Week 11: Systemische en CZS manifestaties van infectie- en immuunziekten Flashcards

1
Q

Hoe moet de diagnose vasculitis zoveel mogelijk bevestigd worden?

A

Histologisch

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hoe werkt grote bloedvaten vasculitis?

A

DC wordt geactiveerd in de adventitia
Hij wil presenteren aan de lymfo’s in de lymfeknoop, maar daar gaat de DC niet heen,
De lymfo’s komen naar DC door vasovasoren, waardoor cytokines ontstaan en een ontsteking ontstaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke 2 vormen van kleine bloedvaten vasculitis kennen we?

A

Immuuncomplex
ANCA-geassocieerd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoe werkt ANCA-geassocieerde vasculitis?

A

ANCA zijn Ab’s tegen een Ag, wat in het cytoplasma van een granulocyt zit
Wanneer een granulo geactiveerd wordt, komt het Ag aan de buitenkant te zitten en ontstaat er vasculitis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat voor beloop hebben vasculitiden?

A

Subacuut met pijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat treedt er vaak op bij vasculitiden?

A

Multiorgaandysfunctie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat zijn kawasaki?

A

Vasculitis van de middelgrote bloedvaten van het hart

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is kenmerkend voor kawasaki?

A

Aardbeientong

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is de behandeling van kawasaki?

A

Antistoffen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Waar gaan vasculitiden van de kleine bloedvaten vaak mee gepaard?

A

Huidafwijkingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Noem 2 voorbeelden van vasculitiden van de kleine bloedvaten waar de huid bij betrokken is

A

Henoch-Schölein
Hypersensitivity vasculitis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Noem 4 klachten bij een Henoch Schölein

A

Purpera
Artritis
Buikklachten
Nierbetrokkenheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is het beleid van een Henoch-Schölein?

A

Expectatief, met NSAIDs en steroiden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is hypersensitivity vasculitis en welke systemische effecten zijn er?

A

Een hypersensitiviteit tegen een geneesmiddel, omdat er Ig’s tegen een geneesmiddel worden gemaakt, treedt 10-14 dagen na toediening op
Beperkt tot de huid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Noem de 6 stappen van het cyclische patroon van infectieziekten in de geschiedenis?

A

Ecologisch evenwicht in regio
Populatiegroet tot natuurlijke grens is bereikt
Militaire verovering, handel en/of migratie
‘Spill over’ van ene disease pool naar andere
Uitbraak epidemieën
Domesticatie infectieziekte (endemisch)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Waar waarschuwde McNeill voor?

A

Zelfgenoegzaamheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Welke 3 bedrijven zijn er in reactie op infectieziekten?

A

Progressive revelation (trage acceptatie epidemie, ver van je bed show)
Managing randomness (creëren van verklarend kader/aanwijzen zondebokken)
Negotiating public response (verhoogde druk om maatregelen te nemen, gepaard met collectieve rituelen)
Epiloog (anti-climax, wel behoefte aan evaluatie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat is GBS?

A

Guillan-Barré syndroom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Komt GBS meer bij mannen of vrouwen voor?

A

Mannen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat voor soort ziekte is GBS?

A

Monofasisch

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Noem 2 klinische kenmerken van GBS

A

Snelle progressie parese armen/benen
Areflexie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Welke 2 varianten zijn er van GBS?

A

Puur motorische GBS
Miller Fisher: opthalmoplegie, ataxie, areflexie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wat is de behandeling voor GBS?

A

iv immunoglobulinen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Waar wordt GBS meestal door veroorzaakt? Wat is de pathofysiologie?

A

C. jejuni, door moleculaire mimicry

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Waar wordt Sjögren door gekenmerkt?

A

Sicca (droogheid)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Welke auto-antistoffen komen voor bij Sjögren?

A

SSA en SSB

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Waar hebben kinderen van iemand met Sjögren een verhoogde kans op?

A

Hartproblemen, omdat SSA en SSB over de placenta kunnen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Wat kan er gebeuren als SSA of SSB bij kinderen in het bloed komen?

A

Neonatale lupus, is na 6 maanden weer weg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Waar hebben patienten met Sjögren een verhoogde kans op? (2)

A

Lymfoom
Longfibrose

30
Q

Noem 8 symptomen van Sjögren

A

Zand in oog gevoel
Moeite met eten
Vermoeidheid
Sicca (altijd!)
Gewrichtspijn
Spierpijn
Droge huid/vagina
Long- en nierbetrokkenheid (fibrose/distale renale tubulaire acidose)

31
Q

Noem 4 risicofactoren voor een MALT lymfoom

A

Leukocytoclastische vasculitis
Complementverbruik
Cryoglobulinen
Verhoogd IgG

32
Q

Welke diagnostiek wordt gebruikt om Sjögren te bewijzen, hoe werkt deze en wanneer wordt de diagnose gesteld?

A

Via de ACR-EULAR
Lipbiopt (focusscore groter dan 1) 3pnt
Anti-SSA 3pnt
Schirmertest kleiner dan 5 (papier in oog, kijken of ie vochtig wordt) 1pnt
Bengaalroodkleuring groter dan 5 (kleurstof blijft plakken op beschadiging oog) 1pnt
Ongestimuleerde speekselvloed minder dan 0,1ml/min 1pnt
Diagnose bij een score van 4 of hoger

33
Q

Wat is kenmerkend voor lupus?

A

Vlinderexantheem

34
Q

Welke marker is specifiek voor SLE?

A

Anti-dsDNA

35
Q

AWelke marker is altijd positief voor lupus? Waarom kunnen we die niet 100% vertrouwen?

A

ANA, 5-20% vd gezonde mensen zijn ook positief

36
Q

Noem 4 kenmerken van lupus

A

Antinucleaire antistoffen (ANA)
Binden aan weefsel
Immuuncomplexen
UV gevoeligheid

37
Q

Hoeveel % vd patienten met lupus is jonger dan 55 jaar?

A

85%

38
Q

Wat is een full house lupus nefritis?

A

Aankleuring IgG, IgM, IgA, C3 en C1q

39
Q

Hoe wordt bepaald wie welke behandeling krijgt bij lupus?

A

Ziekte wordt opgedeeld in mild-moderate-ernstig op basis van disease activity score

40
Q

Wat wordt aan iedereen met lupus gegeven?

A

HCQ (hydroxychloroquine)

41
Q

Wat zijn de 2 stappen van behandeling bij een lupus nefritis?

A

Stap 1: MMF (mycofenolaat mofetil) of cyclofosfamide (chemo, dus liever MMF bij jonge mensen)
Stap 2: Switch

42
Q

Wat is de 5 jaars overleving van SLE?

A

Meer dan 90%

43
Q

Welke 3 vormen van een ANCA geassocieerde vasculitis kennen we?

A

GPA
EGPA
MPA

44
Q

Komt GPA meer bij mannen of vrouwen voor?

A

Mannen

45
Q

Wat is kenmerkend voor GPA?

A

Bovenste luchtwegproblemen -> zadelneus door septumperforatie
Longbetrokkenheid
Nierbetrokkenheid (tot 80% van pts)

46
Q

Wat is de diagnostiek voor GPA

A

Staining ANCAs
cANCA (PR3)
pANCA (MPO)

47
Q

Welk complementeiwit is belangrijk bij GPA? Waarom?

A

C5a, vanwege de chemotaxis van neutrofiele granulocyten

48
Q

Wat is de inductiebehandeling van GPA?

A

Steroiden + rituximab of cyclofosfamide

49
Q

Wat is de onderhoudsbehandeling van GPA? Wat is de minimale duur?

A

Rituximab of azathioprine of mtx (methotraxaat)
Minimale duur: 2 jaar

50
Q

Wat is de pathogenese van endocarditis?

A

Schade aan endotheel van endocard
Despositie trombo’s en fibrine (niet-bacteriele trombotische endocarditis)
(Transiente) bacteriëmie
Adherentie aan en kolonisatie van NBT-lesie
Snelle bacteriële groet en teoname depositie trombo’s en fibrine

51
Q

Noem 4 risicofactoren voor het krijgen van een endocarditis

A

Afwijkende (aangeboren) hartklep
Aanwezigheid pacemaker
Aanwezigheid kunstklep
Eerder endocarditis hebben meegemaakt

52
Q

In welke 2 categorieën kan een endocarditis geclassificeerd worden?

A

Acuut en subacuut

53
Q

Noem 4 kenmerken van een acute endocarditis

A

Fulminant beloop
Hoge koorts
Systemische toxiciteit
Snel levensbegreigend

54
Q

Noem 5 kenmerken van een subacute endocarditis

A

Traag, indolent beloop
Subfebriele temperatuur
Nachtzweten
Gewichtsverlies
Vage systemische klachten

55
Q

Wat zijn osler knobbeltjes?

A

Vasculitis in capillair vaatbed als gevolg van immuuncomplexen (pijnlijk)

56
Q

Wat zijn Janeway lesies?

A

Septische embolieën in huid

57
Q

Wat zijn Roth’s spots?

A

Bloedinkjes met lymfocytenophoping en oedeem in het vaatbed van de retina

58
Q

Wat zijn splinterbloedingen?

A

Lineaire bruine strepen in nagelbed

59
Q

Wat zijn trommelstokvingers

A

Vermeerdering bindweefsel laatste falanx

60
Q

Hoe wordt de diagnose endocarditis gesteld?

A

Er zijn 2 hoofdcriteria (positieve bloedkweken of positief echocardiogram) en 6 nevencriteria, daarvan moeten er of 2 hoofd, of 1 hoofd +3 neven, of 5 neven aanwezig zijn

61
Q

Noem 3 indicaties voor chirurgie bij een endocarditis?

A

Hartfalen
Ongecontroleerde infectie
Preventie van embolisatie

62
Q

Wanneer moet antibiotische profylaxe overwogen worden bij een endocarditis? Waar bestaat deze profylaxe uit?

A

Voornamelijk bij tandartsingrepen
Amoxicilline 2g

63
Q

Waar wordt difterie door veroorzaakt?

A

Corynebacterium diphtheriae (toxine treedt het lichaam binnen)

64
Q

Hoe wordt corynebacterium diphtheriae verspreid?

A

Aerogeen

65
Q

Welke 3 biotypes zijn er van corynebacterium diphtheriae?

A

Gravis
Intermedius
Mitis

66
Q

Waar komt difterie vooral voor?

A

Oost-Europa

67
Q

Wat is de behandeling van difterie?

A

Antitoxine

68
Q

Door welke bacterie wordt tetanus veroorzaakt en hoe is deze te herkennen onder de microscoop?

A

Clostridium tetani
Gram positieve staven

69
Q

Welke 5 tekenen passen bij tetanus?

A

Opisthotonus (buikspasme)
Risus sarconicus (grimmige lach)
Teken van Chvostek (spasme mondmusculatuur na kloppen op n. facialis)
Teken van Trousseau (verkramping hand na oppompen bloeddrukmachet)
Trismus (kaakklem)

70
Q

Welk soort UV treedt dieper in de huid?

A

UVA