Week 14 Flashcards

1
Q

Meest voorkomende oorzaken overlijden reizigers in het buitenland

A
  • Hart- en vaatziekten
  • Overige infecties
  • Verkeersongevallen
  • Terroristische aanslagen
  • Natuurrampen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Risico’s voor de reis

A
  • Reisgebonden risico’s: stress, jetlag, trombose, frequent flyer en vlliegangst.
  • Persoonsgebonden risico’s: CV-risicoprofiel, medicatie, VG, risicoperceptie, vaccinatiestatus en operaties.
  • Locatiegebonden risico’s: klimaat, oorlog, epidemie, lokale gezondheidszorg, sanitatie, infectieziekten, luchtverontreiniging, cultuurverschilen en verkeersveiligheid.
  • Activiteitsgebonden risico’s: ploegendienst, meerdaagse werkweek, fysieke belasting, mentale belasting, risicogedrag en avontuurlijke reis.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Risico’s tijdens de reis hulpmiddelen

A

Hulpmiddelen zijn ErasmusMC TropenTelefoon en tropenmailbox.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

LARISA

A

Diagnostisch proces ziektes na de reis:

  • Locatie
  • Activiteiten
  • Reiziger
  • Incubatietijd
  • Syndromen
  • Aanvullend onderzoek
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Belangrijk aspect locatie

A

Lokaliseren epidemieën

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Belangrijk aspect activiteiten

A

Belangrijk voor anamnese bij bijv. malaria, rabiës.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Overdracht rabiës

A

Voornamelijk honden en katten. Kan ook door jakhals, aap en mangoest maar komt niet vaak voor.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Belangrijke aspecten reiziger

A

Iedereen heeft andere risico’s. Sommige mensen kunnen hierdoor meer kans of risico’s hebben op bepaalde ziektes.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is belangrijk aan de incubatietijd?

A

Kan bepaalde ziekten uitsluiten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is belangrijk aan de syndromen

A

Bij meeste mensen komen koorts, huidafwijkingen en/of gastro-intestinale klachten voor (80%).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

De met koorts terugkerende reiziger DD: met koorts?

A
  • Malaria

- Geen malaria

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

De met koorts terugkerende reiziger DD: geen malaria.

A
  • Gastro-enteritis, LWI

- Leukocyten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

De met koorts terugkerende reiziger DD: leukocyten

A
  • Leukocytose

- Geen leukocytose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

De met koorts terugkerende reiziger DD: leukocytose

A
  • Bacteriële infectie
  • Amoeben leverabces
  • Relapsing fever
  • Leptospirose
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

De met koorts terugkerende reiziger DD: geen leukocytose

A
  • Dengue
  • Rickettsiose
  • Buiktyfus
  • Brucellose
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Alarmsymptomen terugkomende reiziger

–> inschatten?

A
  • Hoge koorts (>41 graden)
  • Huid- en/of slijmvliesbloedingen
  • Hypotensie
  • Hypoxemie
  • Ernstige dehydratie
  • Meningisme
  • Veranderd bewustzijn

Inschatten:

  • Mate van progressie klachten
  • Ernst van ziekte
  • Besmettelijkheid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

De met diarree terugkerende reiziger DD: eerste stap?

A
  • Acuut <4wk: bacteriel of protozoair.

- Chronisch >4wk: protozoair, IBS, tropische spruw of IBD

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

De met diarree terugkerende reiziger DD: acuut

A
  • Koorts: bloed of geen bloed.

- Geen koorts: bloed of geen bloed.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

De met diarree terugkerende reiziger DD: acuut + koorts

A

Bloed:

  • Bacillaire dysenterie (Shigella)
  • Campylobacter entercolitis

Geen bloed:

  • Salmonella enteritis
  • Enterotoxigene E. coli
  • Shigella, campylobacter
  • Iedere infectie bij kinderen
  • Malaria
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

De met diarree terugkerende reiziger DD: acuut + geen koorts

A

Bloed:
- Komt eigenlijk niet voor: Amoebiasis, Balantidium coli.

Geen bloed:

  • Reizigersdiarree (ETEC)
  • Staphylococcen toxine
  • Virale enteritis
  • Toxine in voedsel
  • Clostridium perfringens
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

De met diarree terugkerende reiziger DD: chronisch

A

Bloed: infectie of niet infectie

Geen bloed: vet of geen vet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

De met diarree terugkerende reiziger DD: chronisch + bloed

A

Infectie:

  • Amoebiasis
  • Balantidium coli
  • S. mansoni
  • Ernstige trichuris infectie

Geen infectie:

  • Colitis ulcerosa
  • M. Crohn
  • Colon ca
  • Colon poliepen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

De met diarree terugkerende reiziger DD: chronisch + geen bloed

A

Vet:

  • Giardia lamblia
  • Tropische spruw
  • Coeliakie
  • Pancreas-insufficiëntie

Niet vet:

  • Post-dysenterie syndroom
  • Spastisch colon
  • Lactose intolerantie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

De met een huidafwijking terugkerende reiziger: kenmerken

A
  • Vlekvormig
  • Blaas en blaarvormend
  • Subcutane zwelling of knobbels
  • Bewegend
  • Lijnvormig
  • Papels
  • Jeukend
  • Zwerend
  • Woekerend en wratachtig
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Verwekker malaria

  • Soorten
  • Ziektebeelden
A

Plasmodium. Het is een parasitaire protozoa met >200 soorten. 5 zijn infectieus voor mensen:

  • Plasmodium falciparum: malaria tropica
  • Plasmodium vivax: malaria tertiana
  • Plasmodium ovale: malaria teritana
  • Plasmodium malariae: malaria quartana
  • Plasmodium knowlesi: apenmalaria
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Ontwikkelingscyclus plasmodium

A
  1. Sporozoieten: mug injecteert virus waarna het naar de lever gaat.
  2. Ontwikkeling in lever: 6-12 dagen. Bij P. vivax en ovale: hypnozoieten in de lever, lange incubatie tijd (mnd) waardoor een uitgestelde aanval.
  3. merozoiten uit lever –> schizonten.
  4. Erytrocaire cyclus: asexuele deling, 12-32 merozoieten; replicatie 24-72 uur. Dit is de pathogene fase.
  5. Erytrolyse: vrijkomen merozoieten plus malaria antigenen, pigment en pyrogeen –> koorts.
  6. Sommige cellen differentieren naar gametocyten, die een mug weer op kan zuigen en verder kan verspreiden.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Koorts patronen malariasoorten

A

P. vivax/ovale: koortspieken elke 48 uur.
P. malariae: koortspieken elke 72 uur.
P. falciparum: geen karakteristieke koortspieken.
P. knowlesie: replicatietijd is 24 uur, maar je ziet geen synchronisatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Beloop malaria infectie

  • Incubatietijd soorten
  • Voortekenen
  • Aanval
A

Incubatietijden:

  • P. falciparum: 8-14 dgn
  • P. vivax: 12-17 dgn
  • P. ovale: 16-18 dgn
  • P. malariae: 18-40 dgn
  • P. knowlesie: ?

Voortekenen: grieperig –> vermoeidheid, hoofdpijn, slechte eetlust, misselijkheid, lendenpijn, gewrichtspijn en diarree.

Aanval: alle soorten geven koots. Bij P. falciparum en P. knowlesie geen karakteritieke koortspieken. Ook zie je uitgestelde aanvallen vanuit hynozoieten:

  • P. vivax: 5 jaar (meestal <1jr)
  • P. ovale 2 jaar (meestal <1jr)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Waarom verloopt een p. falciparum infectie ernstiger dan de andere malaria soorten?

A
  1. Dit is afhankelijk van de invasie van de ery’s:
    - P. vivax/ovale: alleen jonge ery’s.
    - P. malariae: alleen oude ery’s.
    - Pl falciparum: alle ery’s, dus geen natuurlijke begrenzing van de parasitaemie.
  2. Sequestratie van geïnfecteerde ery’s: malariaparasieet ontwikkelt zich in de ery en brengt op de buitenkant een eiwit tot expressie, waardoor deze zich vastgrijpt aan de endotheelcel en de ery vast komt te zitten. Hierdoor wordt de doorstroomsnelheid lager en gaat de capillair vastzitten, wat een zuurstoftekort en orgaanschade tot gevolg heeft.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Belangrijkste symptomen malaria

A
  • Koorts: alle soorten –> verhoogd CRP.
  • Anemie: alle soorten –> verlaagd Hb, trombopenie.
  • Orgaanfalen: p. falciparum (p. knowlesie) –> verhoogd lactaat.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Diagnostiek malaria

A
  • Dikke druppel uitstrijk: gouden standaard. Je droogt het preparaat waardoor de cellen kapot gaan en de parasieten zich concentreren in 1 laag.
  • Ag-sneltest
  • Quantitative buffy coat analyse
  • Serologische testen
  • PRC (conformatie plasmodium soort)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Stadia erytrocyt

A

Trofozoïet (ringvorm) –> schizont –> gametocyt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Therapie malaria

A
  • P. malariae en P. knowlesie: chloroquine
  • P. vivax en P. ovale: chloroquine + primaquine (voor de hypnozoieten)
  • P. falciparum: afhankelijk van de klinische criteria
    Ongecompliceerd: malarone, mefloquine, riamet.
    Gecompliceerd: klinische en parasitologische criteria –> parasitemie (>2-5%) en delingsvormen (schizonten) –> artesunate i.v.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Dengue verwekker

A

Aedes aegypti en aedes albopictus. Kenmerken:

  • Enkelstrengs RNA virus met opgeborgen capside
  • Envelop is het meest immunogeen
  • Familie flavivirussen, 4 serotypen die erg op elkaar lijken
  • Mate van (tijdelijke) kruisbescherming is afhankelijk van mate van overeenkomst in aminozuren E-eiwit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

Vector dengue kenmerken

A

Vooral in bevolkte gebieden en steekt bij voorkeur overdag of in de vroege avond (malariamug juist in de nacht). Komt meestal niet voor boven de 1000m. Een besmette mug kan levenslang het virus overdragen en de eieren kunnen droogte ook langdurig weerstaan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

Welke gebieden komt Dengue veel voor?

A

Latijns-Amerika, Afrika en Azië

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

Klinische verschijningsvormen Dengue

A
  • Aspecifieke koortsende ziekte (maar in 87% geen klachten of nauwelijks klachten)
  • Klassieke Dengue fever (DF)
  • Dengue Hemorrhagic fever
  • Dengue Shock Syndrome
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

Klinische verschijnselen Dengue

A

Van meest naar minst voorkomende klacht:

  • Koorts
  • Hoofdpijn
  • Spier- of gewrichtspijn
  • Huiduitslag
  • Misselijkheid
  • Diarree
  • Buikpijn
  • Braken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

Incubatietijd Dengue

A

3-14 dagen (meestal 4-7 dagen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q

Diagnostiek Dengue

A

Diagnose wordt vermoed indien reis naar een endemisch gebied, koorts en 2 andere criteria:

  • Misselijkheid en braken
  • Uitslag
  • Pijn
  • Positieve tourniquet test: bij aanbrengen tourniquet op de arm zie je puntbloedingen ontstaan op de onderarm
  • Leukopenie
  • Alarmsymptoom: buikpijn of gevoelige buik, aanhoudend braken, klinische aanwijzingen voor vochtophopingen, slijmvliesbloeding, rusteloosheid of lethargie, leververgroting of in lab stijging hematocriet met gelijktijdige daling bloedplaatjes
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
41
Q

Primaire en secundaire infectie dengue antilichamen

A

Primair: IgG en IgM (IgM daalt wel snel weer), gepaard met hoge viremie, NS1-Ag en klachten zoals koorts.
Secundair: IgG al basisniveau wat dan snel stijgt, klein beetje IgM, lage viremie, lage NS1-Ag en minder klachten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
42
Q

Wat zie je bij ernstige Dengue?

A

Ernstige shock en respiratoir falen, ernstige bloedingen en orgaanfalen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
43
Q

Wanneer is er een hogere kans op Dengue hemorrhagic fever (DHF)?

A
  • Bij pre-existente Dengue antisstoffen. Er vindt dan een proces immune enhancement plaats: antistoffen tegen type I foppen die van type II, maar kunnen het niet neutraliseren. Hierdoor kan type II zich sneller in de cellen manifesteren waardoor je een ernstigere infectie krijgt.
  • Epidemie met 2 of meer serotypen
  • Hoge viremie
  • Aziatisch genotype
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
44
Q

Dengue behandeling

A

Er is geen curatieve behandeling, maar alleen ondersteunende behandelingen en behandelingen gericht op het verlichten van de klachten. Er zijn wel experimentele behandelingen:
- Antivirale middelen
- Monoklonale antistoffen
Er zijn ook vaccins, maar ze zijn kostbaar. Ze beschermen wel tegen alle 4 de serotypen en levenslang.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
45
Q

Welke verwekker is het meest waarschijnlijk bij reizigersdiarree?

A

Vooral bacteriën, daarna virussen en parasieten.

46
Q

Hoeveel mensen houdt klachten na reizigersdiarree?

A

20%

47
Q

Wie hebben een verhoogd risico op reizigersdiarree en welke omgeving verhoogt de kans hierop?

A

Gastheer:

  • Kinderen & adolescenten
  • Immuunsuppressie
  • Gebruiken PPI’s
  • Genetische predispositie
  • Slordigheid omgaan met advies

Omgeving:

  • Cruise
  • Seizoen: +kans warm/nat seizoen
  • Contact met oppervlaktewater
48
Q

Waar hangt de DD van diarree na de reis vanaf?

A

Eerst verschil acuut/chronisch, wat afhangt van:

  • Incubatietijd
  • Natuurlijk beloop
  • Symptomatologie

Daarna soort klachten. Bij DD dunne darm:

  • Volumineus, vloeibaar
  • Vettig
  • Gewichtsverlies
  • Onverteerd, stinkend

DD dikke darm:

  • Klein volume, verteerd
  • Bloederig (=darmwand laesie)
  • Purulente mucus
  • Tenesmi
49
Q

Indicatie diagnostiek reizigersdiarree

- Waar moet je rekening mee houden?

A
  • > 5 dagen diarree
  • Bloed/koorts
  • Extremes-of-age
  • Immuungecompromitteerd

Rekening houden met de consequenties van diagnostiek en de kosten.

50
Q

Behandeling reizigersdiarree

A

Voorkomen van dehydratie door:

  • Evt. ORS
  • Symptomatisch: loperamide niet aan kleine kinderen, niet bij koorts en/of bloed, anti-emetica
  • Geen rol voor probiotica
51
Q

Hoe ziet het klinische beeld van campylobacter eruit?

A
Meer bij mannen dan vrouwen en duurt gemiddeld 1-3 weken.
Intestinaal:
- Pus (75%)
- Bloed (50%)
- Diarree

Extra-intestinaal:

  • Bacteriemie (4%)
  • Koorts (66%)
  • Meningits/artritis
  • Foetotoxiciteit
52
Q

Wat is amoebiasis?

A

Een infectie met de entamoeba histolytica.

53
Q

Hoe kan een amoebiasis zich presenteren?

A

Als een darmamoebiasis: amoebendysenterie of chronische darmamoebiasis.
Of als een weefselamoebiasis (extra-intestinale amoebiasis): abcessen.

54
Q

Hoe vindt de besmetting van entamoeba histolytica plaats en hoe ziet de ontwikkelingscyclus eruit?

A

Door het oraal opnemen van de cysten van een parasiet. In de darmen kunnen de cysten zich dan ontwikkelen tot actieve trofozoïeten, die zich kunnen vermeerderen en dan ook weer vierkernige cysten produceren. Deze komen dan in de ontlasting, waardoor het zich weer verder kan verspreiden.

55
Q

Waar komt de entamoeba histolytica vooral voor?

A

In Zuid-Amerika, Latijns-Amerika, Afrika, Zuid-Europa, Australië en Zuid-Oost Azië.

56
Q

Symptomen darmamoebiasis

A

Geen karakteristiek klinisch beeld en het is veelal een chronisch beeld met wisselende klachten. Sommige mensen zijn ook asymptomatisch drager.

57
Q

Diagnostiek amoebendysenterie

A

Onderzoek ontlasting: microscopie verse/gefixeerde feces, PCR.

Rectoscopie: schrapen uit ulcus.

Serologie: bij invasieve parasiet is deze positief.

58
Q

Amoeben abces in lever symptomen

  • Algemeen
  • Lokale symptomen
A

Algemeen:

  • Wisselende koorts, malaise
  • Leukocytose, verhoogde BSE
  • Leverenzymen meestal niet afwijkend

Lokaal (bij bereiken kapsel):

  • Pijn rechterzijde/rechts in borst/rechterschouder/nek
  • Lever vergroot
59
Q

Extra-intestinale (weefsel) amoebiasis

  • Locatie
  • Prevalentie
A

Abces locatie: lever > longen > lever + longen >CZS
Prevalentie: meer mannen dan vrouwen, meestal 30-50 jaar
Ten tijde abces zijn er bij >50% geen parasieten in de ontlasting

60
Q

Amoebenabces diagnostiek

A

Punctie: consistentie visceus, kleur chocolade bruin en microscopie/PCR toont amoeben.
Serologie: invasieve parasiet geen +antistof respons.
Beeldvormende diagnostiek: hoogstaand diafragma.

61
Q

Giardiasis kenmerken

A

Meest voorkomende parasitaire GI-infectie. Veroorzaakt door giardia lamblia en komt wereldwijd voor.

62
Q

Ontwikkelingscyclus giardia lambia

A

Opname door orale opname cysten, wat in voeding/drinkwater kan zitten. Het is zeer infectieus: 1 cyste is genoeg. Cyste komt dan in de dunne darm: excystering naar een trofoziet, die zich gaat vermenigvuldigen door twee-deling. Verder in de darm krijg je dan vorming van cysten.

63
Q

Symptomen giaridais

A

1ste: asymptomatisch
2de:
- Diarree: geen bloed, soms slijm, brijig tot waterdun, vettig.
- Flatuentie, boeren, misselijkheid, bovenbuikskrampen

Grote diversiteit in ernst infectie: afhankelijk van assemblage en subtype, afweer van gastheer.

Resorptiestoornissen: gestoorde opname van vet, vetoplosbare vitamine, koolhydraten, ijzer, met als gevolg gewichtsverlies en anemie (moe, malaise).

64
Q

Diagnostiek giardiasis

A
  1. Fecees onderzoek: microscopie, Ag, PCR

2. endoscopie: biopt

65
Q

Behandeling giardiasis

A

Infectie gaat in immuuncompetente vanzelf over, maar kan wel heel lang duren. Bij vaststellen G. lamblia infectie toch behandelen:

  • Metronidazol
  • Tinidazol
66
Q

Oorzaken recidiverende klachten na Giardiasis

A
  1. Behandel falen: door resistentie tegen nitroimidazolen (is beschreven) of door onderliggend lijden.
  2. Herinfectie: omgevingsonderzoek soms aangewezen.
  3. Post-infectieuze syndromen: zoals IBS & (tijdelijke) lactose intolerantie (ca. 40%)
67
Q

Indeling huidprobleem

A

Systemisch

  • Geen koorts: zonverbranding of toxicodermie
  • Koorts: Toxicodermie, viraal exantheem, rickettsiose of syfilis

Lokaal

  • Vlekvormend
  • Blaas- en blaarvormend
  • Subcutane zwelling en/of knobbels
  • Bewegend
  • Lijnvormig
  • Papels
  • Jeukend
  • Zwerend
  • Woekerdn en wratachtig
68
Q

Wat zie je bij een Dengue rash

A

Huid lijkt verbrand. Als je je hand erop drukt, dan blijft er een witte plek achter.

69
Q

Myiasis

  • Oorzaak
  • Voorkomen
  • Soorten
A

Oorzaak: ontwikkelende larven van vliegen.
Voorkomen: tropen > gematigde gebieden; dieren > mensen.
Soorten myasis:
- Calliphora & Lucilia: rottend (dood) vlees.
- Obligate myiasis:
Afrika: cordylobia
Zuid-Amerika: dermatobia hominis

70
Q

Kenmerken en behandeling Cordylobia anthropophaga myiasis

A

Veroorzaakt doro de Tumbu of Mango fly, vooral in de sub-Sahara Afrika. De vlieg zet eitjes af op een vochtige omgeving (grond, wasgoed), waarna de larven de hui binnendringen. De huidafwijkingen zitten daarom vaak op de door kleding bedekte huid. Deze ontwikkelt zich in de huid tot 1-2 cm, waarna hij een opening in de huid maakt als ademkanaal. De behandeling is het afdichten van het luchtkanaal.

71
Q

Kenmerken en behandeling Dermatobium hominis

A

Geeft pijnlijke bulten en de huidafwijkingen zitten meestal op de niet-bedekte huid, doordat de vlieg zijn eieren op een vector zoals een mug legt, Deze prikt de mens dan, waardoor de larven de huid van de gastheer kunnen binnendringen. De therapie is in principe gelijk aan de Cordylobia, maar hij is iets lastiger te verwijderen vanwege de weerhaken.

72
Q

Cutane larva migrans

  • Symptomen
  • Incubatie
  • Duur klachten
  • Diagnose
  • Therapie
A
  • Symptomen: bewegend, intens jeukend spoor, lineair met bochten.
  • Incubatie: enkele uren.
  • Duur klachten: tot enkele maanden.
  • Diagnose: klinisch beeld.
  • Therapie: ivermectine po, eenmalig 0,2 mg/kg.
73
Q

Oorzaak cutane larva migrans

A

Komt voor in de hond & kat en verspreid zich vooral in de (sub)tropen (bijv. Zuidelijk-VS). De Strongyloïdes stercoralis kan dan de huid binnendringen. Bijzonder aan de larva migrans is dat deze geen vector heeft om zich te vermenigvuldigen.

74
Q

Tunga penetrans

  • Oorzaak
  • Verspreiding
  • Ontwikkelingscyclus
  • Symptomen
  • Behandeling
A
  • Oorzaak: bevrucht vrouwtje graaft zich in de huid (met name in voetzool).
  • Verspreiding: in de tropen –> Afrika, Zuid-Amerika en India.
  • Ontwikkelingscyclus: ei-larve stadium is 3-4 weken. Het vrouwtje bevrucht zich en graaft zich in het stratum granulosum, wat een zwelling van ca. 1 cm geeft. Deze scheidt dan eieren uit: ca. 100 eieren in 2 weken.
  • Symptomen: zwelling (tot 1cm), jeuk, ontsteking en bacteriële superinfectie.
  • Behandeling: uitprepareren, vlo degenereert, ovaria groot met veel eieren en wond desinfecteren.
75
Q

Fyto-fotodermatitis

A

Huidreactie op fototoxische plant extracten. Sommige zonnebrand bevat limoensap, wat een ernstigere zonverbranding na blootstelling aan UVA zonlicht geeft. Behandeling is symptomatisch en de hyperpigmentatie is self-limiting.

76
Q

HCV: wat voor virus?

A

Een RNA virus, wat zich niet in het DNA kan inbouwen. Zit in het cytoplasma.

77
Q

Hoe verspreid HCV zich?

A
  • I.v. drugsgebruik
  • Bloedtransfusie (voor 1992)
  • Prikaccident
  • Tattoo’s
  • Verticale transmissie
  • Sexuele transmissie
78
Q

Diagnose HCV lab

A
  • ALT & AST: indiceren hepatitis –> niet specifiek.
  • Anti-HCV IgG: antilichamen tegen HCV –> levenslang, na 8 wk.
  • HCV RNA: indiceert actieve infectie.
  • HCV genotype
79
Q

Acute HCV infectie

  • Symptomen
  • Lab
A

Symptomen: griepachtige verschijnselen/malaise, icterus. Vaak ook asymptomaisch.
Lab: HCV RNA kan positief zijn, levenslang anti-HCV IgG positief.

80
Q

Wanneer spreek je van chronische HCV?

A

Hierbij is het HCV RNA >6 maanden te vinden.

81
Q

Chronische HCV infectie

  • Symptomen
  • Complicaties
A

Symptomen: vaak non-specifieke extra-hepatische symptomen. Meeste chronische HCV patiënten laten alleen een milde ALT verhoging zien, maar 30% houdt gewoon normale ALT levels.

Complicaties: cirrose.

82
Q

Extra-hepatische tekenen cirrose

A
  • Gynaecomastie
  • Erythema palmare
  • Caput medusae
  • Spider naevi
  • Gingiva bloedingen
83
Q

Complicaties Cirrose

A

Decompensatie, HCC, lever gerelateerde dood. Voor decompensatie en HCC is dan LTx mogelijk (levertransplantatie).

84
Q

Wat zie je bij leverfalen voor extra-hepatische tekenen?

A

Icterus, varices bloedigen, HCC en ascites.

85
Q

Wat voor extrahepatische ziekten zie je bij een HCV infectie?

A

Je kan zien:

  • Depressie
  • Vasculitis
  • Renale disfunctie
  • DM
  • CV-events
  • Maligne lymfoom
86
Q

Behandeling chronische HCV infectie

- Marker?

A

Anti-virale therapie. Hiervoor wordt nu gebruikt: Direct-Acting Antivirals (DAA’s), die geen bijwerkingen hebben. Behandeling duurt 8-12 weken.

Marker is SVR (sustained virological response).

87
Q

Doel antivirale therapie

A

Verbeteren levensverwachting, verlagen lever-gerelateerde morbiditeit en verbeteren gezondheidsgerelateerde kwaliteit van leven.

88
Q

Voor- en nadelen van het behandelen van HCV patiënten met gedecompenseerde cirrose

A

Voordelen:

  • Verbeteren biochemie.
  • Reductie mortaliteit op LTx-wachtlijst.
  • Mogelijkheid concominant HCC behandeling.

Nadelen:

  • Minder urgente LTx doorat iemand omlaag gaat op de wachtlijst.
  • Lagere SVR
  • Meer bijwerkingen
89
Q

Icterus

A

Is geassocieerd met de accumulatie van bilirubine in de huid, meestal veroorzaakt door de lever en galblaasafwijkingen.

90
Q

Bilirubine

A

Komt uit heem wat in Hb zit.

  • Ongeconjugeerd: nog niet omgezet.
  • Geconjugeerd: omgezet door de lever.
91
Q

Ongeconjugeerde hyperbilirubinemie oorzaak

A

Probleem omzetting door lever (verlaagde bilirubineconjugatie): syndroom van Gilbert, syndroom van Crigler Najar type 1 & 2.
Verhoogde productie bilirubine: hemolyse.

92
Q

Geconjugeerde hyperbilirubinemie oorzaken

A
  • Obstructie galgangen: galgangartresie, choledochussteen, choledochuscyste, hemangiomen, tumoren.
  • Leverinfecties: hep. A, B, C en ziekte van Pfeiffer (EBV).
  • Genetisch: CF, alfa-1-antitrypsinedeficiëntie, ziekte van Wilson, BRIC.
  • Immunologisch: auto-immuunhepatitis, primaire scleroserende cholangitis.
  • Diversen: toxische hepatitis.
93
Q

Transmissie:

  • Hep. A
  • Hep. B
  • Hep. C
A

Hep. A: importziekte. Vooral besmetting tijdens de vakantie via de faeco-orale route. Geeft een acuut ziektebeeld.

Hep. B en C: risicogroepen, besmetting verticaal of horizontaal, via bloed of semen. Kan chronisch dragerschap worden.

94
Q

Beleid diagnose hepatitis A

A

Aantal stappen:

  • Meldplicht GGD
  • Geen therapie: alleen ondersteunend
  • Omgevingsonderzoek –> voorkom verspreiding
  • Post-exposure profylaxe/vaccinatie
  • Cave leverfalen!
95
Q

Hepatitis A

  • Wat voor virus?
  • Overdracht?
  • Waar oplopen?
  • Randvoorwaarde?
A
  • Wat voor virus? –> picoRNA-virus/enterovirus 72.
  • Overdracht? –> faeco-oraal (besmet drinkwater, voedsel).
  • Waar oplopen? –> endemisch in landen met verminderde hygiëne en slechte sanitaire voorzieningen: Marokko, Turkije.
  • Randvoorwaarde? –> hecht contact nodig, ten dele seizoensgebonden.
96
Q

Beloop Hep. A

A
  • 2-3 weken voor symptomen zit het virus in bloed en ontlasting en tot 2 weken na ziekte in ontlasting
  • Incubatietijd 30 dagen
  • Klachten ontstaan acuut en zijn self-limiting

Leeftijdafhankelijk beloop:

  • Jonge kinderen: vaak asymptomatisch
  • Oudere kinderen: vanaf 5 jaar heeft 50% symptomen
  • Bij adolescenten en volwassenen: > 80% heeft symptomen
97
Q

Hepatitis A klachten

A
  • Prodromaal: algemene malaise, hoofdpijn, koorts.
  • Na enkele dagen: buikpijn, misselijkheid, braken, verminderde eetlust, geelzucht en soms jeuk.
  • Duur: 2-3 weken.
  • Meest kenmerkend: buikpijn, koorts en geelzucht, braken, per acuut ontstaan.
98
Q

Extra-hepatische stoornissen hepatitis A

A
  • Huiduitslag of vasculitis (14%)
  • Gewrichtspijnen (artralgie) of gewrichtsontstekingen (artritis), m.n. onderste extremiteiten (11%)
  • -> door neerslag immuuncomplexen.
99
Q

Hepatitis A volwassenen

A
  • 5-10% bifasisch verloop of recidiverende vorm van hepatitis (een tweede of derde aanval van hepatitis kan optreden)
  • Hygiëne essentieel
  • Mens is bron
  • Reis naar endemisch gebied kan gevaccineerd worden
100
Q

Opkomende infectieziekten

A

Dit zijn infectieziekten die:

  • Recent zijn toegenomen in incidentie of geografische verspreiding
  • Verspreid zijn naar nieuwe gastheerpopulaties of gastheersoorten (o.a. zoönosen)
  • (Recent zijn ontdekt of) zijn veroorzaakt door nieuw ge-evolueerde ziekteverwekkers
101
Q

Welke ziekte is recent toegenomen in incidentie?

A

Q-koorts

102
Q

Welke ziekte is toegenomen in geografische verspreiding?

A

West Nile koorts

103
Q

Welke ziekte is verspreid naar een nieuwe gastheersoort?

A

COVID-19

104
Q

Welke ziekte is recent ontdekt?

A

Humane metapneumovirusinfectie

105
Q

Waar komen opkomende infectieziekten vandaan?

A

Meer dan 60% komt van dieren.

106
Q

Zoönose

A

Elke ziekte die gedeeld wordt door de mens en een andere gewervelde diersoorten.

107
Q

Van welke diersoorten zijn de volgende ziektebeelden afkomstig?

  • MERS
  • H5N1 influezna
  • Q-koorts
  • Nipah virus
  • Puumala hantavirus
A
  • MERS: dromedaris
  • H5N1 influezna: kip
  • Q-koorts: geit
  • Nipah virus: vliegende hond
  • Puumala hantavirus: rosse woelmuis
108
Q

Redenen toename opkomende infectieziekten

A
  • Meer dierhouderij
  • Meer handel in dieren en dierlijke producten
  • Klimaatopwarming
  • Meer uitbuiting van natuurgebieden
  • Biodiversiteitsverlies
109
Q

Redenen toename verspreiding ziekten

A
  • Meer reizen
  • Meer handel in dieren en dierlijke producten
  • Meer infectie van migrerende dieren
110
Q

Hoe ziet de systematische ordening van onderliggende factoren voor de toename van infectieziekten eruit?

A

Van groot naar klein:

  • Globale/regionale factoren: klimaat, landgebruik, dierhouderij.
  • Factoren m.b.t. leefomgeving: habitat, voedsel en water, migratie.
  • Factoren m.b.t. populatiedynamica: contact tussen soorten, populatiegroei, uitbreiding territorium.
  • Factoren m.b.t. interacties: mensen, dieren, vectoren.
111
Q

Hoe kunnen we infectieziekten aanpakken?

  • Aanpak 1
  • Aanpak 2
  • Aanpak 3
  • Aanpak 4
A

Aanpak 1: goede surveillance

  • Mens: syndromic surveillance, NGS rioolwater, oplettende ziekenhuismedewerkers en internet
  • Dier (early warning): wel moeilijk, want veel diersoorten en veel pathogenen

Aanpak 2: goede diagnose

  • Wordt alsmaar sneller
  • Bij mens en dier liefst soortonafhankelijk
  • Virusgenoom (RNA, DNA)
  • Viruseiwit (antigen)
  • Antilichaam tegen virus (IgM, IgA, IgA)

Aanpak 3: beperken van ziekte en dood

  • Quarantaine en isolatie (goede en snelle diagnose nodig)
  • Vaccinatie
  • Ondersteunende infrastructuur en zorg: isolatie capaciteit, IC-capaciteit, bescherming personeel, therapie

Aanpak 4: onderliggende oorzaak wegnemen:

  • Minder dierhouderij
  • Minder handel in dieren en dierlijke producten
  • Minder klimaatopwarming
  • Minder uitbuiting van natuurgebieden en geassocieerde biodiversiteitsverlies
112
Q

Waarin overschrijdt onze maatschappij limieten?

A

Klimaatverandering, biodiversiteitsverlies en stikstofcyclus.