Week 10 Flashcards

1
Q

Hoe wordt obesitas bij kinderen ingedeeld?

A

Afkapgrenzen voor kinderen vanaf 2 jaar oud zijn afhankelijk van leeftijd, geslacht en etniciteit.
Obesitas graad 3= BMI>40 volw
Obesitas graad 2- BMI >35 volw
Obesitas graad 1- BMI>30 volw
Overgewicht = BMI > 25 volw

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wie stelt overgewicht of obesitas vast?

A

Daarvoor opgeleide BIG-professionals en andere in een kwaliteitsregister geregistreerde professionals:
▪ een jeugdverpleegkundige,
▪ jeugdarts,
▪ huisarts,
▪ kinderarts,
▪ diëtist
▪ fysio- of oefentherapeut.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke biomedische oorzaken van obesitas zijn er?

A

-Medictie geinduceerd
-Endocrein: kleine lengte/ lengte onder TH/ lengte afbuiging
-Genetisch: vroege ernstige obesitas <5 jaar en hyperfagie
-Chronische ziekte
-Hypothalame schade: hersenschade
-Multifactorieel leefstijlfactoren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welke comorbiditeiten kunnen optreden bij kinderen met obesitas?

A

50-90% cardiovasc risicofactor(en):
-Dyslipidemie 50%
-Glucose: DM2 0,7%, voorstadium 14%
-Lever steatosis 50%
-Slaap apnoe 14%
-Hypertensie 50%
(Gewrichtsklachten 50%, vroege puberteit, PCOS)
In dit stadium nog reversibel!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wanneer moet een kind met obesitas naar een kinderarts verwezen worden?

A

▪ Bij ‘afwijkende’ waarden
▪ Waarden buiten het referentie gebied voor leeftijd en geslacht
▪ Glucose >5,6 mmol/l (nuchter)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hoe wordt obesitas behandeld?

A
  1. Leefstijl (GLI= gecombineerde leefstijlinterventie)
  2. Farmacotherapie
  3. Bariatrische/ metabole chirurgie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is de definitie van een succesvolle behandeling van obesitas bij kinderen?

A

uitgegroeide kinderen: >5% gewichtverlies
kinderen in de groei: gewicht stabilisatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat zijn de effecten van leptine?

A
  1. Vetweefsel produceert leptine
  2. Bindt aan leptine receptoren in hersenen\
  3. Minder eetlust, meer verbranding
  4. Gewichtsafname
    Bij obesitas is er leptine resistentie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat zijn de aangrijpingsplekken van farmacotherapie bij obesitas?

A

-Beloningssysteem
-Hypothalamus: verzadiging
-Tragere maaglediging
-Hogere insuline gevoeligheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Welke medicijnen zijn voor kinderen <18 goedgekeurd om obesitas te behandelen?

A

-Liraglutide (GLPR1Ra short acting): gem -5%, 26% >-10%, 12+ >60 kg
-Semaglutide (GLPR1Ra long acting): 62% >10% BMI daling, 12+ >60 kg
-MC4R agonist setmelanotide

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hoeveel kinderen krijgen per jaar kanker in Nl?

A

Ongeveer 600 kinderen per jaar (0,8%)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Welke soorten tumoren komen op kinderleeftijd vooral voor?

A

Blastomen (embryonale structuren) en sarcomen (steunweefsel) (itt carcinomen bij ouderen)
- wilms tumor
- neuroblastoom
- sarcomen
- leukemie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Welke vorm van kanker komt het vaakst voor op de kinderleeftijd?

A

ALL meest voorkomend, daarna lymfoom, daarna hersentumor
1/3 hersentumoren, 1/3 solide tumoren, 1/3 hemato-oncologie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hoe ontstaan kindertumoren?

A
  • Genetische afwijking (mutatie/ deletie/ amplificatie)
  • Multipele hit model (Knudsen)
  • Familiair
  • Virale infecties
  • Straling
    <10% erfelijk, grootste groep onbekend
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is het genezingspercentage van kanker bij kinderen?

A

80%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is de verdubbelingstijd van tumoren (dagen)?

A

Burkitt lymphoma 1
Chorioncarcinoom 1,5
ALL 3
Hodgkin lymphoma 4
Embryonaal carc testis 5 – 6
Coloncarcinoom 80
Longcarcinoom 90
Mammacarcinoom 100

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wanneer moet je verder kijken bij een lymfeklierzwelling?

A

> 95% van de lymfeklierzwellingen zijn benigne
Wanneer dan verder kijken?
- (te) grote klier
- persisterend voor 4-6 weken
- progressief

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Welke lymfomen komen het meest voor bij kinderen?

A

T-cel NHL 29%
Burkitt 28%
Hodgkin 28%
Grootcellig B 8%
LCAL 7%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat is de epidemiologie van NHL bij kinderen?

A

35 kinderen per jaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat zijn de symptomen van NHL bij kinderen?

A
  • Afhankelijk van locatie
  • Bolle buik
  • Benauwdheid
  • Klieren
  • Obstructie
  • Snelgroeiend
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Hoe wordt NHL bij kinderen gediagnosticeerd?

A
  • VBB, chemie
  • Beenmerg-en lumbaalpunctie
  • Pathologie
  • Beeldvorming
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Hoe wordt NHL bij kinderen behandeld en wat zijn daarvan complicaties?

A
  • Afhankelijk van type: 4-9 mnd (B-NHL) - 2 jaar (T-NHL)
  • Nauwelijks SCT
  • Tumorlysis, infecties, alopecia, bloedingen, cardiotoxiciteit, mucositis….
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wat zijn de klachten van Hodgkin lymfoom bij kinderen?

A
  • Lymfeklierzwelling
  • Nachtzweten
  • Afvallen
  • Jeuk
  • Koorts
  • Langzamer groeiend
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Hoe wordt Hodgkin lymfoom bij kinderen gediagnosticeerd?

A
  • Lab
  • Beeldvorming
  • Pathologie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Hoe wordt Hodgkin lymfoom bij kinderen behandeld en wat zijn daarvan complicaties?

A
  • Euronet-PHL-C2 (klassiek HL)
  • Euronet-PHL-LP1 (niet klassiek)
  • Infertiliteit, secundaire maligniteiten, cardiotoxiciteit, vermoeidheid…….
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Wat zijn de verschillen tussen NHL en HL?

A

NHL vs HL:
-% vd leukemie: 25% vs 25%
-leeftijd: alle leeftijden vs >10 jaar
-duur behandeling: 4-6 maanden vooral klinisch vs 4-6 maanden vooral poliklinisch

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Wat zijn bijwerkingen en complicaties van de behandeling van kindertumoren?

A

▪ Infecties: bacterieel, viraal, schimmels
▪ Gastro-intestinaal: voedingsproblemen, gewichtsverlies/adipositas, obstipatie, pancreatitis
▪ Endocrien: diabetes
▪ Osteoporose/osteonecrose
▪ Neurologisch: neuropathie, hersenbloeding/infarct, convulsies
▪ Hematologisch: anemie, thrombopenie, stollingsstoornissen
▪ Cardiaal: hypertensie, hartfalen
▪ Groeivertraging

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Wat zijn de lange termijn effecten van behandeling van kindertumoren?

A

▪ 5 jaar na diagnose over naar Later poli
▪ Bij ALL:
- nierfunctie
- leverfunctie
- cardiale functie
- bewegingsapparaat
- groei

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Welke mijlpalen en reflexen worden bij 0-3 maanden behaald?

A

2-6 wk lachen
4-8 wk fixeren, volgen en oogcontact
2-3 mnd reactie op geluid
zoek-zuigreflex
asymmetrische tonische nekreflex
moro-reflex
grijpreflexen
opstap-loopreflex
galant

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Welke mijlpalen en reflexen worden bij 3-6 mnd behaald?

A

3 mnd: grijpen
6 mnd: overpakken
5-6 mnd: omrollen
4-6 mnd: tractierespons
axiale-verticale suspensie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Welke mijlpalen en reflexen worden bij 6-9 mnd behaald?

A

6-7 mnd: pivoteren
7-8 mnd: los zitten
7-8 mnd: tijgeren
9 mnd: zelfstandig tot zit komen
plaatsingsreactie
parachutereactie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Welke mijlpalen en reflexen worden bij 9-12 mnd behaald?

A

10 mnd: kruipen
10-12 mnd: optrekken tot staan
12-18 mnd: loslopen
12 mnd: pincetgreep
..

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Wat zijn inborn errors of metabolism?

A
  • Enzymen
  • Membraan transport eiwitten
  • “Cofactoren” > activatoren, chaperons etc.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Hoe worden metabolisme stoornissen in de praktijk ingedeeld?

A

Obv biochemie:
Aminozuurmetabolisme
Koolhydraatmetabolisme
Vetzuurmetabolisme
Lysosomale stapelingsziekten
Mitochondriale stoornissen
Peroxisomale stoornissen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

Wat is het klinisch beeld van PKU?

A

 Verstandelijke beperking,
 Blond haar en lichte huid
 Microcefalie,
 Epilepsie,
 Achteruitgang, Spasticiteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

Wat zijn de kenmerken van PKU?

A
  • Mutaties in PAH gen
  • Autosomaal recessief
  • Deficientie phenylalanine hydroxylase, phenylalanine stapelt op (in oa de huid) en niet omgezet in tyrosine
  • Bij behandeling weinig klachten over
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

Hoe wordt PKU behandeld?

A

Phenylalanine-arm dieet en tyrosine suppletie

38
Q

Welke stof heeft invloed op de stofwisseling van neurotransmitters?

A

BH4 (cofactor, tetrahydrobiopterine) invloed op omzetting phenylalanine en tryptofaan. Invloed op aanmaak neurotransmitters

39
Q

Wat zijn de functies van de celorganellen?

A

ER: biosynthese van secretie-eiwitten
Plasma mebraan: transport en signaaltransductie
Lysosoom: afbraak van complexe suikers, glycolipiden, sterolen, glycoproteinen
Golgi apparaat: glyosylering en post-translationele modificatie van eiwitten
Peroxisoom: afbraak en synthese van ZLKVZ, plasmalogenen, galzuren, H2O2
Mitchondrion: ATP synthese, vetzuren, radicalen

40
Q

Wat is mucopolysaccharidose?

A
  • IC stapeling binnen de lysosomen (vacuolen)
  • Symptomen zijn het gevolg van progressieve stapeling
41
Q

Wat is de ziekte van Zellweger?

A

Peroxisoom biogenese defect: gebrek aan peroxisomen in de cellen, stapeling van Zeer Lang Keten Vetzuren in het lichaam
> Progressieve spierslapte, epilepsie, niercysten, skeletafwijkingen, retinitis pigmentosa, atrofie oogzenuw, hepatomegalie, doofheid, hersenaanlegsstoornissen
- Vroeg begin, snel verloop en leidt vaak tot dood op jonge leeftijd. Goed te herkennen door fontanel die niet sluit

42
Q

Wanneer moet je aan een stofwisselingsziekte denken?

A

1- Problemen in groei en ontwikkeling: veel spugen, voedsel weigering, ernstige onbegrepen diarree, psycho-motore achterstand, motorische klachten
2- Progressieve klachten of achteruitgang (knik in ontwikkeling)
3- Familie geschiedenis positief: meeste aandoeningen zijn AR (deels ook XL-R, soms AD); consanguine ouders? eerder overleden kinderen?
4- Opvallende bevindingen bij lichamelijk onderzoek: geur, haar, huid?
5 - Acute ontregeling / bewustzijnsdaling bij een eerder gezonde patiënt (kind) bij intercurrente infectie, ontstaan na langdurig vasten? Na eiwitrijk voedsel?

43
Q

Hoe erft de ziekte van Menkes over?

A

Kinky hair disease
X-gebonden recessief
Koper metabolisme

44
Q

Welke X-gebonden metabole ziekten zorgen soms voor symptomen bij draagsters?

A
  • ziekte van Fabry
  • Creatine transporter defect
  • Adrenoleukodystrofie (X-ALD)
  • Ornithine Trans-Carbamylase deficiëntie (OTC)
45
Q

Welke X-gebonden metabole ziekten zorgen niet voor symptomen bij draagsters?

A
  • ziekte van Menkes
  • ziekte van Hunter (mucopolysaccharidose II)
  • ziekte van Lesch-Nyhan (HPRT def.)
  • X-linked ichthyose (steroïde sulfatase def.)
  • Glucose-6-P dehydrogenase (G6PD def.)
46
Q

Welke bevindingen bij LO kunnen wijzen op een stofwisselingsziekte?

A
  • Uiterlijke kenmerken / dysmorfieën
  • Microcefalie of macrocefalie
  • Groeistoornis/ skeletafwijkingen
  • Organomegalie
  • Verandering van uiterlijke kenmerken
  • Neurologische klachten:
     Achterstand in ontwikkelingsmijlpalen
     Hypotonie, Hypertonie
     Ataxie, Dystonie, andere bewegingsstoornissen
     Epilepsie
47
Q

Welke ongewone geuren kunnen voorkomen bij stofwisselingsziekten?

A

 Muf / Muis-achtig > Phenylketonurie
 Ahornsyroop > Maple Syrup Urine Disease, (MSUD)
 Zweetvoeten > Isovaleriaanacidurie
 Kool, verzuurd boter > Tyrosinemie type I
 Rottende vis > Trymethylaminuria

48
Q

Welke afwijkingen passen bij mucopolysaccharidose?

A
  • Dysmorfie
  • Verandering van uiterlijk
  • Overbeharing
  • Macrocefalie
  • Groei/skelet afwijking
  • Organomegalie
  • Neurologische klachten
49
Q

Wanneer ontstaan stofwisselingsziekten?

A

1- Vóór de geboorte > soms
2- Na de geboorte > vaak
3- Kinderleeftijd > vaak
4- Volwassen leeftijd > soms

50
Q

Wat is hydrops foetalis?

A

Oedeem van minimaal 2 compartimenten:
-Pleura
-Pericardium
-Abdomen
-Huid
Prevalentie: 1:2500/ 1:3500
50% mortaliteit vóór of kort na de geboorte

51
Q

Welke erfelijke stofwisselingsziekten kunnen hydrops foetalis geven?

A

Lysosomale stapelingsziekten
Peroxisomale ziekten

52
Q

Hoe wordt maternale PKU ontregeling voorkomen?

A

Moeder 8 weken preconceptie lage Phe waarden
Strenge controle via internist en begeleiding van diëtist

53
Q

Welke ziekten kan een afwijkende omzetting van tyrosine geven?

A

“One gene, one enzyme”, autosomaal recessief overerving ontrafeld
Alkaptonurie: geen goede afbraak
Albinisme: geen omzetting in melanine
Creatinisme: geen omzetting in thyroxine

54
Q

Wat zijn de symptomen van alkaptonurie?

A

Toenemende rugpijn klachten,
Arthrose
Verkalking van het oorkraakbeen
Zwarte verkleuring van de huidplooien (oorschelpen)
Donkere verkleuring van de urine in de lucht

55
Q

Wat is MCADD?

A

Medium-Chain Acyl-CoA Dehydrogenase Deficiëntie
Tijdens vasten wordt ATP uit acetyl-CoA aangemaakt door afbraak van glycogeen en vetzuren, bij MCADD medium vetzuren (C6-10) niet afgebroken tot ATP-> geeft non-ketotische hypoglycaemie

56
Q

Wat is glutaar acidurie type 1?

A

Defect Lysine en Tryptophaan metabolisme (Glutaryl-CoA-Dehydrogenase)
» Urine en plasma: hoog glutaarzuur en C5-acylcarnitinen in ACUTE FASE
»Therapie: carnitine, glucose, lage eiwit/lysine, PREVENTIE van AANVAL!
» in Hielprikscreening

57
Q

Wat zijn de verschijnselen van glutaar acidurie type 1?

A
  • Postnatale macrocefalie, nek hypotonie <1jaar
  • Aanvallen van bewegingsstoornis (dystonie) bij koorts
  • MRI: necrose van basale ganglia, degeneratie van de wittestof
58
Q

Welke organen kunnen aangedaan zijn bij stofwisselingsziekten?

A

Allemaal, afhankelijk van het metabolisme van de weefsels

59
Q

Hoe worden erfelijke stofwisselingsziekten gediagnosticeerd?

A
  1. A en LO
  2. Metaboliet onderzoek (urine, plasma, liquor
  3. Diagnose
  4. DNA test
  5. Erfelijkheidsadvies en prenataal onderzoek
60
Q

Hoe worden stofwisselongsziekten behandeld?

A
  1. Behandeling van acute metabole decompensatie op EHBO
  2. Wegvangen van toxische stoffen
  3. Dieet aanpassing
  4. Enzymvervangende therapie
  5. Gentherapie: beenmergtransplantatie en stamceltherapie
61
Q

Wat voor dieet aanpassingen kunnen bij stofwisselingsziekten gemaakt worden?

A

 Vermindering van substraten (voorkomen van toxische stoffen en/of stapeling)» Phe-arm dieet bij PKU / Phe- en Tyr-arm dieet bij alkaptonurie
 Suppletie van essentiële stoffen&raquo_space; Tyrosine bij PKU
 Vitaminen&raquo_space; Biotine, VitB12, VitB6, VitB2 etc
 Cofactoren&raquo_space; tetrahydrobiopterine bij PKU

62
Q

Wat voor preventie en erfelijkheidsadvies wordt bij stofwisselingsziekten gegeven?

A
  1. Neonatale screening
  2. Counseling vóór de zwangerschap
  3. Erfelijkheidsadvies aan patiënten
63
Q

Hoeveel stofwisselingsziekten zitten in de hielprikscreening?

64
Q

Wat is de prevalentie van congenitale afwijkingen?

A

Major: 2-3%
Minor: 7%

65
Q

Wanneer worden welke prenatale onderzoeken gedaan?

A

NIPT: 11-14 wk
1e trimester SEO: 12-13 wk
SEO: 18-22 wk
GUO 1: 18-22 wk
GUO 2: 8-40 wk
Vlokkentest: 10-14 wk
Vruchtwaterpunctie: 15-17 wk

66
Q

Wat is het verschil tussen GYO 1 en 2?

A

GUO 1 bij high risk, GUO 2 bij verdenking afwijking foetus (diagnostiek)

67
Q

Hoeveel van alle major congenitale afwijkingen worden met prenataal onderzoek gediagnosticeerd?

68
Q

Wat is de bijdrage van kinderobductie?

A
  • Bevestigt in 68% de prenatale diagnose
  • 22% geeft toegevoegde informatie
  • 9% prenatale diagnose niet bevestigd
  • 3,8% uiteindelijke diagnose veranderd
69
Q

In hoeverre komen echoscopie en obductie overeen?

A
  • Goede overeenstemming voor major bevindingen
  • Minder goede overeenstemming voor minor bevindingen
  • 20-30% extra bevindingen obductie, 10% echoscopische bevindingen niet bevestigd
  • Afwijkingen aan hersenen of CZS hebben een hoge concordantie, hartafwijkingen een lage concordantie
70
Q

Wat zijn vasculaire tumoren?

A

(90% tumor = hemangiomen)
* Bij geboorte 50% hemangiomen pre-cursor lesion
* Na de geboorte ontstaan/groei
* Hemangioom: groei-plateau-regressie
* m:v = 1:3

71
Q

Wat zijn vaatmalformaties?

A

(0,3-0,5% anomalieën)
* Aanwezig bij de geboorte
* Proportionele groei
* Geen spontane regressie
* m:v = 1:1

72
Q

Wat zijn de kenmerken van hemangiomen?

A

Benigne vaattumoren
Incidentie: 4-10%
Meer meisjes, prematuren (20-30%) en tweelingen
Localisatie:
* hoofd-nek 60%
* romp 25%
* extremiteiten 15%
Solitair of multipel

73
Q

Wat is een normaal beloop van een hemangioom?

A

Start na de geboorte
Uniek groei patroon-> 3 fasesn
1. groei fase, disproportionele groei (6 tot 9 m)
2. stabiele fase
3. Involutie fase, spontane regressie

74
Q

Welke soorten infantiele hemangiomen zijn er?

A

Patroon: focaal (meestal), multifocaal, segmenteel, intermediate
Typen: oppervlakkig, diep (bv lever), gecombineerd, reticulair

75
Q

Welke complicaties kunnen bij een hemangioom ontstaan?

A

25% van de in kinderen ontwikkelen complicaties
Complicaties-> indicatie voor behandeling met betablokkers (atenolol)!
§ 1. ulceratie - bloeding - pijn
§ 2. functionele problemen: ogen, oren, luchtweg
§ 3. cosmetisch
§ (4. hart)

76
Q

Waarmee zijn reticulaire hemangiomen geassocieerd?

A

Syndromen:
- In gelaat PHACES syndroom (oa grote (hersen)vaten niet goed aangelegd),
- Onderlichaam LUMBAR (SACRAL, PELVIS) syndroom

77
Q

Wat is het PHACES syndroom?

A

Posterior fossa abnormalities
Hemangiomas
Arterial abnormalities
Cardiac anomalies
Eye abnormalities
Sternal Cleft

78
Q

Wat is een RICH tumor?

A

Rapidly involuting congenital hemangioom
Benigne
Bij geboorte aanwezig
Livide met witte halo
Milde trombocytopenie +/- stollingsproblemen en verhoogd D-dimeer

79
Q

Wat is een tufted angioma?

A

Benigne
Tufted: livide met halo
Kan trombycytopenie geven met hypofibrinogenemie, stollingsproblemen en verhoogd D-dimeer

80
Q

Wat is een kaposiform hemangio endothelioom?

A

Lokaal agressieve vattumor
Kan coagulatie in tumor plaatsvinden

81
Q

Wat is een PNET?

A

Primitieve neuroectodermal tumor
Maligne vaattumor
1 kleur (blauwpaars), bultjes, onscherpe overgang huid en tumor itt hemangioom

82
Q

Wat is een naevus flammeus?

A

Capillaire malformatie
behandelen met laser, bij jonge huid vaatjes makkelijker te bereiken

83
Q

Hoe succesvol is lasertherapie bij naevus flammeus?

A

Succes: bij >50% patiënten wijnvlek oplichten
* Hoe kleiner de laesie, hoe beter het resultaat
Risico’s
* Depigmentatie en littekenvorming
Uitdagingen bij kinderen
* Pijnlijk gevoel van afschieten van elastiek op huid
* Op jonge leeftijd moeilijk zonder narcose

84
Q

Waarmee zijn capillaire malformaties geassocieerd?

A

Als in gelaat kan associatie met Sturge-Weber syndroom (hersenvaten niet goed aangelegd, epilepsie/ glaucoom)

85
Q

Wat is Cutis Marmorata Teleangiectatica Congenita (CMTC)?

A

blauw paars, netwerk, soms atrofie/necrose op vertakkingen, soms overgroei of ondergroei been

86
Q

Hoe worden lymfatische malformaties behandeld?

A

onderscheid maken macro-en microcysteus
macrocysteus: OK-432.24 = Picibanil. Grote laesie leegspuiten en picibanil in spuiten. Bleomycine diffundeert, picibanil niet
microcysteus: bleomycine
kinderen onder narcose
radiologische evaluatie

87
Q

Wat zijn de kenmerken van een veneuze vaatmalformatie?

A
  • Klachten bij afhangen
  • Klachten bij sporten
  • Toename als het warm is
  • Fleboliet kan ontstaan
  • Geen trill
    Flebolieten behandelen met operatie
88
Q

Welke afwijkingen passen bij Klippel-Trenaunay syndroom?

A

CM + VM +/- LM + limb overgrowth

89
Q

Wat is het Sturge-Weber syndroom?

A
  1. Glaucoom
  2. Aangeboren wijnvlek
  3. Epilepsie op jonge leeftijd
90
Q

Wat is het Proteus syndroom?

A
  • mozaïeken verspreiding
  • progressief beloop
  • cerebriforme (hersen-achtig) bindweefsel nevus
  • lineaire epidermale nevus
  • asymmetrische disproportionele overgroei
  • specifieke tumoren voor 20ste jaar
  • ontregeld vetweefsel
  • long-cysten
  • vasculaire malformatie (CLVM)
91
Q

Wat zijn bijkomende symptomen van vaatmalformaties?

A

Scoliose, macrodactylie, syndactylie
Complicaties: huid, stolling, lymfoedeem-> erysipelas en ulceratie