Week 11 Flashcards

1
Q

de 5 gastrointestinale carcinomen

A
  • slokdarmkanker
  • maag
  • alvleesklier
  • galweg
  • dikke darm
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
1
Q

meest voorkomende symptomen oesophagus carcinoom

A
  • dysfagie (stikstoornis)
  • pijn
  • gewichtsverlies
  • hematemesis: bloedbraken
  • heesheid
  • hikklachten
  • melaena (bloed bij ontlasting)
  • braken
  • odynofagie (pijn bij eten)
  • foeter ex ore (slechte adem)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

meest voorkomende symptomen maag carcinoom

A

locatie afhankelijk:
proximaal
- dysfagie
- bloedverlies
- gewichtsverlies

niet proximaal:
- verminderde eetlust
- snel vol gevoel
- misselijkheid/ braken
- gewichtsverlies
- pijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

meest voorkomende symptomen colorectaal carcinoom

A
  • veranderd defecatie patroon
  • bloedverlies
  • buikpijn
  • loze aandrang
  • vermoeidheid: ijzergebreksanemie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

meest voorkomende symptomen pancreas carcinoom

A
  • pijn rug (doorborend)
  • gewichtsverlies
  • (stille) icterus

75% van tumoren zit in kop, 15% in midden, 10% in staart

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

meest voorkomende symptomen galweg carcinoom

A
  • icterus, jeuk
  • pijn in bovenbuik
  • verminderde eetlust
  • gewichtsverlies
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

gastrointestinale tumoren metastaseren meestal naar

A

lever en long

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

klachten lever metastase

A

pijn en icterus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

klachten long metastase

A

kortademig, bloedopgaven, pijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

colorectaal carcinoom bevolkingsonderzoek

A

FIT test (fecaal immunochemische test) > als deze pos dan colonoscopie

bij mensen 50-75 jaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

epidemiologie slokdarmkanker

A
  • 65-70%> 65 jaar
  • 2,7% van alle maligniteiten
  • toename adenocarcinoom
  • > 50% presentatie hematogeen gemetastaseerd
  • 5 jaars overleving is 15%
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

oesophagus carcinoom diagnostiek

A
  • otroscopie met bioptie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

TNM stadiering oesophagus carcinoom

A

Tumordiepte
t1: intramucosaal
t2: musculaire propria
t3: door adventitia
t4: ander orgaan

aantal verdachte klieren N
n0: niks
n1: 1 of 2 verdacht
n2: 3-6 verdacht
n3: >6 verdacht

metastasen op afstand

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

behandeling oesophagus carcinoom

A

curatieve vd palliatieve 50% vs 505
- slokdarmresectie belangrijk voor curabele behandeling (dus niet meer bij t4 of m1)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

3 histologische types oesophaguscarcinoom

A

plaveiselcelcarcinoom (SCC)
adenocarcinoom

1% van de gevallen: melanoom, sarcoom, gastointestinale stromaceltumor (GIST)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

plaveiselcelcarcinoom oesophagus risico

A

roken, alcohol, corrosie, KNO
*gehele slokdarm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

adenocarcinoom oesophagus risico

A
  • Barret syndroom: ontstaat door reflux (GERD)
    *1 op 10 met barret krijt het
  • door verminderde werking sphincter (LES)

*einde van de slokdarm en slokdarm-maagovergang

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

ontwikkeling van Barret tot adenocarcinoom

A

metaplasie > onzekere dysplasie > laaggradige dysplasie > hooggradige dysplasie > adenocarcinoom

surveillance: 1x scopie per 2 jaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

hooggradige dysplasie

A

wordt endoscopisch verwijdering > daarna surveillance

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

palliatieve behandeling slokdarmkanker

A

t4 tumoren, m1 en niet operabele tumoren

  • levensverwachting >3maanden: radiotherapie
  • levensverwachting<3 maanden: stent
    *als conditie toelaat: bespreken chemo
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

curatieve behandeling oesophaguscarcinoom

A
  • neoadjuvante chemoradiotherapie + slokdarmresectie
    >90% pt, 5jaars overleving 50%
  • neoadjuvante chemotherapie + slokdarmresectie
    (bij contra-indicatie RT, 5jaars 30%)
  • opereren
  • curatieve CRT
  • curatieve RT
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

resectie slokdarm, oplossing methode

A
  • buismaag
  • coloninterpositie (1%)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

transhiatale operatie slokdarm resectie

A

via buik en hals
* alleen als thoracotomie niet mogelijk)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

welke operatie wanneer slokdarmresectie

A
  • hoog-mid tumor: transthoracaal en serviele naald
  • hoog mediastinaal: transthoracaal
  • meer tumor infiltratie maag: intrathoracale naald
  • bestraling bovenste mediastinum: cerviale naald
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

complicatie slokdarmresectie

A
  • 50% postoperatieve complicaties
  • mortaliteit 5%
  • sterk lagere kwaliteit van leven
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

complicaties slokdarmresectie

A
  • wondinfectie
  • nabloeding
  • naadlekkage
  • AF
  • pneumothorax
  • atelectase
  • stembandparese
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

colorectaal carcinoom 5 jaars overleving

A

Stadium I (T1,2 N0 M0) 80-90%
Stadium II (T3,4 N0 M0) 70-80%
Stadium III (Tx N1 M0) 60-70% Stadium IV (Tx Nx M1) 5%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

diagnostiek colorectaal carcinoom

A
  • colonoscopie (biopt)
  • stagneringsonderzoek (disseminatie, CT-thorax/abdomen, MRI-bekken; rectumcarcinoom)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

behandeling coloncarcinoom

A

tm stadium 3 primair een operatie, vanaf stadium 2 adjuvante chemo

  • hemicolectomie rechts
  • coloon transversum resectie
  • hemicolectomie links
  • sigmoidresectie
  • niet alleen tumor maar ook lymfeklieren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

rectumcarcinooom behandeling

A

minder ruimte voor ruime resectiemarge
lymfklier metasten in kleine bekken
- grotere kans op lokaal recidief

1 operatie zonder voorbehandeling (TEM of TME)
2 operatie met voorbehandeling (radiotherapie 5x5 Gy) of CRT

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

bij rectaal carcinoom

A

geen adjudante chemotherapie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

behandeling TEM rectum carcinoom

A

alleen bij carcinoma in situ klein deel verwijderd

= trans endoscopische microchirurgie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

behandeling TME rectum carcinoom

A

= totale mes-rectale excisie
(met locoregionale lymfeklieren)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

watch&wait techniek rectum carcinoom

A
  • soms na lange voorbehandeling geen resectie meer nodig
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

rectumcarcinoom chirurgische behandelingen

A
  • LAR: low anterior resectie (mid-proximaal
  • APR: abdominoperineale resectie (distaal)
  • exenteratie (t4 of lokaal recidief)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

LAR: low anterior resectie rectum

A
  • anastomose
  • eindstandig colostoma
  • hoge kans incontinentie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

APR: abdominoperineale resectie

A
  • buikwond/ perinatale wond
  • altijd eindstandig colastoma
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

excenteratie (man 2 compartimenten, vrouw 3)

A

man:
- blaas/prostaat/ vesikels
- rectum

vrouwe:
- blaas
- uterus/cervix/vagina
- rectum

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

reconstructie na exenteratie

A
  • neoblaas: ileumconduit
  • colonconduit

67% complicaties
5jaars overleving: 60%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

doel van aangezichtsreconstructie

A
  • herstel van functie
  • herstel van vorm
  • minimale donormorbiditeit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q

wanneer aangezichtsreconstructie

A
  • na verwijderen huidtumor
  • na trauma
  • aangeboren afwijkingen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
41
Q

Centrale unit principe

A

Centrale units
- neus, lippen, oogleden
Perifere units
- wangen, voorhoofd, kin
Esthetische unit principe

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
42
Q

Relaxed skin tension lines

A
  • Loodrecht op trekrichting van onderliggende spieren
  • Sluiting in de richting van de RSTL geeft mooiere littekens
    doordat elasticiteit wordt benut
  • reconstrueer units, VUL GEEN GATEN
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
43
Q

sluiting wond

A

primaire sluiting: hechten
secundaire sluiting: geneest natuurlijk
huidtransplantaat: oogsten van huid van donorsite

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
44
Q

belangrijk voor huidtransplantaat

A
  • alleen op vitaal wondbed, dus niet op blootliggend bot
  • geen lucht, hematoom of beweging tussen donor/acceptor site
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
45
Q

wanneer lap (donor) in het gelaat

A
  • sluiting zorgt voor overmatige spanning op wondrand
  • primaire sluiting niet mogelijk
  • primaire sluiting resulteert in verstoring anatomische structuur (zoals ooglid)
46
Q

Z-plastiek indicatie

A
  • verlengen litteken
  • in theorie: hoe groter de hoek hoe langer de lengte
    (60-90 graden ideaal)
47
Q

bilobed flap

A

zie slides week 11

48
Q

rhomboid lap

A

zie slides week 11

49
Q

rotatie lap

A

zie slides week 11

50
Q

colorectale levermetastasen

A
  • 80-% niet resectabel: palliatief
  • 15-20% synchroon, 15-20% metachroon
51
Q

synchroon/ metachroon

A

synchrone metastasen zijn metastasen die ontdekt zijn bij de diagnose van de primaire tumor

metachroon zijn metastasen die ontstaan zijn enkele maanden na de diagnose van de primaire tumor

52
Q

wanneer een resectie bij colorectale levermetastasen

A
  • klassieke criteria
  • <4 metastasen
  • beperkt tot 1 helft vd lever
  • geen synchrone metastasen
  • geen extrahepatische metastasen
  • <70 jaar
53
Q

hoeveel resterend functioneel weefsel nodig bij lever resectie

A

20-30%

54
Q

alle mogelijke therapieën bij levermetastase

A
  • Resectie
  • lokaal ablatieve technieken
    (RFA, MWA, IRE)
  • stereotactische radiotherapie
  • systemische chemotherapie (inductie of palliatief)
55
Q

lokaal ablatieve technieken (MWA, IRE)

A

MWA = microwave
IRE = irreversible electroporatie

56
Q

anatomische resectie vs wig resectie

A

wig resectie: alleen tumor en stuk eromheen weggehaald

anatomische resectie: heel lob stukje eruit

57
Q

overleving na leverresectie bij colorectale levermetastase

A

geen verschil:
- colon of rectum primaire tumor
- synchroon of metachroon

wel verschil:
- unilateraal of binoculair
- grootte
- aantal metastasen

58
Q

criteria resectie levermetastase en als dit niet zo is, hoe los je dit op?

A
  • radicale resectie mogelijk van alle metastasen
    > reduceren tumorload: chemotherapie
  • voldoende resterend functioneel weefsel (20-30%)
    > vergroten restvolume lever: v. porta embolisatie
59
Q

RFA

A

radiofrequente ablatie
- thermal heat injury
- tissue coagulation
- percutaan
- max 4-5 cm

60
Q

longmetastase colorectaal carcinom

A
  • geen regeneratie vermogen
  • wel overcapaciteit
  • resectie; anatomisch/ extra-anatomisch)
  • ablatie (cave pneumothorax)
  • stereotactische radiotherapie
61
Q

welke van deze 3 tumortypen kent beste prognose? (slokdarm, maag, colorectaal?)

A

colorectaal carcinoom

62
Q

colorectaal carcinoom behandeling timing

A

curatief
- adjuvant
- inductie
(geen preventief/neoadjuvant)

niet curatief
- levensverlengend
- palliatief

63
Q

voordelen/ nadelen van niet-curatieve behandelingen

A

voordelen
- vermindering klachten
- levensverlenging
- hoop (verbetering QoL)

nadelen
- tijd in het ziekenhuis
- bijwerkingen
- kosten

64
Q

niet curatieve behandelopties medicijnen colorectaal carcinoom

A
  • fluorpyrimidines
    -irinotecan
  • oxaliplatin
  • VEGF-inhibitie; bevacizumab
  • EGFR-inhibitie; catuximab/ panitumumab
  • BRAF-inhibitie; encorafenib
  • immuuntherapie

*+/- 24 maanden overleving

65
Q

maagcarcinoom behandeling cijfers

A
  • 5jaars overleving operatie: 23%
  • 5jaars overleving Peri-operatieve chemo + operatie : 45%

nadeel:
zeer toxisch, maar 50% maakt behandeling af

66
Q

prognose onbehandeld maagcarcinoom

A

< 6 maanden

67
Q

ramucirumab/ trastuzumab

A

nieuwe middelen maagcarcinoom (niet curatief)

68
Q

prognose behandeld maagcarcinoom (welke medicijnen)

A
  • +/- 12 maanden
  • fluoropyrimidines
  • epirubicine
  • oxaliplatin/cisplatin
  • HEr2-inhibitie
  • paclitaxel
  • VEGF-inhibitie
  • immuuntherapie
68
Q

oesofaguscarcinoom behandeling timing

A

curatief
- neoadjuvant
- adjuvant

niet curatief
- levensverlengend
- palliatief

69
Q

opbouw van de huid

A

epidermis
dermis
subcuts

70
Q

epidermis opbouw

A

(buiten)
stratum corneum
stratum lucidus
stratum granulosum
stratum spinosum
stratum basale
dermis
(binnen)

71
Q

epidermis cellen

A

keratinocyten
melanocyten (eumelanine, pheomelanine)
langerhanscellen

72
Q

melanoom bevind zich in het

A

stratum basale

*ook: BCC, PCC, AK

73
Q

nieuwe huidkanker pt per jaar

A

60.000 BCC
14.800 PCC
8000 melanoom

74
Q

huidkanker epidemiologie

A

grootste na prostaat/borst kanker !!

18% vd kankersoorten

75
Q

op welke locatie is incidentie BCC afgelopen decennia harst gestegen

A

romp

76
Q

incidentie huidkanker neemt toe, waarom?

A
  • zon cultuur
  • zonnebank
  • immunosuppressie
  • vergrijzing
  • vergroot bewustzijn
  • registratie
77
Q

risicofactoren huidkanker

A
  • genetica
    pigment (on)afhankelijke genen
  • leeftijd&geslacht
  • UV expositie
    leeftijd, verbranding, UVB, UVA
  • dermato-oncologische voorgeschiedenis
  • iatrogene factoren
    immuunsuppressie, fotohterapie, radiotherapie, arseen
  • leefstijl
    roken, BMI, alcohol, koffie
  • chronische ulcera
  • fenotype
    huidtype I
  • virus infectie
    HPV, HHV6
78
Q

UVA/ UVB gevolgen

A

UVA dringt verder door dan UVB

beiden:
- pigmentatie
- zonnebrand
- mutaties
- tumoren
- immuunsuppressie

UVA:
- huidveroudering

UVB:
- huidverdikking
- vitamine D aanmaak

79
Q

ontstaan huidkanker door UV straling

A
  • mutatie in p53
  • immuun suppressie
80
Q

huidkanker en voorloper stadium

A

BCC: geen

PCC:
- actinische keratose
- morbus Bowen

melanoom:
- melanoma in situ
- lentigo maligna
- giant congenitale naevus

81
Q

BCC

A

basaalcelcarcinoom

82
Q

PCC

A

plaveiselcel carcinoom

83
Q

actinische keratose (wat is het/ prevalentie, beloop)

A

dysplasie onderste laag van basaalmembraan

prevalentie (boven 50 jaar)
- 30% mannen
- 20% vrouwen

natuurlijk beloop:
- persisteren
- spontane regressie (15-63% na 6 mnd)
- invasieve groei (0,075% per jaar)

84
Q

morus bowen

A
  • meestal solitair
  • kan overal voorkomen (ook slijmvliezen)
  • 3-105 PCC
  • HPV geassocieerd
85
Q

therapie huidkanker

A

lokale destructie:
- cryotherapie
- curettage
- excisie

veldbehandeling
- 5-fluorouracil
- imiquimod
- fotodynamische therapie (PDT)
- dermabrasie

86
Q

5-fluorouracil

A
  • lokale chemo
  • 2dd 4 weken
  • AK, BCC, m bowen

voordel:
- door pt zelf
nadeel
- allergie. lokale reactie, therapietrouw

87
Q

imiquimod

A
  • immuunmodulator
  • 3x per week, 4 weken

nadeel:
- 1-10% systemische bijwerking, lokale reactie

88
Q

fotodynamische therapie

A
  • O2 + licht + fotosensitizer
  • zuurstofradicalen: apoptose en necrose

nadelen
- dagbehandeling, pijn
voordeel
- mooie genezing, therapietrouw

89
Q

anamnese vragen huidkanker

A
  • UV straling
  • immunosuppressie
  • klachten
  • dermato-onco voorgeschiedenis
90
Q

lichamelijk onderzoek huidkanker

A
  • voorkeursplekken: (zon blootgesteld)
    aangezicht
  • palperen
  • let op wondjes, zwelling/ pijn
  • totale huid inspecti
91
Q

CMN congenitale melanocytaire naevi

A

1% pasgeborenen
- melanoom kinderleeftijd is zeldzaam 1/3 uit CMN krijgen het

92
Q

lentigo maligna

A
  • intra-epidermaal melanoom
  • gem 70 jaar
  • blootgestelde huid (74% gelaat)
  • progressie naar lentigo maligne melanoom
  • moeilijk klinisch afgrensbaar
93
Q

behandeling lentigo maligne

A
  • conventionele excise met 5 mm marge
  • histologische beoordeling
  • recidief kans 7-20%
94
Q
A
94
Q

micrografisch gecontroleerde chirurgie

A
  • volledige beoordeling excisie randen
  • weefselsperend
  • pas sluiting bij radicaliteit
  • recidief kans 2-5%

(meerdere rondes = uitgestelde sluiting)

95
Q

PROVOKE

A

plaats
rangschikking
omvang
vorm
omtrek
kleur
efflorescentie

96
Q

Basaalcel naevus syndroom (voorkomen/ mutatie)

A
  • mutatie PTCH gen
  • BCC jonge leeftijd

preventie
- beschermen uv
- niet verbranden
- beperken röntgenfoto

97
Q

Basaalcel naevus syndroom

A

criteria zie slides week 11

98
Q

BCC kenmerken

A
  • glazige wasachtige doorschijnende appel, plaque of modus met parelmoer glans
  • vaak centrale ulceratie, verheven bleke rand, teleangiectasieen, snel bloedend
99
Q

BCC en PCC lichamelijk onderzoek

A

BCC en PCC:
- omvang tumor
- onderliggende structuren
- indien gelaat: H-zone
- totale huid inspectie

alleen PCC:
- aanwijzingen perineurale uitbreiding
- palpatie drainerende klieren

100
Q

schema hoog/ laag risico BCC

A

zie slides week 11

101
Q

therapie laaggradig BCC

A
  • excisie 3mm marge
  • tpicale therapie
    5-fluorouracil creme
    imiquimod creme
    fotodynamische therapie
102
Q

Moh’s micrografische chirurgie

A

100% snijvlak controle

(bij conventionele excisie <1% snijvlak controle)

103
Q

voordeel/ nadeel Mohs chirurgie

A

voordeel
- weefselsparend
- hogere kans radicaliteit

nadeel
- arbeidsintensief
- kostbaarder dan excisie

104
Q

risico recidief BCC na Mohs

A

conventionele excisie: 12-14%
na mohs: 4%

105
Q

wanneer geen Mohs

A
  • melanoom in site
  • voldoende ruimte voor excisie inclusief passende marge
  • inoperabel

wel:
- plaveiselcel, merkelcarcinoom

106
Q

plaveiselcelcarcinoom kenmerken

A
  • huidkleurige tot erythemateuze plaque/ nodus/tumor, pijn, schilfering (keratose)
  • centrale ulceratie
  • snel bloedend
  • 80% in hoofdhals gebied
  • 2-3% kans op metastase
107
Q

risicofactoren plaveiselcel carcinoom

A
  • UV
  • arseen
  • roken
  • mannen > vrouwen
  • huidtype I/II
  • immuungecompromitteeerd
  • chronische huidontstekingen
108
Q

genodermatosen

A

Xeroderma pigmentosum
- DNA repair stoornis
- autosomaal recessief

albinisme
- geen/weinig melanine
- meestal autosomaal

109
Q

PCC behandeling

A

excisie
- stadium I: 5mm marge
- stadium II: 10 mm marge
- mohs
- RT

vanaf stadium III en op lip bespreken in MDO

110
Q

cemiplimab

A
  • anti-PD1 antilichaam
  • blokkeert rem op T-cel immuunrespons tegen tumor
111
Q
A