterie?

A

Virus, rubellavirus

57
Q

Wat zijn symptomen van rode hond?

A

Huiduitslag achter het oor, daarna op het hoofd en daarna op de romp. Complicaties zijn blindheid en doofheid, kans op geestelijke achterstand

58
Q

Wordt kinkhoest veroorzaakt door een bacterie of virus?

A

bacterie, bordetella pertussis

59
Q

Wordt tetanus veroorzaakt door een virus of bacterie?

A

bacterie, Clostridium tetani

60
Q

Wat zijn de gevolgen van tetanus?

A

Remt de inhibitie van spiercontracties, dus overmatige bewegingen (bolle rug)

61
Q

Worden mazelen veroorzaakt door een bacterie of virus?

A

virus

62
Q

Wat is het ziektebeeld van mazelen?

A

begint met koorts, snotteren en hoesten, na een week rode vlekjes die beginnen achter je oren en die trekken vervolgens je hele lichaam over

63
Q

Wat zijn complicaties van mazelen?

A

longontsteking, otitiis media en soms encefalitis

64
Q

Hoe wordt bof veroorzaakt?

A

Door het bofvirus

65
Q

Wat zijn symptomen en complicaties van bof?

A

dikke wangen, moeite met slikken. Complicaties zijn meningitis en onvruchtbaarheid

66
Q

Welke types HPV staan bekend als high-risk?

A

16 en 18

67
Q

Tegen welke ziekte wordt een levend virus als vaccin gebruikt?

A

bof, mazelen en rubella (BMR)

68
Q

Wat is de functie van adjuvans in vaccins?

A

Zorgt voor activatie van T-cel, cytokineproductie, meer antistof productie, meer lymfocyten, meer antigeenpresentatie en het langer aanwezig zijn van antigenen

69
Q

Welk type vaccin is een vaccin tegen een gekapselde bacterie?

A

Een conjugaat/toxoide vaccin

70
Q

Welk type vaccin creeërt een sterkere respons: dood, subunit of levend?

A

Levend

71
Q

Tegen welke verwekkers wordt een conjugaatvaccin gebruikt?

A

Gekapselde bacterien, H. influenza b, S. pneumoniae, N. meningitidis

72
Q

Wat voor type bacterie is de streptococcus pneumoniae? Heeft hij een kapsel of niet?

A

grampositief, met kapsel

73
Q

Welke pro-inflammatoire cytokinen scheidt een macrofaag uit, nadat hij met zijn TLR heeft gebonden aan een PAMP?

A

IL1, IL6 en TNF-a

74
Q

Als gevolg van weefselschade geïnduceert door de pneumokok, worden mestcellen geactiveerd. Als gevolg daarvan gaat de mestcel histamine uitscheiden. Welke twee effecten heeft histamine?

A
  • vasodilatatie
  • toename van de vaatwandpermeabiliteit
75
Q

Als gevolg van de toename van de vaatwandpermeabiliteit komt sereus exsudaat in de alveoli. Welke drie componenten zitten in sereus exsudaat?

A
  1. Albumine, wat leidt tot oedeemvorming
  2. Acute fase eiwitten, zoals CRP
  3. Complement
76
Q

Complement bindt aan de autolyseerde fragmenten van de bacterie (doordat hij gekapselde bacteriën niet kan opsoniseren). Welke twee functies heeft C3A?

A
  1. Aantrekken van neutrofielen
  2. Afgifte van SGF: meer neutrofielen productie vanuit beenmerg = links verschuiving
77
Q

In de milt zitten veel T-cel onafhankelijke B-cellen, die enkel IgM kunnen produceren. IgM zet niet aan tot opsonofagocytose, enkel complementactivatie.

A

thats it

78
Q

Wat wordt er bedoeld met affiniteitsmaturatie?

A

Somatische hypermutatie en selectie