Week 15 Flashcards
Parasitaire wormen
- Wat?
- Soorten?
Wat? –> helminthen
Soorten? –> rondwormen (nematoda) en platwormen (platyhelminthen), die twee soorten hebben: lintwormen (cestoda) en zuigwormen (trematoda).
Verspreiding heminth infecties
Sterk afhankelijk van de ontwikkelingscyclus en wijze van transmissie. Twee opties:
- Directe ontwikkelingscyclus: 1 gastheer.
- Indirecte ontwikkelingscyclus: 2 of meer gastheren.
Enterobius vermicuralis (aarsmade)
- Ontwikkelingscyclus
- Symptomen
- Diagnostiek
- Therapie
- Ontwikkelingscyclus: orale opname ei, komt in darm en legt eitjes in anus, wat jeukt. Eieren komen op handen, wat weer op voedsel kan komen, wat het weer door kan verspreiden.
- Symptomen: jeuk rond de anus, kleine witte wormpjes op de ontlasting (ca. 1cm). Geen complicaties, geen migratie door weefsels.
- Diagnostiek: determinatie adulte worm in ontlasting of plakband preparaat. Ei is eenzijdig afgeplat met een dubbele eischaal.
- Therapie: volwassenen en kinderen mebendazol p.o. 1dd 100 mg, na 14 dagen herhalen. Geen resistentie bekend, dus een recidief betekend herinfectie. Mebendazol niet tijdens zwangerschap.
Ascaris lumbricoïdes (spoelworm)
- Ontwikkelingscyclus
- Symptomen
- Diagnostiek
- Therapie
- Ontwikkelingscyclus: ei in feces –> ontwikkeling ei –> orale opname ei –> in darm larve uit ei –> larve penetreert mucosa en migreert naar bloedvat –> versleping naar alveoli –> penetreert long –> larven opgehoest –> larve doorgeslikt (dag 14) –> volwassen in darm –> man en vrouw, seksuele voorplanting –> ei. Dit duurt 60 dagen. Transmissie is dus feco-oraal.
- Symptomen:
Migratie fase: Löffler syndroom –> koorts, hoesten, eosinofilie, pulmonair infiltraat.
Volwassen worm fase: lengte adult is 15-20 cm. Bij weinig wormen geen symptomen, maar bij veel buikpijn, obstructie, ondervoeding, zwerflust (afsluiting galgang), verhoogd IgE en eosinofilie. - Diagnostiek: wormeieren onderzoek in feces en dan determinatie worm in feces.
- Therapie: albendazol p.o. eenmalig 400 mg.
Strongyloïdes stercoralis
- Ontwikkelingscyclus
- Symptomen
- Diagnostiek
- Therapie
- Indicatie sceenen
- Ontwikkelingscyclus: in principe hetzelfde als de ascaris, maar deze parasiet kan zich ook in dezelfde gastheer vermenigvuldigen en hoeft daarvoor niet uitgescheiden te worden.
- Symptomen: infectie kan jaren-decenia duren en geeft volgende symptomen:
Darm: diarree & buikpijn
Long: vocht (Löffler syndroom, pneumonie)
Weefsel migratie: ontstekingsreactie –> koorts
Huid: jeuk (larva currens (streepvormig onder de huid), met name perianaal)
Asymptomatisch bij immuuncompetenten mogelijk. Bij immuungecompromitteerd kans op disseminatie: alle organen inclusief CNS, abces vorming en kan ernstig beloop hebben (hyperinfectie, dood). - Diagnostiek: indicaties zijn eosinofilie, wat afwezig/lager kan zijn bij een hyperinfectie, immuun-gecompromitteerd of immuunsuppressie. Diagnostiek bestaat uit larven in feces (PCR) + specifieke antilichamen (serologie). Bij disseminatie zijn er larven in ieder lichaamsvocht te vinden (BAL, liquor).
- Therapie: ivermectine p.o. 1dd 0,2 mg/kg voor 2 dagen. Duur afhankelijk van de immuunstatus.
- Indicatie screenen: bij een risico op hyper-strongyloidiasis, wat is bij een hoge dosis immuunsuppressiva (transplantatiepatiënten) en hematologische patiënten.
Afweer tegen invasieve wormen
Het zijn multi-cellulaire grote pathogenen, waarvan de afweer voornamelijk bestaat uit eosinofielen, mestcellen en macrofagen. Hierin zie je een Th2 reactie, die leidt tot het vrijkomen van cytokines IL-4, IL-5 en IL-13. Dit zorgt voor activatie van eosinofielen en mestcellen, wat dezelfde spelers zijn als bij een allergie.
Schistosomiasis
- Wat?
- Verwekker?
- Ontwikkelingscylcus?
- Lokatie nesteling?
- Pathogenese?
- Wat? –> schistosomiasis = Bilharziasis, een importziekte uit tropische gebieden.
- Verwekker? –> door de parasitaire platworm, schistosomen. Soorten zijn:
Humane: S. mansoni, japonicum, mekongi, intercalatum, haematobium.
Andere soorten: S. bovis, matthei. - Ontwikkelingscylcus? –> de mansoni heeft een specifieke tussengastheer, de zoete waterslak, die bepalend is voor de verspreiding. Via de slak gaat de cercaria in het water en penetreert dan de huid, waarna deze zijn eitjes in de darm legt, die dan weer uitgescheiden worden en in het water terecht komen.
- Lokatie nesteling? Ligt aan de soort. Schistosoma mansoni en de andere humane soorten zitten in de venen rondom de darm en de eieren door de vaatwand en darmwand. De schistosoma haematobium zit in de venen rondom de blaas en de eieren door de vaatwand en blaaswand heen.
- Pathogenese? –> de uitgescheiden eieren zijn de voornaamste oorzaak van pathologie en kunnen een leverontsteking en leverfalen veroorzaken. De volwassen wormen veroorzaken in principe geen schade, maar voorkomen wel een afdoende afweerrespons en kunnen jaren/decennia blijven leven.
4 klinische stadia van schistosomiasis, vragen per stadium:
- Symptomen, preventie en therapie?
- Symptomen?
- Lokalisatie + symptomen?
- Symptomen s. mansoni en s. haematobium?
- Invasiestadium: dit is de penetratie van de cercariën, die een cercariën dermatits (zwemmerjeuk) veroorzaken. Dit geeft jeuk, papillaire uitslag en duur 2-3 dagen. Klachten zijn vooral heftig bij niet-humane schistosoma soorten. Preventie bestaat uit afdrogen en evt. water chloreren/joderen/verhitten. Therapie bestaat uit antihistaminica/anti-pruritis middelen.
- Katayama-syndroom (acute schistosomiasis): 2 wk na infectie, 6-8 weken. Geeft koorts (re-intermitterend), oedeem, urticaria met eosinofilie. Andere klachten kunnen zijn lethargie, spierpijnen, gewrichtspijn, hoesten en diarree (m.n. bij niet-immune personen zware eerste infectie).
- Gevestigde infectie.
- S. mansoni (mesenteriale vaten) –> eieren op weg naar buiten door colon en rectum. Achterblijvende eieren (ca. 50%) geven ulceratie, buikpijn en dysenterie (diarree, bloed bij ontlasting, buikpijn, vermoeidheid) geven.
- S. haematobium (plexus blaas) –> eieren door blaaswand. Kleine laesies geven hematurie en bij een zware infectie zie je pijnlijk urineren (dysurie). - Chronische schistosomiasis
- S. mansoni: portale hypertensie, hepatosplenomegalie, leverfibrose, ascites, decompensatie, pseudo-polyposis.
- S. haematobium: pseudopapillomas, tuberkels, obstructie ureter, hydronefrose, nierfunctiestoornissen, uremie, slechte blaasfunctie, blaascarcinoom.
Schistosomiasis diagnostiek
Feces/urine onderzoek + (serologisch onderzoek) + (urine-Ag)
Therapie schistosomiasis
Praziquantel 40-60 mg/kg in 1-2 dosis, 1 dag. Therapie ook effectief tegen volwassen wormen.
Hoe kunnen de wormen bij schistosomiasis de afweerrespons van de gastheer beïnvloeden?
De initiële respons bestaat uit Th1 cellen, maar later verschuift deze naar de Th2 cellen. Later opkomende T-reg cellen zorgen voor afremming van deze reacties, maar de worm is dan nog steeds aanwezig in het lichaam. Th2 wordt dan geremd.
Hoe kunnen de wormen bij schistosomiasis de afweerrespons van de gastheer beïnvloeden?
De initiële respons bestaat uit Th1 cellen, maar later verschuift deze naar de Th2 cellen. Later opkomende T-reg cellen zorgen voor afremming van deze reacties, maar de worm is dan nog steeds aanwezig in het lichaam. Th2 wordt dan geremd.
Hygiëne hypothese
We hebben nu een verhoogde gevoeligheid voor het ontwikkelen van allergische ziekten. Dit komt door remming van activatie/ontwikkeling van het immuunsysteem, met name door gebrek aan expositie aan infectieuze agentia, wat de inductie van immuno-tolerantie verstoort.
Allergie definitie
Een overdreven reactie van het afweersysteem, die bij een deel van de mensen optreedt op natuurlijke stoffen, die van buiten het lichaam afkomstig zijn.
Type I allergische reactie
- Immuunreactant
- Antigen
- Effector mechanisme
- Voorbeeld hypersensitivitieit
IgE gemedieerd
- Immuunreactant: IgE.
- Antigen: wateroplosbaar.
- Effector mechanisme: mestcelactivatie.
- Voorbeeld hypersensitivitieit: allergische rhinitis, astma, systemische anafylaxie.
Type II overgevoeligheidsreactie: 2 soorten
- Immuunreactant
- Antigen
- Effector mechanisme
- Voorbeeld hypersensitivitieit
Antilichamen binden aan antigenen gebonden aan de extra-cellulaire matrix of een celoppervlak, resulterend in destructie.
- Immuunreactant: IgG
- Antigen 1: cel- of matrix geassocieerd antigen.
- Effector mechanisme 1: complement en FcR-cellen (fagocyten, NK-cellen) activatie.
- Voorbeeld hypersensitivitieit 1: geneesmiddelenallergie (bijv. penicilline)
- Antigen 2: cel-oppervlak receptor.
- Effector mechanisme 2: antilichaam verstoort signalering.
- Voorbeeld hypersensitivitieit 2: chronische urticaria (antilichaam tegen FCeRIa).
Type III overgevoeligheidsreactie
- Immuunreactant
- Antigen
- Effector mechanisme
- Voorbeeld hypersensitivitieit
Antilichamen binden aan circulerende antigenen en vormen complexen die neerslaan mn in de kleine bloedvaten.
- Immuunreactant: IgG
- Antigen: wateroplosbaar antigen
- Effector mechanisme: complement, fagocyten. Deze zorgen voor vorming van immuuncomplexen + complement, wat aan het bloedvat gaat zitten.
- Voorbeeld hypersensitivitieit: serumziekte, arthus reactie (lokale vasculitis)
Type IV overgevoeligheidsreactie: 3 soorten
- Immuunreactant
- Antigen
- Effector mechanisme
- Voorbeeld hypersensitivitieit
T-cel gemedieerde celdestructie
- Immuunreactant: Th1 cel.
- Antigen: wateroplosbaar antigen
- Effector mechanisme: macrofaag activatie (IFNy die macrofaag zelf ook weer activeert) –> chemokinen, cytokinen en cytotoxinen.
- Voorbeeld hypersensitivitieit: contact dermatitis, tuberculine reactie.
- Immuunreactant Th2 cel
- Antigen: wateroplosbaar antigen
- Effector mechanisme: IgE productie, eosinofiele activatie, mastocytose.
- Voorbeeld hypersensitivitieit: chronische astma, chronische allergische rhinitis.
- Immuunreactant: CTL
- Antigen: cel-geassocieerd antigen
- Effector mechanisme: cytotoxiciteit
- Voorbeeld hypersensitivitieit: transplantaat afstoting
Ezelsbruggetje verschillende overgevoeligheidsreacties
I = Allergic Anaphylaxis and Atopy II = antiBody III = immune Complex IV = Delayed (ABCD)
Type I definitie
- Oorzaak
- Allegenen
- Klachten
- Definitie: allergenen (eiwitten, antigeen) veroorzaken een IgE gemedieerde allergische reactie.
- Oorzaak: specifiek IgE veroorzaakt een directe reactie (<2 uur), na contact met een allergeen.
- Allegenen: pollen, huisstofmijt, insectengiffen, voedselallergenen, geneesmiddelen, beroepsallergenen.
- Klachten: allergische rhinitis, allergische astma, atopische dermatitis, constitutioneel eczeem, angio-oedeem, urticaria, dyspnoe, braken, anafylaxie.
Type II definitie
- Oorzaak
- Allegenen
- Klachten
- Definitie: binding van IgG of IgM antilichamen aan extracellulaire matrix en complement activatie.
- Oorzaak: IgG of IgM antilichamen die optreden tegen cel- of matrix gebonden antigenen, 4-8 uur na blootstelling en activeren complement (C5a, C3a en C4a). Deze zorgen voor lokale celschade.
- Allegenen: geneesmiddelen veranderen oppervlakte eiwitten van eigen cellen en worden dan als lichaamsvreemd beschouwd.
- Klachten: chronische urticaria.
Type III definitie
- Oorzaak
- Allegenen
- Klachten
- Definitie: binding van IgG antilichamen aan circulerende antigenen, die immuuncomplexen vormen.
- Oorzaak: circulerende immuuncomplexen slaan neer in hoofdzakelijk de kleinere vaten in de synovia en glomeruli, 4-8 uur na contact allergeen. Leidt tot complement activatie en rekrutering van leuko’s naar plek van depositie. Leukocyten, m.n. neturofielen, scheiden pro-inflammatoire cytokines uit met weefselschade tot gevolg.
- Allegenen: serumziekte.
- Klachten: vasculitis.
Type IV definitie
- Oorzaak
- Allegenen
- Klachten
- Definitie: Th1 gemedieede overgevoeligheidsreactie
- Oorzaak: vertraagd type overgevoeligheid (DTH), >12h na contact allergeen, waardoor infiltratie van lymfocyten en monocyten in de epidermis.
- Allegenen: stofjes op de huid.
- Klachten: oedeem in de huid en eczeem: roodheid, schilfering, droge huid en jeuk. Voorbeeld is contactallergeen.
Mengvormen allergische reacties
Type I en IV worden nog weleens samen gezien bij allergisch astma en bij chronisch constitutioneel eczeem, waarbij Langerhans cellen die door de intacte huid binnendringen antigenen kunnen presenteren aan CD4+ effector cellen
IgE gemedieerde reactie fases
- Eerste contact allergeen: allergeen presentatie (APC) B-cel stimulatie –> specifieke IgE synthese tegen het allergeen, de sensibilisatie fase. IgE op wand van de mestcel.
- Tweede contact allergeen –> allergische reactie, de effector fase.
Hoe ziet sensibilisatie eruit?
Allergeen wordt door APC gepresenteerd aan de T-cel, die Th1 en Th2 gaat maken. Th1 maakt IFNy, die IL4 en IL13 maakt, wat de B-cel en IgE synthese stimuleert. Th2 maakt IL5, IL4, IL13 en remt Th1.
Hoe ziet de effector fase eruit?
IgE gaat op de buitenkant van de FceRi receptor zitten (altijd 2 IgE moleculen). Het allergeen gaat dan bij het tweede contact dan op het IgE zitten, wat zorgt voor degranulatie van de mestcel en een late reactie.
Wat komt er vrij tijdens de directe reactie en wat zijn hiervan de gevolgen?
Release van mediatoren:
- Histamine
- Leukotriënen C, D en E
- Prostaglandine D2
- PAF, tryptase, chymase
- Kininen
Gevolgen:
- Bronchusconstrictie
- Vasodilatatie
- Oedeem
- Mucussecretie
- Zenuwstimulatie
Wat komt er vrij tijdens de late reactie en wat zijn hiervan de gevolgen?
Vrijkomen:
- IL4, 5 en 13
- TGF-a
- Leukotriëne B4
- PAF
Activatie van:
- Basofielen
- T-cellen
- Eosinofielen
Wat is de functie van de eosinofiele granulocyten tijdens de late reactie?
Zorgen enerzijds voor survival met IL3, IL5 en GM-CSF en voor anderszijds chemoattractie met IL5, eotaxine en RANTES. De eosinofielen zorgen zo voor het doden van parasieten en hostcellen en voor weefselschade.
Waarvoor is de mestcel belangrijk en wat kan ook het nadeel zijn van de activatie hiervan?
Bevat dus korrels met o.a. histamine en heparine, die helpen met verweer tegen bacteriën en virussen en voorkomen verspreiding van giffen door het lichaam. Activatie kan ook leiden tot mastocytose, een mestcelvermeerdering door afwijking in de KIT receptor.
Waar heeft de eosinofiel een associatie mee?
Associatie met late reactie en aspecifieke hyperreactiviteit.
Wat doet Omalizumab?
Werkt anti-IgE, wat zorgt voor:
- < serum IgE
- Vroege en late astmatische reactie omlaag
- Reductie astma symptomen
- Reductie rhinitis symptomen
- Adjuvant effect in combinatie met immunotherapie
Waar bestaat het atopisch syndroom uit?
Kan als gevolg van inhalatie en/of voedsel, wat zorgt voor rhinitis, astma, oral allergy syndrome en atopisch eczeem.
Wat voor klachten kan het atopisch syndroom geven?
Huidklachten: urticaria Neus/oogklachten: rhino-conjunctivitis Luchtwegklachten: piepen, heesheid GI-klachten: buikpijn, misselijkheid CV: hypotensie Anafylaxie: combinatie
Wat zijn veelvoorkomende allergenen?
- Inhalatie
- Voedsel
- Insecten
- Geneesmiddelen
- Inhalatie: huisstofmijt, graspollen, boompollen, kat, hond
- Voedsel: ei, melk, pinda, noten
- Insecten: bij, wesp, hommel
- Geneesmiddelen: penicilline, insuline
Wat is de dermatophagoides pteronyssinus en farinae?
Dit is de huisstofmijt.
Waar bestaat de diagnostiek van allergische aandoeningen uit?
- Huidtest (IgE aantonen)
- IgE aantonen in serum: immuno CAP
- Gouden standaard: provocatie –> 2 dag opnames, 6 oplopende doseringen, dubbel blind.
Waar bestaat de therapie van allergieën uit?
- Vermijden / eliminatie van het allergeen
- Dieet
- Farmacotherapie
- Immunotherapie
Indicaties immunotherapie en kenmerken
- Gras/boompollen
- Huisstofmijt
- Kat
- Bij en wesp
Geen effect op atopisch eczeem.
3-5 jaar durende behandeling met max. 3 allergenen. Bestaat uit een opdoseerfase - rush - dagopname, met een onderhoudsfase maandelijks bij de huisarts. Cave anafylactische reacties.