Week 14 Flashcards
3 soorten ziektebeelden bij hematurie
- IgA nefropathie: microscopische hematurie en proteinurie, het IgA kan neerslaan op de glomerulus en in de mesanchium cellen.
- Syndroom van Alport: erfelijke x-chromosomale ziekte met type collageen COL4A5, de basaalmembraan is verdikt doordat de collageenvezels gaan samenvoegen, kan leiden tot doofheid.
- Thin membrane nephropathy: collageenstoornis met een dun basaalmembraan, laat gemakkelijk erytrocyten door, autosomaal recessief Alport gen.
Symptomen bij het nefrotisch syndroom
- proteïnurie (>3,5 gr per dag)
- hypoalbuminemie
- oedeem
- hyperlipidemie
3 soorten nefrotisch syndroom
- Minimal change nefropathie
- geen verschil tussen normaal en afwijkende glomerulus
- vooral oorzaak bij kinderen (80%)
- simplificatie van podocytvoetjes (stomper)
- selectieve proteïnurie door verlies van ladingsselectiviteit
- prednison - Focale segmentale glomerulosclerose
- fibrose/sclerose zorgt voor afsluiting van een glomerulus segment
- kinderen en volwassenen
- in sommige delen wel en sommige niet (focaal)
- primair (idiopathisch) of secundair (obees)
- slechte prognose
- COL4A mutaties kunnen dit ook veroorzaken - Membraneuze glomerulopathie
- vooral volwassenen
- antistoffen (Ig) gemaakt tegen eiwit (PLA2-receptor) die op de voet van de podocyt zit
- autoimmuunziekte
- 20% nierinsufficiënt
- komt ook secundair voor bij maligniteiten
Behandeling nefrotisch syndroom
Afweerremmende geneesmiddelen:
- prednison
- cyclofosfamide
- azathioprine
- cyclosporine
- rituximab
Symptomen nefritisch syndroom
- oligurie
- nierinsufficiëntie
- proteïnurie (minder dan 3 gr per dag)
- oedeem
- hypertensie
- hematurie (cilindervormige erythrocyten)
Tubulo-interstitiële aandoeningen
- Erfelijke aandoeningen: cystenieren, Bartter/Gitelman/Liddle’s syndroom, nefrogene diabetes insipidus.
- Acute tubulusnecrose
- Acute interstitiële nefritis
- Chronische tubulo-interstitiële ziekten: analgetica nefropathie, Chinese kruiden nefropathie en Balkan nefropathie, chronische urinewegobstructie, sikkelcelziekte.
Waar zitten de mutaties bij de Bartter/Gitelamn/Liddle’s syndroom?
Bartter: NKCC2.
Gitelman: NCC.
Liddle: ENaC.
Verschillende typen hypertensieve crisis
- retinopathie/microangiopathie/acute nierinsufficiëntie
- aortadissectie
- acuut hartfalen
- coronairischemie
- herseninfarct
- hersenbloeding
- hypertensieve encefalopathie
- cocaïne intoxicatie
- adrenerge crisis
- glomerulonefritis
- primaire of secundaire hypertensie
- sclerodermis/vasculitis
- preëclampsie
Symptomen bij hypertensieve encefalopathie
- hoofdpijn
- lethargie
- verwardheid
- verminderde visus
- insulten
- coma
9 klassen antihypertensiva
- calciumantagonisten
- diuretica
- ACE-remmers
- ATII receptor blokkers
- directe renine remmers
- directe vaatverwijders
- betablokkers
- alpha-1 blokkers
- centraal-aangrijpende middelen
Kenmerken calciumagonisten
3 soorten:
- phenylalkylaminen (verapamil)
- Benzothiazepines (diltiazem)
- Dihydropyridines (nifedipine, amlodipine): werken alleen vaatverwijdend dus worden vooral gebruikt bij hypertensie.
Bijwerking: enkeloedeem.
Kenmerken anti-RAAS middelen
3 soorten:
- ACE-remmers (-pril): droge hoest, angio-oedeem lippen.
- ATII receptor blokker/ARB (-sartan): nierarteriestenose.
- Directe renine remmers.
Kenmerken diuretica
3 soorten:
- Lisdiuretica (furosemide).
- Thiazide diuretica (hydrochloorthiazide).
- Kaliumsparende diuretica (amiloride).
Aldosteron-antagonisten: spironolacton en eplerenon.
Bijwerkingen: jicht, hypokaliëmie, hyponatriëmie.
kenmerken bètablokkers en alphablokkers
bètablokkers (-olol): koude acra, bradycardie, moe/down, impotentie, soms bronchoconstrictie.
alphablokkers (doxazosine).
centraal werkende antihypertensiva
Moxonidine, clonidine, alfamethyldopa (zwangerschap).
Bijwerkingen: droge mond en slaperigheid.