Week 2 Flashcards
Hoe kun je het zs onderverdelen?
-Perifeer
-Centraal
Hoe kun je het perifere zs onderverdelen?
-Afferent (naar de hersenen)
-Efferent->autonoom en somatisch
Wat is een ander naam voor adrenaline?
Epinephrine
Hoe kunnen farmaca voor het autonoom zs op basis van functie ingedeeld worden?
-Parasympathicomimetica (werking nabootsen/activeren)
-Parasympathicolytica (remmen werking parasympathicus)
-Sympathicomimetica
-Symapathicolytica
Welke chemische indeling is er voor farmaca voor het autonoom zs?
-Cholinerge: lijken op ACh
-Adrenerge: lijken op (nor)adrenaline
-Dopaminerge: lijken op dopamine
-Purinerge: lijken op purine
Waarop hebben de efferente banen van het parasympatisch zs effect?
-Hart
-Gladde spieren
-Exocriene klieren
-Synapsen
Waarop heeft het somatisch zs effect?
Skeletspieren
Waarop heeft het sympatische zs effect en tot welke systemen horen deze doelorganen (2e synaps)?
-Cholinerge: zweetklieren
-Adrenerge: hart, gladde spieren, synapsen
-Dopamine: renale bloedvaten
-Sympatisch: bijniermerg
Beschrijf de werking van een cholinerge synaps
- Choline wordt opgenomen in de zenuwcel
- Choline + acetyl-CoA-> CoA + ACh onder invloed van ChAT
- ACh wordt in blaasjes opgeslagen aan de zenuwuiteinde
- Bij depolarisatie wordt ACh vrijgemaakt en afgegeven in de synaptische spleet
- Acetylcholinesterase (AChR) breekt ACh af in de synapsspleet
Hoe verlopen de parasympathische vezels?
-Ze ontspringen hoog in het ruggenmerg of sacraal
-Het primaire neuron is lang en komt dichtbij het doelorgaan -1e synaps: ACh op N2 receptor
-Synaps op doelorgaan: ACh op M receptor
Wat voor receptoren zijn muscarine receptoren?
GPCRs
Hoe verlopen de sympathische vezels?
-Het ganglion ligt dichtbij het ruggenmerg (paravertebrale ganglia)
-1e synaps: ACh op N2 receptor in de grensstreng
-2e synaps: 3 soorten
Welke neurotransmitters en receptoren zijn bij de 2e synaps van de sympathische systemen betrokken?
-Cholinerge: ACh op M receptor
-Adrenerge: NE op adrenerge receptoren
-Dopamine: Dopamine op dopamine receptoren
-Bijniermerg: ACh op N2, waardoor (nor)adrenaline wordt vrijgemaakt
Welke neurotransmitter en receptor zijn betrokken bij de innervatie door het somatisch zs?
ACh op N1 receptoren
Met welke middelen kan ingegrepen worden op het systeem van ACh?
- Hemicholinium
- Triethylcholine
- Tetrodotoxine
- Botulinetoxine
- M- en N-receptor a(nta)gonisten
- Cholinesteraseremmers
Hoe werkt hemicholinium?
Het remt de opname van choline door het neuron
Hoe werkt triethylcholine?
Het lijkt op choline en wordt als vals substraat door het neuron opgenomen. Daardoor kan vervolgens geen ACh gevormd worden
Hoe werkt tetrodotoxine?
Het remt de Na-kanalen waardoor het neuron niet kan depolariseren en er daardoor geen ACh wordt afgegeven
Hoe werkt botulinetoxine?
Het zorgt ervoor dat ACh niet uit de blaasjes wordt afgegeven
Hoe werken M- en N-receptor agonisten en antagonisten?
Ze remmen/blokkeren de cholinerge receptoren op het postsynaptisch membraan
Hoe werken cholinesteraseremmers?
Ze remmen acetylcholinesterase waardoor er meer ACh aanwezig is in de synapsspleet en er een grotere respons is als het neuron vuurt (bv. neostigmine en physostigmine)
Welke soorten cholinerge receptoren zijn er?
- Muscarine: M1 t/m M5 (GPCRs)
- Nicotine: classificatie op basis van subunits (alfa t/m eta, ionkanaalreceptoren)
Waarmee hebben de M receptoren affiniteit?
Hoog naar laag:
Muscarine-> ACh-> Nicotine
Waarmee hebben N receptoren affiniteit?
Hoog naar laag:
Nicotine-> ACh-> Muscarine
Wat betekent een hoge affiniteit voor de pEC50 en EC50?
-pEC50: hoog
-EC50: laag
Wat betekent een hoge affiniteit?
Er is al een effect bij een lage concentratie (curve verder naar links)
Waar hebben nicotine receptoren een effect en welk effect is dat?
-Ganglia: transmitter afgifte
-Bijniermerg: (nor)adrenaline
-Presynaptisch: transmitter afgifte
-Skeletspier: contractie
Waar bevinden de subtypen muscarine receptoren zich?
-M1: CZS (brein), perifere zenuwen
-M2: hart, zenuwen
-M3: exocriene klieren, gladde spieren
-M4: CZS (locomotie)
-M5: CZS
Waar hebben muscarine receptoren een effect en welk effect is dat?
-Hart: verlaging HF, inotropie en HMV (+BD)
-Arteriën: verwijding (verlaging BD)
-Presynaptisch: verlaging transmitter afgifte
-Gladde spieren: contractie oog, bronchiën, maagdarmkanaal en urineblaas
-Exocriene klieren: traan-, speeksel-, bronchiale- en zweetsecretie
Welke parasympathicomimetica zijn er?
-Pilocarpine
-Bethanecol
-Neostigmine
-Pyridostigmine/neostigmine
-Rivastigmine
-Insecticiden
-Zenuwgassen?
Wat doet pilocarpine?
Het is een cholinerge agonist die de oogdruk naar beneden haalt. Bij glaucoom (staar)
Wat doet bethanechol?
Het is een agonist die urineretentie opheft door de blaas samen te laten trekken
Wat doet neostigmine
Het is een acetylcholinesteraseremmer en verhoogt dus de hoeveelheid ACh in de synapsspleet. Het helpt bij de herstel van spierverslapping na anesthesie
Waarbij helpen neostigmine en pyridostigmine?
Bij myasthenia gravis, een auto-immuunziekte van spierzwakte
Wat doet rivastigmine?
Helpt bij alzheimer. Het is een lipofiele stof dus het komt door de bloed-hersenbarriere. Het werkt op de M-receptoren in het CZS en is ook een acetylcholinesteraseremmer.
Hoe werken insecticiden en zenuwgassen?
Ze zijn AChRs die oncontroleerbare contracties veroorzaken wat o.a. zorgt voor een verlaging van hartfrequentie
Wat zijn de bijwerkingen van muscarine agonisten?
-Diarree (contracties spijsverteringskanaal)
-Zweten (activatie sympathische M-receptoren)
-Miose
-Misselijkheid (contracties maagdarmkanaal)
-Urinelozing (contractie blaas)
Wat is er aan de hand bij glaucoom?
De oogdruk loopt op omdat de iris het afvoerkanaal van het oogvocht (kanaal v Schlemm) verstopt
Welke M agonisten zorgen voor pupilvernauwing en -verwijding?
-Mydriase (verwijding): atropine
-Miose (vernauwing): pilocarpine
Hoe werkt botulinetoxine A?
Het bindt met het presynaptisch membraan van cholinerge zenuwen en blokkeert de afgifte van ACh
Voor welke klachten zorgt botulinetoxine A?
-Spierverslapping, verlamming na 3 dagen bij lokale toediening (duurt 8-12 weken)
-Duizeligheid
-Remming exocriene klieren
-Herstel naarmate nieuwe zenuweindigingen ontwikkelen
Waarvoor kan botulinetoxine gebruikt worden?
-Blefarospasme: spasme ooglid
-Hemifacialisspasme: spasme helft gezihtsspieren
-Torticollis spasmodica: nekspieren aan 1 kant verkrampt
-Strabismus: scheelzien door spasme
-Hyperhydrose: overmatig zweten
-Chronische migraine
-Face-lift
Wat zijn de verschillen tussen mannen en vrouwen wat betreft migraine?
Vrouwen:
-2-3 x vaker migraine
-3 x vaker transitie van episodische naar chronische migraine
Beschrijf de werking van een noradrenerge synaps
- Het aminozuur tyrosine wordt opgenomen in het neuron
- Tyrosine-> DOPA o.i.v. tyrosinehydroxylase
- DOPA-> dopamine o.i.v. L-dopa decarboxylase
- Dopamine-> noradrenaline o.i.v. dopamine beta-hydroxylase
- Noradrenaline wordt opgeslagen in blaasjes en bij een depolarisatie afgegeven
- NA reuptake: groot deel heropgenomen en teruggestopt in blaasjes
Met welke middelen kan ingegrepen worden op het adrenerge systeem?
-Tetrodotoxine
-Reserpine
-Guanethidine
-Cocaine en tricyclische antidepressiva
-Receptoren stimuleren/blokkeren met alfa- en beta-adrenerge a(nta)gonisten
Hoe werkt tetrodotoxine?
Het remt de depolarisatie van het neuron
Hoe werkt reserpine?
Het remt het transport van noradrenaline terug de blaasjes in, waardoor er depletie van NA plaatsvindt (geen NA in de blaasjes)
Hoe werkt guanethidine?
Het remt NA afgifte doordat het ervoor zorgt dat de blaasjes NA niet worden afgegeven. Dit zorgt ook voor een depletie van NA
Hoe werken cocaïne en tricyclische antidepressiva?
Ze remmen de NA reuptake. Daardoor is er meer NA in de synapsspleet en ontstaat er een grotere prikkelbaarheid na sympathicus stimulatie
Welke soorten adrenoreceptoren zijn er?
->α1 en α2
->β1, β2 en β3 (in vetweefsel)
Welke stoffen hebben affiniteit met de α-adrenoreceptoren?
Hoge naar lage affiniteit:
Noradrenaline-> adrenaline-> isoprenaline
Welke stoffen hebben affiniteit met β1-receptoren?
Hoge naar lage affiniteit:
Isoprenaline-> adrenaline-> noradrenaline
Welke stoffen hebben affiniteit met β2-receptoren?
Hoge naar lage affiniteit:
Isoprenaline-> adrenaline
(Vrijwel) geen affiniteit met noradrenaline
Kunnen stoffen 100% selectief zijn?
Nee, altijd als er heel veel stof wordt toegevoegd zullen er ook andere receptoren gestimuleerd worden
Wat zijn de doelorganen van de verschillende adrenerge receptoren?
-α1: bloedvaten
-α2: bloedvaten (ook pre-synaptisch)
-β1: hart
-β2: bloedvaten en bronchiën
Wat zijn de agonisten van α1-receptoren?
-Adrenaline
-Noradrenaline
-Fenylephrine (bij verstopte neus)
-Amfetamine (speed)
Wat zijn de agonisten van α2-receptoren?
-Adrenaline
-Noradrenaline
-Clonidine
-Amfetamine (speed)
Wat zijn de farmacologische effecten van α1-adrenoreceptor agonisten?
-Vasoconstrictie
-Verhoging perifere weerstand
-Verhoging bloeddruk
-Mydriasis (pupilverwijding)
-Sluiting van urineblaas sphincter
Welke therapeutische gebruiken hebben α1-adrenoreceptor agonisten?
-Lokale bloeding: constrictie vaten
-Verkoudheid: constrictie vaten in de neus
-Inductie mydriasis
-Verlenging werking lokale anaesthetica: lokale constrictie vaatbed houdt anaesthetica lokaal
-Shock: laten bloeddruk stijgen
Wat zijn de farmacologische effecten van α2-adrenoreceptor agonisten
-Verminderde transmitter afgifte (negatieve terugkoppeling, pre-synaptische werking)
-Vasoconstrictie (post-synaptische werking)
-Verminderde insuline afgifte, leidt tot verhoogde glucosespiegel
Welke β1-adrenoreceptor agonisten zijn er?
-Adrenaline
-Noradrenaline
-Isoprenaline
-Dobutamine (shock)
Welke β2-adrenoreceptor agonisten zijn er?
-Adrenaline
-Isoprenaline
-Salbutamol (astma)
Wat zijn de farmacologische effecten van β1-adrenoreceptor agonisten?
-Stijging hartfrequentie
-Stijging hartcontractiliteit
-Stijging geleiding in het hart
-Stijging renine afgifte
Waarvoor worden β1-adrenoreceptor agonisten therapeutisch gebruikt?
-Hartstilstand, om het hart weer aan de gang te krijgen
-Hartblok (tijdelijk)
Wat zijn de farmacologische effecten van β2-adrenoreceptor agonisten?
-Vaatverwijding
-Daling perifere weerstand
-Verslapping bronchi (dilatatie)
-Verslapping baarmoeder
-Stijging glycogenolyse in spieren en lever
-Stijging glucagon afgifte
Waarvoor worden β2-adrenoreceptor agonisten therapeutisch gebruikt?
-Astma
-Dreigende vroeggeboorte door relaxerende werking op de uterus
Wat zijn de antagonisten van α1 EN α2-adrenoreceptoren?
-Fentolamine
-Phenoxybenzamine (irreversibel)
Wat zijn de antagonisten van α1-adrenoreceptoren?
-Prazosine
-Doxazosine
Wat is de antagonist van α2-adrenoreceptoren?
Yohimbine
Wat zijn de farmacologische effecten van α1-adrenoreceptor antagonisten?
-Bloedvaten: vasodilatatie
-Perifere weerstand: verlaagd
-Bloeddruk: verlaagd
-Prostaat: relaxatie
-Urineblaas sphincter: opening
Waarvoor worden α1-adrenoreceptor antagonisten therapeutisch gebruikt?
-Hypertensie (geen fentolamine)
-Prostaat hypertrofie
-Phaeochromocytoom (pre-operatief): bijniertumor waardoor lokaal veel productie van (nor)adrenaline plaatsvindt
-Perifeer vaatlijden (Raynaud)
-Impotentie
Wat zijn de farmacologische effecten van α2-adrenoreceptor antagonisten?
-Transmitter afgifte: verhoging
-Vaatvernauwing: netto geen effect
-Insuline afgifte: verhoging
Wat zijn de antagonisten van β1 EN β2-adrenoreceptoren?
-Propanolol
-Pindolol
Wat zijn de antagonisten van β1-adrenoreceptoren?
-Atenolol
-Metoprolol
Wat zijn de antagonisten van α1, β1 en β2-adrenoreceptoren?
-Labetalol
-Carvedilol