Week 13 Flashcards

1
Q

Wat voor tests worden gedaan bij een zonlichtovergevoeligheidsreactie (chronische polymorfe lichtdermatose)?

A

Tests ter bepaling van welk deel van het zonlichtspectrum de huid overgevoelig maakt, adhv bepaling minimale erytheemdosis (MED)
Chronische polymorfe lichtdermatose kan jaarlijks in het voorjaar preventief adequaat worden behandeld middels UVB- of UVA-harding

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke huidaandoeningen worden verergerd door zonlichtexpositie?

A

Oa lupus erythematodes of eczeem, makkelijk huidmaligniteiten bij xeroderma pigmentosum
Door het gebruik van sommige geneesmiddelen, zoals bijvoorbeeld het antibioticum minocycline kan zonlicht minder goed worden verdragen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welk UV-licht dringt dieper in de huid?

A

UVA. Hoe langgolviger het licht, hoe dieper het UV licht de huid binnendringt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Op welke twee belangrijke manieren kan warmteafgifte via de huid gerealiseerd worden?

A

1 Vasodilatatie van de bloedvaten in de dermale papillen.
2 Toename zweetproductie via de eccriene zweetklier.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hoe kan psoriasis guttata behandeld worden?

A

Deze reageert goed op UVB-lichttherapie. Het werkingsmechanisme van deze behandeling berust op de immuunsuppressieve effecten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Speelt zonlicht een pathogenetische rol bij rosacea?

A

Ja, zonlicht veroorzaakt warmte-geïnduceerde roodheid in het gelaat door vasodilatatie. Hierdoor meer kans op inflammatie in de huid, waardoor rosacea verergerd kan worden.
Therapie: minocycline 1 dd 100 mg per os gedurende 1 maand en metronidazol crème voor lokaal gebruik.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Welke huidziekten zijn lichtgevoelig?

A

Positief:
-Psoriasis vulgaris
-Atopisch eczeem
Negatief:
-Lupus erythematosus
-Acne vulgaris
-Rosacea
-HSV
-Erythema multiforme

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welke van de volgende anatomische lokalisaties worden bij een fotodermatose doorgaans gespaard?

A

-Infranasale regio
-Nates
-Voetzolen
-Bovenste oogleden
-Buik

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Welke medicijnen kunnen fotoallergische en/of fototoxische reacties veroorzaken?

A

Enkel systemische middelen:
Amiodaron
Chloorpromazine
Ibuprofen
Minocyline
Minoxidil

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat zijn risicofactoren voor het ontwikkelen van een melanoom?

A

Zonexpositie, een veranderende moedervlek, klinisch atypische naevi, melanoom in de voorgeschiedenis en een positieve familie anamnese

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Noem drie potentieel nadelige effecten van te vaak en te veel zonnen

A

1 Immuunsuppressie, waardoor meer infectie en huidkanker
2 Meer cumulatieve DNA-schade, waardoor meer huidkanker
3 Snelle huidveroudering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Noem drie fysiologisch gunstige effecten van UV-straling voor een menselijk lichaam

A

1 Bruining, waardoor betere bescherming tegen UV-schade
2 Stimulatie vitamine D produktie
3 Stimulatie endorfine produktie (‘anti-depressief effect’)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hoe vaak komt psoriasis voor?

A

2-3% van de bevoling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Welke soorten psoriasis zijn er?

A

-Chronische placque psoriasis (psoriasis vulgaris): 85%
-Guttate psoriasis (kleine rode plekken): <10%
-Inverse/ flexural psoriasis: <5%
-Pustulaire psoriasis: <5%
-Erythrodermische psoriasis: <5%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat zijn de uiterlijke kenmerken van (placque) psoriasis?

A

-Rode, schilferende plekken
-Jeuk
-Strekzijden extremiteiten (itt eczeem aan buikzijde)
-Kaarsvet fenomeen: bij krabben wordt het witter
-Koebner fenomeen: waar de huid kapot gaat kan je psoriasis plekken krijgen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat zijn de kenmerken van psoriasis in een biopt?

A

-Hyperparakeratose
-Psoriasiform verlengde retelijsten
-Perivasculair lymfocytair ontstekingsinfiltraat
-Hypogranulose
-Gedilateerde capillair in papiltop
-Neutrofielen (microabces van Munro)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat is de rol van genen bij psoriasis?

A

Erfelijke aandoening, 73 bekende gevoeligheidgenen voor psoriasis, etnische verschillen genen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Welke comorbiditeiten kunnen optreden bij psoriasis?

A
  1. Cardiovasculair
  2. IBD
  3. Metabool syndroom (diabetes, obesitas).
    1/5 hebben artritis
    Behandeling helpt
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Hoe wordt de ernst van psoriasis beoordeeld?

A

PASI score (psoriasis area severity index, 0-72), geen artritis score bij

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Welke factoren spelen een rol bij de ontwikkeling van psoriasis?

A

Genen + externe factoren (microbioom, stress enz)
Microbioom zorgt ervoor dat je immuunsysteem rijper wordt als je kind bent

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Beschrijf de pathogenese van psoriasis

A

Th1 Th17 aandoening:
1. Door stimulus produceert keratinocyt pro-inflammoire cytokines
2. Activatie Th1 en Th17
3. Th1 produceert TNF-a (pro-atherogeen) en Th17 produceert IL-17 (pro-anti atherogeen)
Ook recruitment neutrofielen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Welke cytokines spelen een belangrijke rol bij psoriasis?

A

IL-17, IFN, IL-36. Bij pustulaire psoriasis (0,5%) IL36 op voorgrond, placque psoriasis IL17, paradoxicale psoriasis IFN

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Hoe wordt de ernst van psoriasis ingedeeld?

A

Mild: <3% opp
Matig: 3-10%
Ernstig: >10%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Hoe wordt psoriasis behandeld?

A
  1. Zalf met corticosteroiden
  2. Fototherapie
  3. Systemisch (altijd bij artritis)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Wat zijn de kenmerken van psoriasis tijdens de zwangerschap?

A

Certulizumab (anti TNF injectie subcutaan) gaat niet door placenta heen
Bij zwangerschap gaat het meestal beter met psoriasis, slechter met eczeem door type Th2 inflammatie bij zwangerschap dat Th1 en 17 tegenwerkt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Wat is het verschil tussen waar psoriasis en eczeem voorkomen?

A

Eczeem op vochtige huidgebieden (plooien), psoriasis op droge huidgebieden. Microbioom anders op vochtige en droge huid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Wat is het effect van sporten op het microbioom?

A

Bij high intensity training kun je bacterien opwekken die omhoog gaan en anti inflammatoir werken (gunstig bij alle immuunziekten)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Welk micro-organisme is belangrijk bij het ontstaan van seborroisch eczeem?

A

Gistcel pityrosporum in talgklierrijke huidgebieden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Wat zijn de kenmerken van huidinfecties?

A

-Exogeen: van een extern reservoir
-Endogeen: vanuit dragerschap bv bij chirurgische ingreep, lactatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Wat zijn de kenmerken van huidmanifestaties van infectieziekten?

A

-Primaire oorzaak elders in het lichaam
-Exanthemen, septische embolieen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Hoe vormt de huid een barriere tegen infecties?

A

-Hoornlaag
-Talg (lipiden)
-Antimicrobiele peptiden
-Huidflora

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Hoe is de huid opgebouwd?

A

Epidermis: hoornlaag, lucidum (soms), granulosum, spinosum (grootste laag), basale
Dermis: 70% collageen, 30% elastine, zweetklieren, zenuwen, vaten, haarfollikel, onderhuidse vet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Wat zijn de belangrijkste bacteriele verwekkers van huidinfecties?

A

Vaakst voorkomend, pussende infecties
Grampositieve kokken - pyodermie
* Staphylococcus aureus
* Streptococcus pyogenes (meestal groep-A-streptokokken, soms B,C of G), kan complicaties geven
Gramnegatieve staaf
* Pseudomonas aeruginosa (vaak secundair)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Welke pyodermieen zijn er?

A

Oppervlakkig naar diep:
* Impetigo vulgaris/bullosa
* Ecthyma
* Folliculitis/furunkel/carbunkel
* Erysipelas
* Cellulitis
* Fasciitis necroticans

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Wat zijn de kenmerken van impetigo vulgaris (krentenbaard)?

A

-Oppervlakkig: stratum corneum en granulosum
-90% s. aureus, 10% streptococcus pyogenes
-Besmettelijk, jonge kinderen
-Primair door direct contact of secundair
-Rond mond door kwijlen, verstoort huidbarriere
-Goudgele crustae

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

Hoe wordt impetigo vulgaris behandeld?

A

-Lokaal: korsten afwassen,
* antiseptisch, antibiotisch
-Per os: antibiotisch
* Flucloxacilline
* Strept gr A systemisch

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

Wat zijn de kenmerken van impetigo bullosa?

A

-Oppervlakkige blaasjes
-Exfoliatieve toxinen producerende S. aureus zorgen voor splijting oppervlakkig in huid (groep 2 coagulase-positieve stafylokokken)
-Lijkt op SSSS (stafylokokken scalded skin syndrome) dat wel levensgevaarlijk is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

Hoe worden bulleuze impetigo en SSSS behandeld?

A

Bulleuze impetigo: AB lokaal of oraal
SSSS: systemische AB- iv of oraal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

Wanneer kunnen secundaire huidinfecties optreden?

A

Bij verstoorde huidbarriere:
Eczeem
Wonden / trauma
Door krabben
Chronisch (lymf)oedeem
Navelstomp
Herpes simplex/zoster
Schimmel infecties
Parasitaire infecties
Etc!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

Wat zijn de kenmerken van ecthyma ulcus?

A

Diepere necrotiserende variant van impetigo
Vaak streptokokken of PVL-positieve S. aureus
Pijnlijk en roodheid eromheen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q

Wat zijn de kenmerken van folliculitis?

A
  • Oppervlakkige ontsteking haarzakjes
  • Pustels, roodheid en pijn
  • S. aureus
  • Pityrosporon: monomorfer beeld, relatief weinig erytheem, jeukende miliaire pustels
  • Provocerend: trauma (scheren), occlusie (bv olie, strakke broeken,
    zittend werk), topicale corticosteroïden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
41
Q

Hoe wordt folliculitis behandeld?

A

Provocerende factoren staken, antiseptica, AB

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
42
Q

Wat zijn de kenmerken van een furunkel?

A
  • Acuut necrotiserende ontsteking haarzakje
  • Koorts, malaise
  • S. aureus
  • Furunculosis
    Kunnen na tijdje samenvloeien tot carbunkel
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
43
Q

Hoe wordt een furunkel/ carbunkel behandeld?

A

– Ontlasten
– AB, desinfect
– Recidieven: Dragerschap

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
44
Q

Wat zijn de kenmerken van erysipelas?

A
  • Acute bacteriële infectie dermis, opp. subcutis en opp. lymfevaatjes
  • Pyogene streptokokken, zelden S. aureus
  • Vaak hoge koorts, koude rillingen, malaise
  • Scherp begrensd erytheem, oedeem, induratie, warm
    – soms blaren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
45
Q

Wat zijn risicofactoren voor erysipelas?

A

Verstoorde huidbarrière
- Porte d’entree
- Veneus, lymfoedeem
- Diabetes mellitus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
46
Q

Hoe wordt erysipelas behandeld?

A
  • Flucloxacilline, clindamycine iv of oraal
  • Oedeem verminderen dmv ambulante compressie na de acute fase (zwachtelen, steunkous)
    Recidiverende erysipelas: maandelijks benzylpenicilline i.m
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
47
Q

Wat zijn de kenmerken van cellulitis?

A
  • (Sub)acute/ chronische bacteriële infectie dermis, subcutis
  • Meerdere verwekkers: o.a. Streptokokken, S. aureus, soms H.influenzae ea
  • Minder scherp begrensd
  • Patiënt kan erg ziek zijn
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
48
Q

Wat zijn risicofactoren voor cellulitis?

A

Verminderde lymfe afvloed, arteriële/ veneuze circulatie, huidbarrière, obesitas

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
49
Q

Wat zijn de kenmerken van necrotiserende fasciitis?

A
  • Medisch spoedgeval, hoge mortaliteit
  • Mengflora of mono-microbieel: groep A
    streptokokken (10-15% van totaal
    verwekkers)
  • Onscherp begrensd erytheem, pijn en zwelling (extremiteiten, romp, perineum (Fournier’s gangreen, gevolgd door roodpaarse tot donkerblauwe verkleuring en bullae (haemorrhagisch), waarna zwarte necrose (minder pijn)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
50
Q

Wat zijn risicofactoren voor necrotiserende fasciitis?

A
  • Trauma (brandwond, chirurgie)
  • IV drugsgebruik
  • Varicella
  • Bestaande weke delen infectie
  • Algemeen: Immunosuppressie, DM, ondervoeding, alcoholisme, leeftijd > 60, verminderde nierfunctie, maligniteit, perifeer arterieel vaatlijden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
51
Q

Hoe wordt necrotiserende fasciitis behandeld?

A

Ruime excisie!
En AB obv verwachte verwekker(s)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
52
Q

Wat zijn de belangrijkste virale huidinfecties?

A
  • Herpes-simplex-virus type 1 en 2
  • Varicella zoster virus
  • Humaan papillomavirus (HPV)
  • Molluscum-contagiosum-virus
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
53
Q

Wat zijn de kenmerken van HPV?

A
  • > 150 genotypen bekend
  • Cutaan / mucosaal
  • Oncogeen/ niet-oncogeen
  • A- /Symptomatisch
    – Verrucae vulgaris
    – Verrucae plana
    – Condylomata acuminata
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
54
Q

Wat is de uiting van een HPV huidinfectie?

A

Wratten (verruca)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
55
Q

Wat zijn de kenmerken van mollusca contagiosa?

A

Waterwratten:
* M.n. bij kinderen, epidemieën
* Spontane genezing
* Uitgebreid bij atopisch eczeem
* Volwassenen: vaak genitaal regio
* NB uitgebreide infecties op volwassen leeftijd kunnen wijzen op een afweerstoornis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
56
Q

Wat zijn de kenmerken van een HSV infectie?

A
  • Primoinfectie: herpes gingivostomatitis
  • Vesikels in hetzelfde stadium
  • Recidief: vanuit sensibele ganglia
  • Luxerend: zonlicht, stress, menstruatie, koorts , trauma
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
57
Q

Wanneer worden HSV 1/2 infecties behandeld?

A
  • Secundaire bacteriële infectie
  • Frequente recidieven
  • Immuungecompromitteerden en andere ernstige gecompliceerde infecties
    Kan snel verspreiden bij eczema herpeticum
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
58
Q

Wat zijn de kenmerken van dermatomycose (ringworm)?

A

Oppervlakkige schimmelinfectie met dermatofyten
* Huid, nagels, haren
* Hecht niet aan mucosa
Dermatomycose leeft van keratine dus in huid met hoornlaag (niet slijmvliezen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
59
Q

Wat zijn risicofactoren voor dermatomycosen?

A

Gastheerfactoren:
- lokale factoren huid
- vochtigheidsgraad en temp
- onderliggend: endocrien
(DM), afweerstoornis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
60
Q

Wat is een onychomycose?

A

Schimmelinfectie van de nagels

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
61
Q

Hoe wordt tinea capitis (haren) overgedragen?

A

Overdraagbaar door contact
* Schoolkinderen
* Familie
* Huisdieren
Diagnostiek: KOH-preparaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
62
Q

Wat zijn de kenmerken van candida?

A
  • Commensaal mond, tr. digestivus, vagina
  • Afweerstoornis, obesitas, iatrogeen (AB)
  • Slijmvliezen, plooien
  • Mond: afschraapbaar
  • Symmetrisch, schilferkraag, centraal erosie
  • “Eilandjes voor de kust”
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
63
Q

Hoe wordt intertrigo behandeld?

A

Bestrijd warmte, vocht en wrijving.
* Huidplooien schoon en droog
* Afvallen (bij overgewicht).
* Ernstige intertrigo: iets tussen de plooien)
* Bestrijd incontinentie.
Beschermende cremes, zonodig met antibacteriële, antimycotische, en/of anti-inflammatoire (corticosteroïden) toevoegingen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
64
Q

Hoe worden gist/schimmelinfecties behandeld?

A

Algemene maatregelen
* Droog houden
* Secundaire infectie bestrijden
* Onderliggende problemen behandelen
Antimycotica lokaal
* Azolen (miconazolcreme, ketoconazolcreme)
* Whitfield creme of zalf
* Ciclosporox creme
Antimycotica oraal
* Azolen (itraconazol, fluconazol, dermatofyten en gisten - candida)
* Terbinafine (Dermatofyten)
* Nystatine (Candida)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
65
Q

Wat zijn de kenmerken van scabies (mijt)?

A

Jeuk, handen en voeten
Erythemateuze papels, vesikels en gangetjes, nodi (bij mannen in genitaalhebied, krabeffecten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
66
Q

Hoe wordt scabies gediagnosticeerd?

A
  • Dermatoscopie
  • Microscopie
67
Q

Wat is scabies crutosa?

A

Miljoenen mijten
Hyperkeratotische plaques, ook op
handpalmen en voetzolen
Zeer besmettelijk, ook aerogeen via schilfers
Mijt overleeft 3 dagen bij kamertemp en tot 7 dagen bij hoge luchtvochtigheid en lage temperaturen

68
Q

Hoe wordt scabies behandeld?

A

1.MEDICAMENTEUS
 Permetrine 5% creme op dag 1 en 8
 Ivermectine 200 microgram/kg op dag 1 en 8
 Benzoylbenzoaat-smeersel 25% FNA op dag 1,2 en 8,9
2. CONTACTEN BEHANDELEN (>15 minuten of regelmatig huidcontact)
3. HYGIENISCHE MAATREGELEN
 Was – en luchtvoorschriften
 Vermijden > 15 min contact met besmette personen / kleding tot 12 uur na
behandeling

69
Q

Aan welke ziekte moet je denken bij onpijnlijke ulcera na reis?

A

Leishmaniasis

70
Q

Wat is een exantheem?

A

-Vlekjeziekte, rash
-Huiduitslag als uiting van een algemene aandoening
-Maculopapuleus: macula (vlekjes) en papels (bultjes)
-Morbilloform (grofvlekkig) en rubelliform (fijnvlekkig)
-Enantheem: uitslag op de slijmvliezen

71
Q

Wat zijn de oorzaken van exantheem?

A

-Infectieus: bacterieel, viraal
-Niet infectieus: allergie, AIZ, vasculitis
-Overig

72
Q

Wat zijn the big five klassieke kinderexanthemen

A

1e ziekte Maelen/ Morbilli
2e ziekte Roodvonk/ Scarlatina
3e ziekte Rode hond/ Rubella
5e ziekte Erythema infectiosum
6e ziekte Exanthema subitum
-Waterpokken/ Varicella

73
Q

Wat is de verwekker van mazelen?

A

Paramyxovirus

74
Q

Wat zijn de kenmerken van mazelen?

A

Incubatietijd: 8-14 dagen
Symptomen: koorts, conjunctivits, rhinitis en hoesten
Exantheem: grofvlekkig confluerend maculopapuleus exantheem
Enantheem: koplikvlekken
Pathognomonisch: koplikvlekken
Voorkeursleeftijd: 0,5-4 jaar

75
Q

Wat is het beloop van mazelen?

A

Meestal zelflimiterend
Hoge koorts, rhinitis, conjunctivitis, na 3-7 dagen exantheem
Complicaties: 5-10% otitis media, pneumonie, 0,1% encephalitis, myocarditis
Risicogroepen: kinderen <1 jaar, pasgeborenen van niet-immune moeders

76
Q

Bestaat er voor mazelen een meldingsplicht bij de GGD?

A

Meldingsplichtige ziekte groep B2
Binnen 24u melden aan de GGD bij constatering of vermoeden
Wering van mazelen patienten van school of creche is niet zinvol

77
Q

Hoe wordt mazelen gediagnosticeerd?

A

IgM antistoffen

78
Q

Wat zijn de verwekkers van roodvonk?

A

Groep A, streptococcus pyogenes

79
Q

Wat zijn de kenmerken van roodvonk?

A

Incubatietijd: 2-7 dagen
Symptomen: koorts, keelontsteking, gezwollen cervicale klieren
Exantheem: puntvormig rood ruw exantheem, narcosekapje
Enantheem: frambozentong
Voorkeursleeftijd: 2-10 jaar

80
Q

Wat is het beloop van roodvonk?

A

Beloop doorgaans mild
Vroege complicaties: peritonsillair abces/ infiltraat, OMA, sepsis, NWDI, STSS
Late complicaties: acuut reuma, poststreptokokken glomerulonefritis
Risicogroepen: anatomische afwijking in het KNO gebied, Syndroom van Down

81
Q

Is er een meldingsplicht voor roodvonk?

A

-Geen meldplicht bij de GGD, wel bij invasieve GAS infecties met NWDI, STSS, purperale infecties
-Kinderen met roodvonk mogen in principe naar school of de creche
-Het doormaken van roodvonk is geen garantie voor blijvende immuniteit

82
Q

Hoe wordt roodvonk gediagnosticeerd?

A

Vooral klinische diagnose, lab weinig zinvol

83
Q

Hoe wordt roodvonk behandeld?

A

-Afwachtend beleid, cave toename incidentie GAS infecties
-Ab bij ernstig zieke kinderen of risicogroepen
-Soms adviseert de GGD ab

84
Q

Wat is de verwekker van rode hond?

A

Rubellavirus

85
Q

Wat zijn de kenmerken van rode hond?

A

Incidentie: 12-23 dagen
Symptomen: BLWI, lymfadenopathie, soms gewrichtsklachten
Exantheem: kleinvlekkig maculopapuleus, confluerend op romp en gelaat
Enantheem: kleine rode vlekjes op palatum molle
Voorkeursleeftijd: 6-12 jaar

86
Q

Wat is het beloop van exantheem bij rode hond?

A

Lymfadenopathie een dag voor het exantheem
Exantheem eerst gelaat, dan verspreidend over de romp. Aanvankelijk maculopapulair, daarna confluerend

87
Q

Wat is het beloop van rode hond?

A

Doorgaans mild, zelflimiterend
Luchtweginfectie met lymfadenopathie, daarna exantheem met koorts
Complicaties: trombocytopenische purpura, encefalitis, GBS
Risicogroepen: zwangeren vooral 1e trimester-> congenitaal rubella syndroom

88
Q

Wat zijn de gevolgen van congenitaal rubella syndroom?

A

Mentale retardatie, doofheid, hartafwijkingen, glaucoom, cataract

89
Q

Is rode hond meldingsplichtig?

A

-Meldingsplichtige ziekte groep B2
-Binnen 24u melden aan de GGD
-Wering van school en creche niet zinvol, wel ouders en personeel inlichten

90
Q

Hoe wordt rode hond gediagnosticeerd?

A

Middels IgG en IgM antistoffen, keelwat op PCR

91
Q

Wat is de verwekker van vijfde ziekte/ erythema infectiosum?

A

Humaan parvovirus B19

92
Q

Wat zijn de kenmerken van vijfde ziekte/ erythema infectiosum?

A

Incubatietijd: 7-21 dagen
Symptomen: malaise, koorts, gewrichtspijnen
Exantheem: erytheem wangen, maculopapuleus strekzijde ledematen, soms op billen en de romp
Enantheem: geen
Voorkeursleeftijd: 4-10 jaar

93
Q

Wat is het beloop van exantheem bij vijfde ziekte?

A

Roze rood wegdrukbaar maculopapuleus exantheem
Begin scherp begrensd, later confluerend met centrale verbleking (guirlandes)

94
Q

Wat is het beloop van vijfde ziekte?

A

Zelflimiterend
Complicaties: aplastische crise bij patienten met chronische hemolytische anemie, intra-uteriene vruchtdood/ spontane abortus bij infectie <20 wk
Risiogroepen: niet-immune zwangeren, patienten met chronische hemolytische anemie

95
Q

Is vijfde ziekte meldingsplichtig?

A

-Geen meldingsplicht
-Wering van school of creche is niet zinvol aangezien het besmettelijk is voor het exantheem
-Informeren bij epidemie op KDV of school

96
Q

Hoe wordt vijfde ziekte gediagnosticeerd?

A

Diagnostiek meestal niet nodig

97
Q

Hoe wordt vijfde ziekte behandeld?

A

-Bij zwangeren met een mogelijke besmetting kan een antistofbepaling aangeboden worden
-Afwachtend beleid

98
Q

Wat is de verwekker van zesde ziekte/ exanthema subitum?

A

Humaan herpesvirus type 6A+B

99
Q

Wat zijn de kenmerken van zesde ziekte?

A

Incubatietijd: 5-14 dagen
Symptomen: hoge koorts zonder focus, na de koorts ontstaat het exantheem
Exantheem: fijn maculopapulair exantheem
Enantheem: geen
Voorkeursleeftijd: 3 mnd-3 jaar

100
Q

Wat is het beloop van exantheem bij zesde ziekte?

A

Exantheem ontstaat na de koorts, begint op de romp en verdwijnt via de ledematen

101
Q

Wat is het beloop van zesde ziekte?

A

Zelflimiterend
Complicaties: afstotingsreacties, pneumonie, encephalitis
Risicogroepen: immuungecompromitteerde patienten

102
Q

Is 6e ziekte meldingsplichtig?

A

-Bij meerdere gevallen in een instelling kan er sprake zijn van meldingsplicht
-Wering van KDV, werk of school niet nodig

103
Q

Hoe wordt zesde ziekte gediagnosticeerd?

A

Serologie is mogelijk, dat is geen routinediagnostiek

104
Q

Hoe wordt zesde ziekte behandeld?

A

Preventie niet mogelijk, bijna alle kinderen zijn na het 2e levensjaar seropositief
HHV-6 blijft na de infectie latent aanwezig en wordt in wisselende mate uitgescheiden in het speeksel
Afwachtend beleid

105
Q

Wat zijn de kenmerken van waterpokken/ varicella?

A

Incubatietijd: 1-21 dagen
Symptomen: lichte koorts, algehele malaise en exantheem met jeukklachten
Exantheem: maculae welke snel overgaan in blaasjes en crusteuze laesies
Enantheem: vesikels of ulcera op het mondslijmvlies
Voorkeursleeftijd: 0-4 jaar

106
Q

Wat is kenmerkend voor de laesies bij waterpokken?

A

Laesies ontstaan niet synchroon en alle stadia kunnen tegelijk aanwezig zijn (maculae, vesikels, pustels en crustae)
Laesies op de behaarde hoofdhuid

107
Q

Wat is het beloop van waterpokken?

A

Koorts, algehele malaise, ontstaan van blaasjes welke overgaan in pustels en indrogen
Complicaties: bacteriele superinfectie (cellulitis, artritis, osteomyelitis door krabben), meningo-encefalitis, pneumonie
Risicogroepen: immuungecrompomiteerden, pasgeborenen, zwangeren (13-20 wk)-> congenitale varicella syndroom

108
Q

Is waterpokken meldingsplichtig?

A

-Geen meldplicht bij individuele gevallen, wel bij clusters in kindercentra en scholen
-Weing van scholen of kinderopvang is niet noodzakelijk, wel contact vermijden met risicogroepen

109
Q

Hoe wordt waterpokken gediagnosticeerd?

A

Meestal klinisch, op indicatie PCR uit de blaasjes of VZV IgG antistoffen

110
Q

Hoe wordt waterpokken behandeld?

A

-Zelflimiterend, wees alert op secundaire bacteriele infecties
-Bij niet immune zwangeren/ pasgeborenen kan VZ Ig gegeven worden

111
Q

Welke 3 pathofysiologische processen spelen een rol bij systemische sclerose?

A

Immuuncelactivatie Auto-antistoffen/inflammatie
Endotheeldysfunctie Vasculopathie
Fibrosering Orgaandysfunctie

112
Q

Wat is de kliniek van systemische sclerose?

A
  • Inflammatie leidend tot fibrose van bijvoorbeeld longen en huid
  • Vasculopathie, schade aan vaten, leidend tot digitale ulcera aan handen en voeten en pulmonaal arteriele hypertensie
  • Ook gastrointestinale betrokkenheid met slikstoornissen, reflux, bacteriele overgroei, diarree, obstipatie
113
Q

Welke organen kunnen betrokken zijn bij systemische sclerose?

A

-Gastro-oesofageale aantasting
-Cardiale betrokkenheid
-Digitale ulcera
-Nierfunctieproblemen
-Interstitiele longziekte (ILD)
-Pulmonaal arteriele hypertensie (PAH)

114
Q

Wat zijn de kenmerken van digitale ulcera bij SSc?

A
  • 44% van de SSc patiënten
  • Zeer pijnlijk
  • Persisterent en terugkerend; slechte genezing
    – Verlittekening
    – Infecties
    – Weefsel verlies
  • Verlies van functie
  • Misvormend
  • Amputatie
  • Irreversibel weefselverlies bij 30% van de patiënten met persisterende ulcera
115
Q

Wat zijn de eerste symptomen van digitale ulcera bij SSc?

A

Fenomeen van Raynaud

116
Q

Wanneer denken aan systemische sclerose bij Raynaud?

A
  • Asymmetrische presentatie (dus aan 1 hand, of slechts paar vingers)
  • Gepaard gaande met wondjes/ulcera
  • Op latere leeftijd ontstaan
  • Andere symptomen van systemische sclerose
117
Q

Hoe wordt Raynaud behandeld?

A
  • Calciumantagonisten (geven vaatverwijding,bijwerkingen zijn hoofdpijn en oedeem)
    Overige behandelingen
  • Endotheline receptor antagonist (bij bestaan van digitale ulcera, met name secundaire preventie)
  • Fosfodiesterase remmers (bij digitale ulcera)
  • Intrevaneus prostaglandines (iloprost) : vaatverwijding, voor behandeling van actieve digitale ulcera
118
Q

Benoem 2 auto-antistoffen betrokken bij SSc

A

Anti Scl-70: ILD, diffuse ziekte
Anti centromeer: PAH, gelimiteerde ziekte

119
Q

Wat zijn de klachten bij gelimiteerde systemische sclerose?

A

Calcinosis cutis
Raynaud
Slokdarmmotiliteitsstoornis
Sclerodactylie
Telangiectasia

120
Q

Hoe wordt fibrose behandeld?

A

Anti-fibrotische behandelmogelijkheden beperkt
- Directe fibroseremmers : nintedanib
EULAR/EUSTAR aanbevelingen (remming inflammatie):
- methotrexaat
- cyclophosphamide
- hematopoietische stamceltransplantatie (HSCT)

121
Q

Wat is een nieuwe target van antifibrotische behandeling?

A

PPARg liganden-> remt werking TGF-B

122
Q

Wat zijn de verwekkers van lyme borreliose?

A
  • US: Borrelia burgdorferi
  • EU: Borrelia garinii
    Borrelia afzelii
    Borrelia burgdorferi
    (Borrelia myamotoi)
123
Q

Wat zijn de 3 stadia van lyme borreliose?

A
  1. Gelokaliseerde infectie
  2. Gedissimineerde infectie
  3. Persisterende infectie
124
Q

Wat zijn de kenmerken van stadium 1 van lyme borreliose?

A
  • locale infectie
  • 3-30 dagen na beet
  • centrifugale uitbreiding
  • erythema migrans (75% EM)
  • 75% centrale opheldering (EU)
  • 30-60% jeuk, brand gevoel
  • algehele malaise
  • vermoeidheid, koorts
  • soms asymptomatisch, 50% geen klachten
  • lymphocytoom
125
Q

Wat zijn de kenmerken van stadium 2 van lyme borreliose?

A

< 1 jaar na infectie/EM
* gedissemineerde infectie!
* multipele secundaire huid laesies
* koorts
* algehele malaise
* vermoeidheid
* meningitis
* radiculitis
* hersenzenuw uitval
* artritis
* carditis (a-v geleidingsblok)
* overige zeldzame manifestaties

126
Q

Wat zijn de kenmerken van stadium 3 van lyme borreliose?

A

➢1 jaar na infectie of EM
* chronisch (>6 mnd)
* polyneuropathie
* encephalopathie: cognitieve stoornissen, slaapstoornissen, persoonlijkheids stoornissen
* chronische artritis
* acrodermatitis chronica atroficans (ACA)

127
Q

Beschrijf de epidemiologie van lyme

A
  • Vector teken (Ixodes)
  • Reservoir herten, knaagdieren (veldmuis, eekhoorn)
  • Voorkomen NL juni-december (95%)
  • Geen overdracht mens-mens
128
Q

Waar is het risico op lyme borreliose van afhankelijk?

A
  • dichtheid teken
  • prevalentie geïnfecteerde teken (3 - >50%)
  • mate, frequentie en duur van expositie: <48u verwijderd en larven en nimfen geen risico op transmissie naar mensen. Larven en nimfen voeden mn op kleine knaagdieren, adulten voeden mn op herten
  • kans op klinische Lyme na beet van geïnfecteerde teek is 1-3%
  • positiviteit teek geen voorspellende waarde voor infectie!
129
Q

Hoe wordt lyme gediagnosticeerd?

A

Primair klinische diagnose, geen verdere diagnostiek (serologische test <8 weken lage sensitiviteit), kuur ab. Bij andere huidlaesies dan erythema migrans met verdenking op lyme kan je PCR van huidbiopt doen + serologie
Na 8 weken goede sensitiviteit serologische testen

130
Q

Wanneer wordt lyme profylaxe gegeven?

A

Gebieden met infectierisico na beet >4%

131
Q

Hoe wordt lyme behandeld?

A

Bij erythema migrans: doxycycline 10d, amoxicilline 14d
Stadium 2: vroege neuroborreliose ceftriaxon iv 14d, artritis doxycycline 30d
Stadium 3: ceftriaxon iv 30d

132
Q

Welke klachten passen bij Behcet?

A

-Pijnlijke aften oraal
-Pijnlijke genitale zweren
-Pijnlijke pustels
-Huidafwijkingen
-50% oogziekte
-45% gewrichten
-Neurologisch
-GI
-Vasculair

133
Q

Hoe wordt Behcet gediagnosticeerd?

A

Recidiverende orale ulcera en oogafwijkingen/ huidafwijkingen/ positieve pathergietest

134
Q

Wat is de oorzaak van Behcet?

A

Auto-inflammatoire vasculitis, alle vaten kunnen aangedaan zijn
Arterieel:
 Vasculitis
 Pulmonaalvat aneurysma’s
 Aortitis
Venen:
 Thromboflebitis
 DVT
 Longembolieën

135
Q

Bij wie komt Behcet het vaakst voor?

A

Vooral Turkse patienten. HLA-51 komt vaker voor bij patienten met Behcet en rondom zijderoute (iran, israel, daarna japan)

136
Q

Beschrijf de pathogenese van Behcet

A

Multifactoriele pathogenese. Trauma/ triggers + genen→ immuuncellen geactiveerd. Th1, Th17, innate, tregs stimuleren granulocyten tot inflammatie. MHC-1 ziekte, macrofagen verwerken de signalen verkeerd

137
Q

Wat zijn mogelijke triggers van Behcet?

A

Streptococcen (sanguis): verhoogde reactiviteit skin test, antistofvormig, BD inductie
muizen, γ/δ-T cellen inductie
Herpes: in lesies, BD inductie muizen, geen effect antivirale middelen
HSP65: stimuleert γ/δ-T cellen van BD patiënten en formatie anti-HSP65, uveitis in
muizen, aanwezig in BD lesies
Retinal S-proteine: auto-antistoffen na uveitis bij BD, homologie met HLA-B51 en B27
(Moleclar mimicry)

138
Q

Hoe wordt Behcet behandeld?

A

Start lokaal; TCA/ elidel
Colchicine
Dapson, pentoxyfyline, thalidomi
Step-up:
1. Prednison
2. Cyclosorinetocil, MTX, azathioprine, mycofenolaat
3. Adalimumab (anti-TNF)!, infliximab
4. Cyclofosfamide, anders
Apremilast veelbelovend, veel bijwerkingen

139
Q

Hoe groot is de huid?

A

1,5-2 m2 en 15 kg

140
Q

Wat zijn de functies van de huid?

A

-Barriere: micro-organismen, UV, schadelijke stoffen
-Handhaven intern milieu: vochthuishouding, temperatuur
-Pijn en temperatuur voelen
-Isolatie voor warmte en kou
-Opslagplaats voor energie
-Omzetten Vit D
-Stootkussen
-Intermenselijk contact

141
Q

Waaruit bestaat de epidermis?

A
  • Keratinocyten (hoorncellen)
  • Melanocyten (pigmentcellen)
  • Langerhanscellen
  • Merkelcellen
  • Vrije zenuwuiteinden
  • Géén bloedvaten
142
Q

Waaruit bestaat de dermis?

A
  • Overgang epidermis-dermis: Basale membraan
  • Papillen stevigheid
  • Bloedvaten temperatuur
  • Dikte 1-3 mm
  • Fibroblasten “tussenstof“
  • Adnexen (huidaanhangsels)
143
Q

Wat maken fibroblasten?

A

Dermale matrix:
– collageenvezels (trekvast)
– elastinevezels (rekbaar)
– ertussen: glycosaminoglycanen
oa chondroitinesulfaat
dermatansulfaat
hyaluronzuur
Stevigheid, soepelheid en volume

144
Q

Welke soorten zweetklieren zijn er?

A
  • Eccriene zweetklieren in dermis/subcutis: thermoregulatie, terugresorptie Na+ , homeostase water & electrolyten
  • Apocriene klieren dieper in subcutis: oiv androgenen secreet door bacteriën omgezet (lichaamsgeur)
145
Q

Wat zijn de functies van de dermis?

A

 mechanische bescherming
 thermoregulatie
 aanvoer voedingsstoffen/zuurstof
 aanvoer ontstekingscellen
 pijn- en tastzin
 aanvoer keratinocyten en melanocyten bij wondherstel

146
Q

Waaruit bestaat de subcutis?

A
  • vnl. vetcellen = lipocyten
  • netwerk van bindweefsel
  • verder bloedvaten, zenuwen
147
Q

Wat zijn de functies van de subcutis?

A

 energiereserve
 isolatie
 waterreservoir
 stootkussen

148
Q

Waar staat PROVOKE voor?

A
  • Plaats
  • Rangschikking
  • Omvang (aantal, grootte)
  • Vorm
  • Omtrek
  • Kleur
  • Efflorescenties = bloeiwijze
149
Q

Welke efflorescenties zijn er?

A

macula dyschromie erytheem
purpura teleangiectasia papula
urtica nodulus - nodus plaque
tumor vesicula - bulla pustula
squama crusta comedo
erosie excoriatie ulcus
lichenificatie rhagade

150
Q

Wat is een macula?

A

Vlek:
* omschreven kleurverandering in niveau huid
* zonder andere epidermale of dermale afwijkingen

151
Q

Wat is lichenificatie?

A

Vergroving van het huidrelief

152
Q

Welke efflorescenties kunnen zichtbaar zijn bij chronisch eczeem?

A

Lichenificatie, rhagaden (scheuren) en xerosis (droge huid)

153
Q

Acne vulgaris efflorescenties

A

Comedonen, papels, pustels

154
Q

Wat is erytheem?

A

rode verkleuring die berust op vaatverwijding
“wegdrukbare roodheid”

155
Q

Wat zijn purpura?

A

zichtbare bloeding van huid of slijmvliezen
“niet wegdrukbare roodheid”

156
Q

Wat zijn papula?

A

Circumscriptie, solide verhevenheid <1 cm, ontstaan door cel-, weefsel- of vochttoenamie, geneest zonder litteken

157
Q

Wat zijn plaques?

A

Solide, vlakke verhevenheid “plateau” > 1cm (iha >2cm) In feite “uitgerekte” of ook wel geconflueerde papels

158
Q

Wat is een urtica?

A

Galbult: vlakke, circumscripte, vluchtige verhevenheid van de huid tgv oedeemvorming in de dermis (histamine-reactie!)
~ oedeempapel

159
Q

Wat is een nodus?

A

Circumscripte knobbel of palpabele weerstand in dermis of subcutis >1 cm, al dan niet boven de huid verheven
Nodulus: als < 1cm

160
Q

Wat is een vesicula?

A

Blaasje: zichtbare holte in de epidermis, <1 cm en gevuld met helder vocht

161
Q

Wat is een bulla?

A

Blaar: zichtbare holte, intraepidermaal of subepidermaal gelegen, >1 cm en gevuld met helder vocht

162
Q

Wat is een pustula?

A

Zichtbare holte gevuld met purulent vocht (pus), meestal intraepidermaal; ~ vesicula met purulente inhoud

163
Q

Wat is een crusta?

A

Korst, samengesteld uit ingedroogd vocht (serum, pus, bloed) of uit cellen, necrotisch materiaal of vuil

164
Q

Wat is een squama?

A

Schilfer: loslatend conglomeraat van hoorncellen

165
Q

Wat is een excoriatie?

A

Krabeffect: een epidermo-dermaal defect (puntvormige bloedingen zichtbaar)

166
Q

Wat is een ulcus?

A

Zweer: defect dat reikt tot in de subcutis met geen of geringe genezingstendens, ontstaan na voorafgaande huidverandering