Week 10 Flashcards

1
Q

BRCA1 en BRCA2 prognose/overleving

A

bij BRCA1 betere prognose/overleving bij preventief borstverwijdering

bij BRCA2 maakt het geen verschil

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

tamoxifen

A

wordt veel gebruikt als anti-hormonale therapie voor mammacarcinoom

  • veel interacties met andere medicijnen
  • kurkuma, groene thee en piperine (zwarte peper)
  • CBD (cannabis) wordt veel gebruikt en heeft een vermeend gunstig anti tumor effect (wordt nog onderzocht)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

vloeibare biopten

A

erg gunstig tumor partikels kunnen uitgelezen worden uit het bloed

  • CTCs (circulerende tumor cellen)
  • biopten van metastases niet altijd mogelijk/belastend voor de patiënt
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

BrC = mammacarcinoom > 2 soorten

A

= borstkanker

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

primair mammacarcinoom

A
  • niet op afstand uitgezaaid
  • behandeling in opzet curatief
  • behandeling door chirurg en oncoloog/ radiotherapeut
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

gemetastaseerd mammacarcinoom

A
  • op afstand aantoonbare metastasen
  • palliatieve behandeling
  • behandeling door oncoloog, soms radiotherapeut
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

adjuvant vs neoadjuvant

A

adjuvant is behandeling na borstoperatie

neoadjuvant is behandeling voor borstoperatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

micro-metastasen

A

niet aantoonbare borstkankercellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

metastasering gaat via

A

de bloedbaan
metastase > nooit meer te genezen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

systemische behandeling

A

= therapie via tablet/infuus/injectie (via bloedbaan)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

2 inzichten:

A
  • ook kleine mammacarcinomen kunnen al hematogeen metastaseren (hoef dus niet groot te zijn)
  • naast operatie ook systemische therapie nodig tegen micrometastasen

> bij beperkte grootte > beperkte chirurgische ingreep: minder mutilerend, hogere kwaliteit v leven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

epidemiologie mammacarcinoom

A

17.000 vrouwen/jaar BrC
1 op 7/8 vrouwen krijg het
+/- 120 mannen/jaar
>75% vrouwen is ouder dan 50
10 jaarsoverleving >80%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

borstkanker bij mannen

A

1% van alle borstkankers
risicofactoren
- obesitas, testis afwijkingen, hypofyseadenoom, bestraling thoraxwand

fenotype
- ER, PR, ARpos, Her2neg

vaker geassocieerd met genetische afwijkingen
- BRCA2 (10%), BRCA1(5%), Klinefelter (XXY),

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

redenen voor toename incidentie borstkanker

A
  • starten landelijke screening
  • vergrijzing
  • stage-migration
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

redenen afname sterfte borstkanker

A
  • starten landelijke borstkankerscreening
  • betere detectie methodes
  • betere behandelingsmogelijkheden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

gem leeftijd borstkanker vrouwen

A

60 jaar
screening: 50-75

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

risicofactoren ontwikkelen borstkanker (rf rond 2)

A
  • late menopauze, vroege menarche, nullitpariteit
  • late leeftijd eerste kind >35
  • hormonale substitutie therapie
  • Orale anticonceptie
  • BMI >35
  • lichamelijke inspanning 5x/wk
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

risicofactoren ontwikkelen borstkanker (rf van 10 naar 5)

A
  • toegenomen leeftijd >45
  • mutatie BRCA1/2
  • geografische regio Noord-america/europa (vs oosten,afrika)
  • dicht klierweefsel (hoge densiteit)
  • atypisch benigne proliferatief borstklierafwijkingen
  • bestraling mediastinum
  • eerder mammacarcinoom
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

.. % van de patiënten die
afstandsmetastasen zouden ontwikkelen
zijn door behandeling met
(neo)adjuvante systemische therapie te genezen

A

50 %

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

4 typen borstkanker schema

A

zie slides leren!

  • op basis van type is anti hormonale therapie of anti-Her2-therapie mogelijk
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

risico mammacarcinoom soorten

A

sporadisch 80%
familiair 10%
hereditair 10% (zoals BRCA 1/2)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

wanneer moet je denken aan erfelijke vorm van borstkanker

A
  • familiair voorkomen van borstkanker
  • jonge leeftijd diagnose
  • meerdere keren borstkanker
  • man met borstkanker
  • borstkanker met ovariumcarcinoom
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

diagnose primair mammacarcinoom (klachten/ geen klachten)

A

klachten:
- ingetrokken tepel
- palpabele afwijking mamma
- inflammatie van de mamma, ulcerative afwijkingen

geen klachten:
- screening
- toevalsbevinding bij CT

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

diagnostiek mammacarcinoom na anamnese/ lichamelijk onderzoek (welke wanneer)

A

mammografie:
- geschikt voor screening

echografie mamma
- niet geschikt voor screening
- wel voor gericht onderzoek van afwijking > direct biopt mogelijk

MRI
- hoge sensitiviteit
- preoperatief (wel/geen borstsparende behandeling mogelijk)
- lobulair carcinoom; vaak onderschatting grootte op mammografie
- screening hoog risico patiënten

laatste stap:
cytologische punctie
histologisch biopt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

disseminatie onderzoek

A

niet standaard maar allen bij ‘hoog risico’ zoals T4 of patiënten met recidief
> PET-CT scan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

TNM classificatie voor mammacarcinomen

A

Tis; tumor in situ
T1; tumor <2cm
T2; >2cm <5cm
T3; >5cm
T4; ingroei huid/thoraxwand

N0; geen lymfeklier
N1; beweeglijk regionale klieren
N2; gefixeerde regionale klieren
N3; ipsillaterale mammaria interna klieren

M0; geen metastasen
M1; afstandsmetastasen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

curatieve mammacarcinoom behandeling

A
  • chirurgie
  • systemische therapie en/of radiotherapie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

pathologie goedaardige mammacarcinomen

A
  • lymph breast disease = fibrocysteuze verandering
  • hyperplasie
  • fibroadenoom
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

pathologie kwaadaardig voorstadium en kwaadaardige

A

kwaadaardig voorstadium; carcinoma in situ;
- ductaal = DCIS
- lobulair = LCIS

kwaadaardig;
- adenocarcinoom
- sarcoom/ maligne phyllodes tumor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

fibroadenoom

A
  • fibro-epitheliale laesie
    epitheel blijft 2-lagig
    overgroei van stroma
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

phyllodes tumor

A
  • fibro-epitheliale tumor
  • zeldzaam
  • alle leeftijden (meestal rond 60ste)
  • meestal scherp omschreven
  • groeit snel
  • prognose heterogeen; afhankelijk van subtype
  • metastasen zijn zeldzaam
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

m. Paget

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

carcinoma in situ (CIS) mamma (dcis en lcis)

A
  • geen symptomen
  • basaalmembraan nog intact
  • diffusie afhankelijk (geen bloedvoorziening) > hierdoor; necrose en verkalking
  • meestal geen calcificaties
  • niet palpabel; toevalsbevinding

DCIS (ductaal):
- groeit in buissystemen
- vaak microkalk zichtbaar

LCIS (lobulair):
- vaak diffuus en bilateraal (door verlies e-cadherine)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

adenocarcinoom

A
  • infiltreerde proliferatie van epitheelcellen
  • soms palpabel

typen:
- ductaal; cellen liggen in groepjes bij elkaar
- lobulair: door verlies e-cadherine liggen cellen niet meer bij elkaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

differentiatiegraad adenocarcinoom afhankelijk van:

A
  • mate van buisvorming
  • mate van atypie
  • mitose-activiteit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

als laatste is voor behandeling de receptorstatus nodig

A

meestal positief; oestrogeenreceptor/ progesteron receptor

meestal negatief; Her2-receptor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

wat staat er allemaal in een PA verslag?

A
  • tumor subtype
  • differentiatiegraad
  • diameter
  • therapierespons
  • ER/PR en Her2 status
  • radicaliteit
    -lymfeklierstatus
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

chirurgische behandeling mamma 4 soorten

A

operatie van de borst
1 borstsparende operatie= MST (mammasparende therapie)
2 borst amputatie = ablatief = mastectomie

operatie van de oksel
3 schildwachtklier/ SN (sentinel node)
2 okselkliertoilet (OKT)/ okselklierdissectie (OKD)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

GRM operatie staat voor

A

gemodificeerd radicale mastectomie

borstamputatie + okselkliertoilet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q

borstsparende operatie mamma

A
  • 60% kiest MST
  • na MST altijd bestraling om risico recidief te verkleinen
  • MST + adjuvante RT vs ablation = gelijke overall survival
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
41
Q

wanneer is een MST niet mogelijk

A
  • als grote tumor in kleine borst
  • patient is in het verleden bestraald
  • meerdere kwadranten tumor in de borst
42
Q

I125 bron (wat is het/ voordelen)

A
  • titanium zaadje (4,5x8mm)
  • gelabeld met jodium125
  • gamma-probe

voordelen
- punt bron
- halfwaarde tijd 60 dagen
- kan ook in kleermetastase

43
Q

wanneer ablatio

A

1 borstsparende operatie niet mogelijk
2 borstsparende behandeling niet wenselijk:
- BRCA1/2 mutatie
- keuze patient

44
Q

t4 mammacarcinoom behandeling

A

eerst chemotherapie; doel kleiner maken tumor om radicale resectie mogelijk te maken
> daarna evt chirurgische behandeling

45
Q

wanneer sentinel node procedure en wanneer okselklierdissectie?

A

sentinel node?
> mammacarcinoom met klinische negatieve oksel (cNo)

okselklierdissectie?
mammacarcinoom met bewezen metastase oksel
> tegenwoordig vaker radiotherapie ipv okselkierdissectie

46
Q

morbiditeit van een OKT

A
  • seroom (afgesloten ruimte gevuld met vocht die kan ontstaan bij een litteken)
  • lymfoedeem van arm
  • sensibiliteitsstoornissen
  • krachtverlies
  • bewegingsbeperking schouder
47
Q

adjuvante behandeling na chirurgie (wanneer radio en welke soorten systeem)

A

radiotherapie
- mamma: mammasparende chirurgie
- thoraxwand: bij grote tumor met slechte kenmerken
- locoregionaal, bij >3 lumfkliermetastasen

systemische therapie
- chemotherapie
- anti-hormonale therapie; bij hormoonreceptor+
- immunotherapie; bij Her2neu +

48
Q

4 opties mamma reconstructie

A
  • oncoplastische chirurgie
  • prothese
  • autoloog weefsel + prothese
  • uitsluitend autoloog weefel (rug, buik, billen, benen)
49
Q

aanvullende ingrepen wat betreft reconstructie mamma

A
  • tepelreconstructie
  • tepelhof tattoeage
  • symmetrische operatie contralateraal (borstverkleining/lift)
  • mooier maken litteken
50
Q

timing totale borstreconstructie (3 momenten)

A

primaire reconstructie
- bij preventieve huid sparende amputatie

uitgestelde reconstructie

tertiaire reconstructie
- verandering van mislukte reconstructie

51
Q

wat is oncoplastische chirurgie

A

= toepassing van plastisch chirurgische technieken bij Met
- tot 10% volume-excise met geeft esthetisch acceptabel resultaat
- vanaf 20% kan deformiteit ontstaan

52
Q

contra-indicaties oncoplastische chirurgie

A
  • hoge kans op irradicale resectie
  • t4 tumoren
  • inflammatie carcinoom
  • multicentrisch carcinoom
  • microcalcificaties door hele mamma
53
Q

prothese voordelen/nadelen

A

voordelen:
- relatief eenvoudig, geen extra littekens, geen grote complicaties

nadelen:
- twee ingrepen nodig; minder natuurlijk, vaak revisie nodig, vaak niet na RT

54
Q

latissimus dorsi operatie (voordelen/nadelen)

A

stuk van latissimus dorsi wordt gebruikt en naar voren geplakt

voordelen
- gemiddelde moeilijkheid, goed doorbloed weefsel, introductie huid, natuurlijker, ook na RT mogelijk (geen grote complicaties)

nadelen
- opoffering LD, draaien pt per operatie, extra litteken, seroom rug, 2 ingrepen

55
Q

volledig autologe reconstructie (DIEP) (buik) voordelen/nadelen

A

voordelen:
- volledig lichaamseigen, introductie huid/volume, ook na RT mogelijk, 1 ingreep, buikwandcorrectie

nadelen;
- technisch moeilijk, lange OK duur, grotere kans complicaties, extra littekens

56
Q

directe vs secundaire reconstructie voordelen/ nadelen

A

voordelen
- minder operaties nodig
- cosmetisch resultaat mooier (meer eigen huid)
- psychische voordelen

nadelen;
- pt moet snel beslissen
- planning (chirurg/ plastisch samen)
- niet geschikt bij RT
- meer kans op complicaties

57
Q

radiotherapie is

A

de regel na borstsparende operatie (MST)

58
Q

waarom bestraling na MST

A

Bij T1,2 tumoren werd in het mastectomiepreparaat bij ±
60% van de patienten infiltrerend ca. of in situ ca.
elders in de mamma gevonden.

  • Bij 50% foci carcinoom op meer dan 2 cm afstand van
    de primaire haard
59
Q

boosterbestraling

A
  • extra bestraling tijdens of na de grote velden
  • afhankelijk van risicofactoren
  • dosis boost: 5x2,67 Gy
60
Q

doelvolumes

A

GTV = gross tumor volume
- lumputoholte

CTV = clinical target volume
- klierweefsel

PTV = planning target volume
- CTV +0,5cm

*zie plaatje slides

61
Q

nieuwe ontwikkeling; partiële borstbestraling (wanneer kan dat?)

A
  • laag risico patiënten
  • alleen bestraling tumorbed
  • indicatie: >50, diameter <30mm, pN0 + pos histologische kenmerken

*bestraling 5x5,2 Gy

62
Q

wanneer postoperatieve RT van klierstations?

A

klierstations:axillair, supreclaviculair en infraclaviculair

  • na okselklierdissectie; bij 4 of meer lymfkliermetastasen in de oksel of een positieve okseltopklier
  • na irradicaal okselkliertoillet
  • nu ook okselsparend dus ipv OKD
63
Q

wanneer postoperatie RT van thoraxwand na ablatio?

A
  • alleen bij grote kans op lokaal of locoregionaal recidief
    (irradicale chirurgie, t4 tumoren)
64
Q

locoregionale RT (straling en kritieke organen)

A
  • planning CT met tatoeage
  • klierweefsel
  • 15x 2,67 Gy

kritieke organen: contralaterale mamma, long, hart, plexus brachialis

65
Q

acute bijwerkingen van radiotherapie

A

ontstaan tijdens bestralingstraject, herstel binnen 2-3 weken

huid
- erytheem, hyperpigmentatie
- dorge desquamatie
- natte desquamatie
- pijn

subcutane weefsels
- oedeem

66
Q

late bijwerkingen van radiotherapie

A

ontstaan > 6 mnd na radiotherapie

huid
- atrofie
- hyperpigmentatie
- teleangiectasieen

subcutane weefsels;
- fibrosering

  • lymfoedeem arm
  • functieverlies melkproductie
  • ribfractuur
  • secundaire tumoren
  • hypothyreoïdie
  • cardiotoxiciteit
  • long (fibrose/ radiatiepneumonitis)
67
Q

deep inspiration breath-hold bij linkszijdige bestraling

A

per 1 Gy; 7,4% grotere kans op major coronary event

  • reductie van hartdosis
  • groter longvolume bij inspiratie; afstand doelvolume tot hart groter
68
Q

palliatieve bestraling

A

lokale therapie voor lokale klacht
- pijn
- dwarslaesie bij wervelmetastasen
- hersenmetastasen
- lokaal recidief thoraxwand

69
Q

palliatieve bestraling dosis

A

zo kort mogelijk schema met zo groot mogelijk effect:

  • 1-2x 8 Gy bij botmetastasen
  • 5x 4 Gy bij hersenmetastasen
  • 1x 8 Gy bij dwarslaesie
  • 10-15x 3 Gy bij thoraxwandrecidief
70
Q

prognostisch vs predictief

A

prognostisch; voorspellen kans op ontwikkelen metastasen

predictief; voorspellen kans op respons op therapie
*predicief heeft meerwaarde

71
Q

principe van (neo)adjuvante behandling

A

96-97% van de vrouwen wordt overbehandelt door deze therapie (deel kreeg sws geen recidief, deel door therapie geen recidief, deel ondanks therapie toch recidief)

72
Q

hoe kunnen we overbehandeling verminderen

A
  • zoeken naar nieuwe predicatieve factoren
  • optimaliseren prognostische factoren
73
Q

gen-expressie profiel kijkt vooral naar

A

de mRNA codes van een tumor

74
Q

Voordat genexpressieprofielen klinisch toepasbaar zijn moeten
4 stappen (met succes) doorlopen zijn:

A
  • profiel maken obv trainingsset
  • valideren in test set
  • testen in retrospectieve studies
  • testen in prospectieve studies
75
Q

metastasen worden meestal ontdekt aan de hand van klachten:

A
  • moe, malaise (alg)
  • pijn (bot)
  • dyspneu (long)
  • bloeding, ontsteking (huid)
  • slechte eetlust, vol gevoel (lever)
  • hoofdpijn, insult (hersen)
76
Q

bij metastasen is er geen curatieve mogelijk maar er is 1 uitzondering:

A

oligometastastische ziekte:
- 3 metastasen in maximaal 2 verschillende plaatsen
- onafhankelijk van locoregionaal recidief

77
Q

hoeveel procent krijgt recidief na BrC

A

20-25%

78
Q

factoren gunstige prognose bij recidief gemetastaseerd BrC

A
  • > 70 jaar
  • ziektevrij interval >5 jaar
  • metaplastisch< 5%, mucineus <5%
  • oestrogeen receptor >10%
79
Q

factoren ongunstige prognose bij recidief gemetastaseerd BrC

A
  • <35 jaar
  • ziektevrij interval <2 jaar
  • trippel negatief BrC
80
Q

leer slide

A

therapie mogelijkheden

81
Q

waarom voorkeur eerst anti-hormonale therapie bij gemetastaseerd BrC

A
  • even effectief
  • indien effectief vaak langer effectief dan chemo
  • minder bijwerkingen
  • delende tuomr kunnen ER verliezen
82
Q

waarom eerder systemische therapie vs lokale therapie bij gemetastaseerd BrC

A
  • op afstand gemetastaseerd; via bloed/lymfe
  • zelden alleen lokaal progressie
83
Q

wanneer is tumor hormoon gevoelig voor HTx

A

hormoongevoelig; meer dan 10% ER of PR positieve cellen

84
Q

Tamoxifen

A

blokkeert de ER voor oestrogeen > als cel niet deelt gaat hij in apoptose
is een HTx behandeling

85
Q

aromataseremmer

A

alleen bij post-menopauzale vrouw> eierstokken moeten eerset verwijderd worden

remt oestrogeen

86
Q

Effect van anti-hormonale therapie bij gemetastaseerd hormoonreceptor (HR)+ BrC

A

1e: 50-80%, 14 mnd
2e: 25-40%, 8 mnd
3: 10-20%, 6 mnd

87
Q

resistentie en HTx

A
  • farmacologisch (medicament bereikt kankercel niet)
  • verandering in tumorcel; alternatieve pathwasy, verlies van ER/PR receptor expressie
88
Q

HTx en bijwerkingen per behandeling (receptor modulator, aromataseremmer, progestativa)

A

Selectieve oestrogeen
- receptor modulator; Veneuze trombose, uterusproliferatie
- Aromataseremmers; Gewrichtsklachten, haaruitval, botontkalking
- prosgestativa; Gewichtstoename, oedeem, trombose,
acne, hoofdpijn

89
Q

Effect van chemo therapie bij gemetastaseerd hormoonreceptor (HR)+ BrC

A

1e: 50-80%, 8 mnd
2e: 25-40%, 4 mnd
34: 10-20%, 2-3 mnd

90
Q

trastuzumab, lapatinib en pertuzumab

A

HER2pos BrC medicijnen

91
Q

altijd bosondersteuning bij bosmetastasen geven, maar welke 2 zijn er?

A

bisfosonaten beschermen bot
denosumab; antistof tegen RANK-ligand

92
Q

pt met triple negatief mammacarcinoom zijn in 3 groepen te verdelen

A
  • met BRCA1/2 mutatie
  • zonder BRCA1/2 mutatie
  • tumor gedraagt zich als BRCA maar heef geen mutatie
93
Q

hoe kom je tot personalized medicijnen?

A
  1. Microscopische pathologie (HE, antilichamen)
  2. Moleculaire pathologie (biomarkers)
  3. Nieuwe technologie (genomics, proteomics)
    voordeel: snel makkelijk
    nadeel: uitkomst moeilijk intrepreteren
  4. Functionele testen
    voordeel; je test wat je wil weten
    nadeel: ingewikkelde procedure
94
Q

welke functionele testen zijn er

A
  • kanker cellijnen
  • tumor organoiden
  • PDX patient derived xenografts
  • tumorplakjes
95
Q

kanker cellijnen

A

Tumor uit patiënt, cellen isoleren en groeien in
kweekmedium

voordeel
- Vernieuwbaar materiaal,
betrouwbare gevoeligheid

Nadeel;
- Niet (altijd) representatief voor tumor, geen heterogeniteit, 2D
groei, langdurig proces

96
Q

Kanker organoïden

A

Tumor uit patiënt, kankerstamcellen isoleren en
groeien in 3D in kweekmedium

Voordeel;
- Vernieuwbaar materiaal
lijkt meer op oorspronkelijke tumor/ gevoeligheidstesten mogelijk

Nadeel;
geen heterogeniteit
geen weefselarchitectuur
langdurig proces

97
Q

Patient derived xenografts (PDX modellen)

A

Tumor uit patiënt, doorgroeien in immunodeficiënte muis

Voordelen:
- Vernieuwbaar materiaal
Tumor in een organisme
- Gevoeligheidstesten mogelijk

Nadelen:
- Geen hoge doorvoer analyse mogelijk
- Langdurig proces, niet elke tumor groeit in de muis
- Tumor verandert in de muis

98
Q

Tumorplakjes

A

Voordelen;
Oorspronkelijke tumor
Kortdurende testen
Gevoeligheidstesten mogelijk

Nadelen;
Geen hoge doorvoer analyse mogelijk
Beperkte kweektijd, niet vernieuwbaar

99
Q

parp-inhibitor

A

maakt van enkelstrengs DNA breuk>dubbelstrengs DNS breuk: BRCA gemuteerden gaat dood want zijn homoloog recombinatie deficient HRD!

= synthetische lethaliteit

100
Q
A