Week 14 Flashcards

1
Q

wat moet je weten bij reisanamnese?

A

LARISA:
- Locatie
- Activiteiten
- reiziger
- Incubatietijd
- Syndromen
Aanvullend onderzoek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Waar overleden reizigers het meest aan van meest naar minder vaak

A
  • hart en vaatziekten
  • verkeersongevallen
  • infecties
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

heoveel reizigers heeft na reis medisch contact nodig?

A

3%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

hoeveel reizigers gaan dood door reis?

A

1 : 100 000

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

waar moet je aan denken bij leukcytose?

A
  • amoebenabces
  • bacteriele infectie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

waar moet je aan denken bij leukopenie?

A
  • virale infecties (dengue + atypische lymfomen)
  • rickettsiose
  • viscerale leishmaniasis
  • buiktyfus
  • brucellose
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

waar moet je aan denken bij trombopenie?

A
  • malaria
  • arbovirale infecties
  • leptospirose
  • rickettsiose
  • hemorragische koortsen
  • ziekten met diffuus intravasale stolling
  • viscerale leishmaniasis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

waar moet je aan denken bij eosinofilie?

A

parasitair zonder malaria: …- iasis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is het risico op reizigersdiarree bij een verblijf van 1 maand in een risicoland?

A

30-80%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat zijn de belangrijskste determinanten van risico op reis- gerelateerde gezondheidsklachten?

A
  • reisgebonden risico
  • persoonsgebonden risico
  • locatiegebonden risico
  • activiteite
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

wat zijn voorbeelden van reisgebonden risico’s?

A
  • stress
  • jetlag
  • trombose
  • frequent vliegen
  • vliegangst
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

wat zijn voorbeelden van persoonsgebonden risico’s?

A
  • cardiovasculair profiel
  • medicatie
  • voorgeschiedenis
  • vaccinatiestatus
  • risicoperceptie
  • operatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat zijn voorbeelden van locatiegebonden risico’s?

A
  • klimaat
  • oorlog
  • epidemie
  • lokal gezondheidszorg
  • sanitatie
  • infectieziekten
  • luchtverontreiniging
  • cultuurverschilllen
  • verkeersveiligheid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat zijn acitviteitsgebonden risico’s?

A
  • ploegendienst
  • meerdaagse werkweek
  • fysieke belasting
  • mentale belasting
  • risicogedrag
  • avontuurlijke reis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is een importziekte?

A

wanneer de gastheer de ziekte meeneemt naar zijn thuisland

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

wat zijn de meest voorkomende reisziekten klachten?

A
  • koorts
  • diarree
  • huidverschijnselen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

waar is het risico op reizigersdiarree het grootst?

A

zuid- amerika of afrika

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

waar is het risico op buiktyfus het grootst?

A

india

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

wat moet je doen als een niet-gevaccineerd persoon gebeten is door een rabide dier?

A

start met menselijk anti rabies immunoglobuline: MARIG

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

wat zijn belnagrijke aspecten van reizigers?

A
  • leeftijd: hoger = sneller ziek, bij malaria eerderdood en bij hep A ernstiger
  • geslacht: mannen hebben hoger risico op infecties
  • gezelschap: alleen = geslachtziekten, groep = meer risicogedrag
  • VG
  • beschermende maatregelen: vaccinaties en profylaze voor malaria
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Welke 5 vormen van malaria zijn infectieus voor mensen?

A
  • plasmodium falciparum (80%) –> malaria tropica
  • plasmodium vivax: malaria tertiana (piek koorts op dag 3)
  • plasmodium ovale: malaria tertiana
  • plasmodium malariae: malaria quartana
  • plasmodium knowlesi: apenmalaria
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

welke malaria heeft de hoogste mortaliteit?

A

malaria tropica

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

wat is het koortspatroon van de verwekkers?

A
  • p. vivax en p. ovale 48 uut
  • p. malariae 72 uur
  • p .falciparum: pieken of continu met grillig verloop
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Wat is de diagnostiek voor malaria?

A
  • dikke druppel en uitstrijk
  • antigeen sneltest
  • moleculaire diagnostiek
  • quantitative Buffy Coat analyse
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Waarom verloopt de p. falciforme infectie ernstiger dan andere infecties?
- afwezigheid begrenzing invasie van erytrocyten - sequestratie van geinfecteerde erytrocyten
26
Hoe wordt dengue overgedragen?
tijgermug
27
waar komt dengue vooral voor?
latijnsamerika, afrika en azie
28
welke 4 verschijningsvormen heeft dengue?
- aspecifieke koortsende ziekte: weinig tot geen klachten - klassieke dengue fever - dengue hemorrhagic fever - dengue shock syndroom
29
hoe behandelen we malaria?
- p. malariae en p. knowlesi met chloroquine - p. falciparum malarone, mefloquine en riamet, als gecompliceerd dan intravenues met artesunate - p. vivax en p. ovale met chloroquine en primaquine
30
dengue symptomen
- zadelkoorts - hoofdpijn - spier- of gewirchtspijn - rash - misselijkheid - diarree - braken
31
wat is specifiek voor zika?
oedeem en conjuctiviteis?
32
wat is specifiek voor dengue?
trombopenie
33
Waar hangt de incubatietijd van buiktyfus van af?
- het inoculum: hoe meer bacterien er binnen komen hoe korter de incubatietijd - maagzuursecretie of gebruik PPI - onderliggende aandoening
34
wat is de kliniek van buiktyfus>
- 1e week: koorts en toenemende bacteremie - 2e week: buikpijn, rash, apathie/ verward en diarree - 3e week; secundaire bacteriemie met strooihaarden en abcessen, hepatosplenomegalie en darmperforatie
35
wat is een relatieve bradycardie?
hf neemt minder snel toe dan wat op basis van de toenemende lichaamstempratuur zou worden verwacht
36
Waar op het lichaam komt de cutane larva migrans voor?
onder de voet of op de romb
37
wat is de incubatietijd van de cutane larve migrans?
enkele uren
38
wat helpt tegen zandvlooien>
slippers omdat ze niet goed kunnen springen
39
wat zijn symptomen van zandvlo?
- zwelling tot 1 cm - jeuk - ontsteking - soms bacteriele superinfectie
40
Wat is een fytofotodermatitis?
huidreactie door gelijktijdige zonlichtbloodstelling en contact met bepaalde extracten (als limoensap)
41
wat is myasis?
vlieglarven, ziet er uit als bewegende pukkels
42
welke soorten myasis zijn er?
- calliphora en lucilla: in rottend dood vlees - cordylobia (afrika): op met kleding bedekte huid - dermatobia hominis (zuid amerika): op niet bedekte huid
43
kenmerken van acute diarree
- korter dan 4 weken - koorts - bloed bij ontlasting - vooral bacteriele verwekkers: shigella en campylobacter
44
wat zijn indicaties voor diagnostiek bij reizigers diarree?
- > 5 dagen diarree - bloed/ koorts - heel jong of heel oud - immuungecompromiteerd
45
wat is de behandeling van diarree
- voorkomen van dehydratie - symptomatisch: diarreeremmer (niet bij koorts, bloed of jonge kinderen) en anti- emetica - geen rol voor probotica - controverse ten aanzien van vasten/ beperkt dieet
46
Wat is amoebiasis?
infecti emet entamoeba histolytica
47
wat zijn algemene symptomen van amoebenabces in de lever
- wisselende koorts en malaise - leukocytose met een verhoogd BSE - leverenzymen zijn meestal niet afwijkend - lokaal: pijn rechts en hepatomegalie
48
waarmee diagnostiek amoebenabces?
- microscopie - PCR - serologie
49
Hoe wordt HCV overgedragen?
bloed- bloed contact: - - geinfecteerde bloedproducten - tattoos - intraveneus bloedgebruik - naald accidenten - verticale transmissie - sekseksueel contact
50
wanneer zijn anti HCV antistoffen aantoonbaar?
vanaf 8 weken en blijven hele leven positief HCV RNA aantonen = actieve infecetie
51
Hoe kan de aanwezigvan leverfibrose/ cirrose aangetoond worden?
leverbiopt of fibroscan
52
welke facoren zorgen voor een sneller ziekteprogressie van HCV?
- man - oud - niet caucatishc - hcv genotype 3 - obesitas - DM - co- infectie met heb b
53
Welke stadia van leverfibrose zijn er?
- F0: geen fibrotisering - F1: fibrose in de protal edriehoek - F2: portale fibrose met een aantal septa - F3: septale fibrose waardoor er verbindng is tussen de portale driehoeken - F4: cirrose met verdringing van normale weefsel
54
Hoe wordt HCV behandeld?
combi van 2 DAA's: - protease remmer (-previr) - NS5A remmer (-asvir) - polymerase remmer (-buvir)
55
waardoor kan een geconjugeeerde hyperbilirubinemie ontstaan?
- obstructie - infecties hep a,b,c of pfeiffer - genetisch - immunologische aandoening
55
waardoor kan een ongeconjugeerde hyperbilirubiebinemie veroorzaakt worden?
- verhoogde productie door hemolyse - verlaagde bilirubine conjugatie door syndroom van gibert of crigler najar
56
wat zijn kenmerkende symptomen van hep a?
- buikpijn - koorts - icterus - braken - acuut ontstaan klachten
57
wat is de directe bron van MERS (middle east respitory syndrome)?
dromedaris ( gehouden voor wedstrijden)
58
wat is de directe bron van H5N1 influenza?
pluimvee, meestal kip
59
wat is de directe bron van q- koorts?
meestal geiten maar ook schapen
60
Wat is de directe bron van Nipah virus?
vliegende hond (rond stille oceaan)
61
waardoor meer opkomende infectieziekten?
- meer dierhouderij - meer handel in dieren en dierlijke producten - klimaat opwarming - meer uitbuiting natuurgebieden - biodiversiteitsverlies
62
wat is de directe bron van puumala virus?
rosse woelmuis
63