samenvatting Flashcards

1
Q

vasculitis van grote bloedvaten:

A
  • takayasu arteritis ( in arcus aorta –> aneurysma)
  • reuscel arteritis/ arteriitis temporalis (forse hoofdpijn en je kan blind worden)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

vasculitis middelgrote bloedvaten:

A
  • PAN, polyarteritis nodosa (bij hep B virus, netvormige cyanotische verkleuring, behandelen met prednison en cyclofosfamide
  • ziekte van kawaski (kinderen < 5 jaar, in coronairen, aardbeientong, vlekjes, kwijlen, slijmvliesafwijkingen en koorts
    –> suppletie immunoglobulinen en spirine)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

vasculitis kleine bloedvaten, immuuncomplex gemedieerd:

A
  • IgA vaculitis (kinderen < 9 jaar, expectatieve behandeling, henoch- scholein)
  • hypersenitiity vasculitis ( geen IgA deposities)
  • cryoglobulinemie (neerslaan bij kou, bij hep c infectie, evt prednison en cyclofosfamide)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

vaculitis kleine bloedvaten ANCA:

A
  • eosinofiele granulomatose polyangiits EGPA (antistoffen tegen MPO in neutrofiele granulocyt, vaak longen betrokken)
  • GPA = wegener (antistoffen tegen PR3 in neutrofiele granulocyt, KNO poblemeatiek eerst)
  • Microscopische polyangiits MPA (antistoffen tegen MPO met betrokken nieren)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

symptomen vasculitis

A

door vrijkomen cytokinen:
- algemene malaise
- koorts
- gewichtsverlies

door vaatwand destructie
- vertopt bloedvat: ischemie
- ruptuur: bloedingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

cyclisch patroon wat volgens MCneil herhaald wordt

A
  • ecologsich evenwicht
  • populatie groeit tot natuurlijke grens
  • militaire verovering, handel of migratie
  • spillover disease pool
  • uitbraak epidemie
  • domesticatie infectieziekte –> endemische fase
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

acts van chalers E. roseberg

A
  • progressive revelation: ontkennen
  • managing randomnes: verklaring zoeken
  • negotiating public respons: druk om te handelen
  • epilogue: evalueren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

wat zijn oorzaken van trage acceptatie en herkenning?

A
  • gebrek aan verbeelding
  • bedreiging economie en gemoedsrust
  • gevolg erkenning = paniek
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

wanneer infectie Guillain Barre syndroom?

A

1-4 weken voor infectie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

behandeling Gullian Barree Syndroom

A

IV immunoglobulinen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

uitslag lumbaalpunctie gullian barre

A

weinig cellen en verhoogd eiwit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

hoe diagnose GBS

A

feceskweek/ serologie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

bijzondere klinische manifestaties endocarditis

A
  • oslerknobbels
  • janeway laesies
  • roth’sspots
  • splinterbloedingen
  • trommelstok vingers
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

endocarditis in lab

A
  • anemie
  • verhoogd BSE
    • bloedkweek
  • proteinurie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

duke criterea: hoofd

A
  • bloedkweek met 2 karakterestieke micro-organismen of anderen 3x of binnen 12 uur
    • echo cardiogram of nieuw klepgeruis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

duke criterea: neven

A
  • predispositie
  • temp > 38
  • vasculaire afwijkingen
  • immunologsiche afwijkingen
  • microbiologische/ serologische afwijkingen
  • echografische hartafwijkingen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

meest voorkomende verwekkers endocarditis

A

s. viridans en s. aureus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

diagnostike syndroom van sjorgen

A

ARC- EULAR cirterea
- lipbiopt: focus bij >50
- schirmertest: hoeveel traanprodcutie
- bengaalsroodkleruing: schade oogslijmvlies
- ongestimuleerde speekselvloed

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

behandeling sjorgen

A
  • substitutie vocht
  • klierstimulaite met M3R agonist: pilicarpine
  • behandling complicaties
  • hydroxychloroquine
  • corticosteroiden
  • corticoide sparende middelen
  • b-celremmers
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

therapie GPA

A

rituximab + anti- C5a therapie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat is de innate afweer in de luchtwegen?

A
  • hoestreflex
  • mucociliare klaring
  • antimicrobiele eigenschappen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

symptomen pneumonie

A
  • koorts
  • hoesten
  • dyspneu
  • pijn
  • vermoeidheid
  • crepitaties
  • verscherpt ademgeruis
  • gedempte percussie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

typische verwekkers pneumonie

A
  • s. pneumoniae: acuut, pijn, bloederig sputum en koude rillingen
    –> penicilline amoxiciline en azitromycine
  • h. influenza: mild, groen sputum, minder koorts
    –> amoxicilline en ciprofloxacine
  • moraxella catarrhalis: zelfde als h. influenza
  • s. aureus: zelfde asl pneumoniae, vaak na griep
    –> flucloxalline, augmentin, levofloxacin
  • kleibsiella
  • e. coli
  • anaeroben bij risicofactoren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

atyptische verwekkers pneumonie

A
  • legionella: zelfde als pneumoniae
    –> ciprofloxacine en azitromycine
  • mycoplasma: griepachtig
    –> azitromycine
  • chlamydia: azitromycine
    –> azitromycine
  • coxiella buretti
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

virale verwekkers pneumonie

A
  • influenza
  • sars cov-2
  • parainfluenza virus
  • adenovirus
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

CURB 65

A
  • confusion
  • ureum < 7
  • respiratoire frequentie > 28
  • BD sys< 90 of dia< 60
  • > 65
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

behandeling bij curb

A

1/2: amoxicilline
3-5 augmentin en ciprofloxacine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

typische symptomen CAP

A
  • hoge koorts
  • productieve hoest
  • lobulair infiltraat op x-thorax
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

waar kan PJP voor zorgen

A
  • pneumothorax
  • cysteuze afwijking in longen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

behandeling PJP

A

cotrimazol en met prednison lokale immuunreactie remmen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

waar zorgt hypercalciemie bij sarcoidose voor?

A
  • suf
  • dorst
  • vermoeidheid
  • polyurie

dit komt door 1-alfa hydroxylase actieve terugresorptie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

wat is het blau syndroom?

A

granulomateuze inflammatie van huid ogen en gewrichten door defect in CARD15/ NOD 2

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

wat is het syndroom van lofgren?

A
  • erythema nodosum: blauw- rode huid
  • artritis
  • bilaterale hiliare lymfomen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

behandeling sarcoidose

A

alleen bij orgaanschade hart oog of CZS:
- corticosteroiden
- MTX
- AZA
- anti TNF
- hydroxychloroquine
- anti IFN- gamma

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

waar heb je bij antistoflipiden syndroom antistoffen tegen?

A
  • beta2 glycoproteinen-1 (activeerd stolling) en andere stollingsfactoren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

hoe tonen we antistoffen aan bij antistoflipiden syndroom?

A
  • lupus anticoagulatietest –> bloed niet stollen
  • anticardiolipine antistoffen
  • APO-H
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

symptomen antistoflipiden syndroom?

A
  • artriele/ veneuze trombose
  • recidiverende vruchtdood door bloedingsstoornis placenta
  • trombopenie door bloedplaatjes verbruik
  • grillerige cyanotische kringen op huid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

therapie antistoflipidensyndrom

A
  • reguliere antistolling
  • Ig therapie
  • rituximab
  • plasmaferese
  • statinen
39
Q

CF stigma

A
  • klein
  • laag gewicht
  • tonthorax
  • clubbing
40
Q

opbouw huid

A

epidermis:
- stratum corneum
- stratum lucidum
- stratum granulosum
- stratum spinosum
- stratum basale

basaal membraan

dermis:
- straum papillare
- atratum reticulare

41
Q

hoe omschrijf je een huidaandoening

A

Plaats
Rangschikking
Omvang (cm)
Vorm
Omtrek (begrenzing)
Kleur
Efflorescentie

42
Q

tekenen psoriasis

A
  • toename collageen in epidermis
  • verlengde retelijsten
  • verwijde bloedvaten epidermis
  • inflammatoire cellen epidermis
43
Q

bijwerkingen immunotherapie op huid

A
  • alopecia
  • vitilligo
  • blaarvorming
  • aften in mond

behandelen met prednison

44
Q

wat veroorzaakt vaak atopisch eczeem

A

s. aureus

45
Q

wat veroorzaakt vaak acne

A

cutibacterium acnes

46
Q

wat doet post bioticum

A

remmen Th17 en Treg

47
Q

welke interleukinen veroorzaken heftige jeuk

A

IL 31 en IL 4

48
Q

soorten exantheem

A
  • morbiliform: grofvlekkig (mazellen)
  • rubelliform: fijnvlekkig
49
Q

symptomen behcet

A

-pijnlijke orale aften
- pijnlijke genitale zweren
- pijnlijke pustels
-artritis
- caput medussa
- varices
- gastro-intestinale ulcera
- psychiatische uiting
- longbloeding
- epidydimitis

50
Q

criterea behcet?

A

major:
- minimaal 3 x per jaar zweren
minor
- recidiverende ulcera
- bevestigde oogafwijking
- huidafwijking
- positieve patergietest

51
Q

waar is behcet mee geassocieert

A

HLA- B51

52
Q

hoe behandelen we behcet?

A
  • thalidomide: TNF- alfa remmen (niet bij zwanger)
  • mycofenolaten: remmen t- cel
  • colchicine: remt neutrofiele granulocyten
53
Q

procecces sclerodermie

A
  • immuuncelactivatie
  • endotheeldysfunctie –> vasculopathie bv vasocontrictie
  • fibrotisering
54
Q

voorspellingen sclerodermie

A
  • scl-70 = long
  • th/ T0 = pulmonale hypertensie
  • PM- scl7s: myositis
55
Q

behandeling sclerodermie

A
  • cyclofosfomide (MMF heeft minder bijwerkingen)
  • imatinib als long betrokken is
  • BD regulatie en ACE remmers als nier betrokken is
56
Q

hoe is de huid een barriere?

A
  • hoornlaag
  • talgproductie (weert microorganismen)
  • productie AMP
  • huidflora/ microbioom bezetting
57
Q

folliculitis

A

oppervlakkige ontsteking haarzakje vaak door s. aureus

door trauma, occlusie en topicale corticosteroiden

58
Q

impetigo vulgaris

A

meest oppervlakkige huidinfectie door s. aureus of s. pyogenes
–> korsten er af wassen

59
Q

impetigo bullosa

A

met blaarvormende stafylokokken –> antibiotica geven

60
Q

wat is histopathologisch bij psoriasis te zien

A
  • hyperparakeratose
  • neutrofiele granulocyten in s. corneum
  • ontstkingsinfiltraat in dermis
  • gedilateerd capillair in papiltop
61
Q

behandeling psoriasis

A
  • zalf met corticosteroiden of vit d
  • lichttherpie met UVb- straling
  • tabletten met dimethulfumaraat: remt mitochondiren
  • injecties biologiscals als infliximab en adalimumab die TNF alfa remmen
  • ustekimab: remt IL 12 of IL 23
62
Q

incubatie tijd dengue en malaria

A

dengue: 3 dagen
malaria 7 dagen

63
Q

behandeling malaria

A
  • p. falciforum: malarone mefloquine en riamet: en iv als erg
  • p. vivax en p. ovale: chloroquine en primaquine
  • p. malariae en p. knowlaesie: chloroquine
64
Q

wat in lab bij buiktyfus?

A

leukopenie met linksverschuiving en verhoogd LDH

65
Q

behandeling buiktyfus

A

hogere generaties cephalosporinen
en IV azitromycine

66
Q

symptomen aboebenabces

A
  • wisselende koorts + malaise
  • leukocytose met verhoogd BSE
  • niet afwijkende leverenzymen
  • pijn rechts
  • hepatomegalie
  • vervloeiend necrotisch leverweefsel
  • visceuze chocoladebruine vloeistof met amboeben uit punctie
67
Q

diagnostike Hep C

A
  • ALAT en ASAT –> hepatitis
  • anti HCV antistoffen na 8 weken
  • HCV RNA voor actieve infectie
68
Q

tekenen levercirrose

A
  • gynaecomastie
  • erythema pulmare
  • caput medussa
  • spider navi
  • tandvleesbloedingen
69
Q

behandeling hep c

A

DAA: combi van 2:
- protease remmers (previr)
- Ns5a remmers (asvir)
- polymerase remmers (buvir)

70
Q

incubatietijd hep a

A

30 dagen

71
Q

extra-hepatische klachten hep a

A
  • gewrichtsklachten (vooral onderste extremiteiten)
  • vasculitis van de huid
72
Q

enterobius vermicularis

A

aarsmade
diagnostiek: - wormen in ontlasting
- plakband preperaat

behandeling:
mebendazol

73
Q

ascaris lumbricoides

A

spoelworm

loffler syndroom tijdens migratie fase:
- koorts
- hoesten
- eosinofilie
- pulmonair infiltraat

behandelen met albendazols

74
Q

strongyloides stercoralis symptomen

A
  • diaree
  • buikpijn
  • loffner syndroom
  • pneumonie
  • koorts
  • jeuk
  • kan bij immuungecomprebenteerd naar CNS –> ernstig beloop met abcessen
75
Q

stronggyloides stercoralis behandeling

A

oraal ivermectine

76
Q

behandeling schistomiasis

A

praiquantel

77
Q

wat gebeurt er in de directe type 1 reactie?

A
  • binnen seconden: histamine, leukotrienen etc komen vrij
    –>
  • bronchoconstrictie
  • vasodilatatie
  • oedeem
  • mucussecretie
  • zenuwstimulatie
  • verhoging vaat permibiliteit
78
Q

wat gebeurt er bij de late reactie bij type 1?

A

6-8 uur
- IgE synthese
- leukocyten adhesie, migratie en activatie
- activatie t-0cellen en granulocyten

79
Q

waar zorgen IL-5, eotaxine en ranTES voor?

A
  • weefselschade
  • vrije radicalen
  • bronchoconstrictie
  • mucussecretie
  • vasodilatatie
  • vasopermeabiliteit
80
Q

waar zorgt een afwijking in KIt receptor voor?

A

heel veel mestcellen (mastocytose)

81
Q

kenmerken acute urticaria

A
  • jeuk
  • angiooedeem
  • systemisch (GI of benouwdheidsklachten)
82
Q

wat kan je tegen ontsteking doen bij contact allergie?

A

topicale corticosteroiden geven

83
Q

criterea constitutioneel eczeem

A

hoofdcriterea:
- jeuk
nevencriterea:
- eczeem in plooien
- astma/ hooikoost
- vg droge huid
- zichtbaar eczeem flexuraal
- begin aandoening < 2 jaar

84
Q

wat valt onder atopisch syndroom?

A
  • eczeem
  • voedselallergie
  • astma
  • rhino-conjuctivitis
85
Q

risicofactoren beroepsgebonden allergie

A
  • sensibilidatie voor allergeen
  • roken
  • atopische constitutie
86
Q

schaal van muller

A

1: jeuk, urticaria, eczeem
2: 1 + oedeem, misselijk, braken, licht in hoofd, drukken borst
3: 1/2 + stridor, dysfagie, hees, ondeuidelijke spraak dyspnoe
4: cyanose, hypotensie, collaps, bewusteloos, hartritmestoornis

87
Q

waar is het risico op nosocomiale infecties afhankelijk van?

A
  • nderliggend lijden
  • uitgevoerde procedures/ ingrepen
  • opname duur
88
Q

wat zijn universele preventie maatregelen?

A

-persoonlijke hygiene
- hand hygiene
- asepsis: steriel mag niet vervuild raken
- decontaminatie: desinfecten huid door infuusprikken

89
Q

redenen opkomst infectieziekten

A
  • falende tijdige detectie
  • mislukte bestrijding vectoren
  • ontbossing (+ andere ingrepen in milieu)
  • sociale desintegratie in landen
  • toegenomen menselijk risicogedrag
  • toegenomen mobiliteit wereldbevolking
  • toegenomen resistentie
90
Q

meldingsplicht voor artsen

A
  • verdenking groep a = melden
  • b en c bij uitslag binnen 1 dag melden
  • cluster MRSA bij bron buiten ZH
  • voedselinfectie bij > 2
  • ongewone verheffing infectieziekten buiten groep
91
Q

meldingsplicht laborantia:

A

groepen vaststellen: binnen 1 dag

92
Q

meldingsplicht hoofden instelling

A

bij ongewoon aantal zieken

93
Q

soorten beta- lactamase

A
  • eenvoudig: penicilline
  • extendend en AmpC: penicillinen en vefalosprinnen
  • varbapenemase: alles
94
Q

toename antibiotica resistentie door

A
  • teoname antibiotica gebruik
  • verandering patienten populatie
  • toegenomen reisfrequentie