Week 2 Flashcards

You may prefer our related Brainscape-certified flashcards:
1
Q

beschrijf de wisselwerking tussen mentale stoornissen en chronische medische stoornissen, welke risico factoren kunnen worden onderscheiden.

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

De thornicroft methode beschrijf drie levels waarop mensen met comorbide (medische en mentale stoornissen) behandeld kunnen worden. Welke drie levels zijn dit? geef per level aan wat het er belangrijk is.

A
  1. population and community (macro)
    -consensus tussen belanghebbende
  2. facility level (meso)
    -creeeren van samenwerkende care teams, zodat programmas ontwikkeld kunnen worden.
  3. individual and family level (micro)
    -programmas inzetten en mensen benaderen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

welke drie redenen kunnen genoemd worden voor comorbiditeit tussen HIV en depressie?

A
  1. psychosociale factoren
  2. neurobiological changes (because of aids)
  3. depression before HIV
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat zijn de vier belangrijkste symptomen van depressie bij mensen die leiden aan HIV?

A
  1. anhedonia=geen plezier meer halen uit zaken voor je voorheen wel plezier uit haalde
  2. insomnia
  3. loss of appetite
  4. memory and concentration difficulties
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

wat geven deze grafieken over vluchtelingen weer?

A
  1. vluchtelingen kunnen in 20% van de gevallen gediagnosticeerd worden met en vorm van een angststoornis
  2. de algehele populatie betreft 10% dus vluchtelingen is hoger.
  3. vergeleken met mensen in conflictgebieden is het het zelfde.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat geven de onderstaande grafieken weer?

A

zelfde manier benaderen als vragen omtrent angst. spreken voor zich

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat geven de onderstaande grafieken over vluchtelingen weer?

A

wederom aflezen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat kunnen we zeggen over de verschillen in prevalentie van angst, depressie en ptsd tussen volwasse en jonge vluchtelingen?

A

ongeveer het zelfde

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat zijn de gevolgen van opsluiting op depressie, angst en ptss bij vluchtelingen in vergelijking met vluchtelingen die niet opgeloten worden?

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is stress-sensitization

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hoe kan de theorie van Hormesis toegepast worden op functionaliteit van stress?

A

Stress is niet altijd disfunctioneel en daarom niet lineair. Hoe meer stress is niet gelijk aan minder performance.

een beetje stress is gunstig aleen opgegeven moment vormt het een kantel punt en dan wordt het liniair steeds problematischer.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Beschrijf de allostatic load theory

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Beschrijf de Kindling hypothese

A

definieert episodes van stoornissen als stressvolle epidsodes.

afbeelding geeft weer dat stressvolle periodes de grens (heuvel) tussen fijne en niet fijne staat wordt verlaagd door stresvolle gebeurtenissen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

beschrijf de cognitive theory van oorzaken van depressie

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Beschrijf de neurotrophic theory of stress

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly