Week 10 Flashcards

1
Q

Welke soorten hormonen werken via kernreceptoren?

A

Lipide oplosbare hormonen: schildklier- en steriodhormonen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is paracriene communicatie van cellen?

A

Cellen geven hun hormonen af aan doelwitcellen die heel dicht bij elkaar liggen, via de interstitiele vloeistof

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is autocriene communicatie van cellen?

A

Cellen geven hormonen af aan hunzelf.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoe is de hypofyse grof opgebouwd?

A

Een hypofyse- voor en achterkwab. De achterkwab is eigenlijk een soort uitloper van de hersenen, en is daarom niet een klassiek endocrien orgaan, maar bestaat uit zenuwcellen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welke 2 soorten neuronen zien we in de hypothalamus?

A

-Een grote cel met lange uitlopers die naar de hypofyse achterkwab gaat, en daar zijn hormonen afgeeft aan de bloedbaan.
-Een kleine cel met korte uitlopers die al vroeg in de ‘steel’ naar de hypofyse zijn hormonen afgeeft aan de bloedbaan. Zo komt dat bij de hypofyse voorkwab, waar de hormoonproducerende cellen weer andere hormonen afgeven aan de bloedbaan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welke hormonen geeft de hypofyse voorkwab af?

A

-TSH (schildklierhormoon)
-ACTH (bijnierhormoon)
-FSH en LH (testes en ovaria)
-Groei hormoon (GH)
-Prolactine (PRL) (melkproductie)
-Endorphines (pijn sensatie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Omschrijf de hypothalamus-hypofyse schildklier as

A

De hypothalamus geeft TRH af, dat in de hypofyse voorkwab de afgifte van TSH aan de schildklier stimuleert. De schildklier geeft dan T4 af, wat se hypofyse voorkwab en hyothalamus weer remt door T4 daar om te zetten in T3.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Omschrijf de hypothalamus-hypofyse groeihormoon as

A

Hypothalamus -> somatostatine (-), GHRH (+)
Hypofyse voorkwab -> GH naar lever
Lever -> Insulin-like growth factor-I (IGF-I), remt weer hypofyse en hypothalamus.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat doet ghreline op de hypothalamus-hypofyse groeihormoon as?

A

Stimuleert de afgifte van GHRH door de hypothalamus en GH door de hypofyse

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Omschrijf de hypothalamus-hypofyse gonaden as

A

Hypothalamus -> GnRH
Hypofyse voorkwab -> LH/FSH naar testis/ovarium
Testis/Ovarium -> Steriod hormonen: Testosteron, oestradiol en progesteron. Remmen Hypothalamus en hypofyse.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hoe werkt de afgifte van prolactine?

A

De prolactine productie wordt constant geremd door dopamine.
Door de zuigreflex aan de borst wordt er via het CZS een signaal naar het hypothalamus gebied gaat.
Dopamine productie daalt, dus meer afgifte prolactine.

Via de hypofyse achterkwab komt er ook oxycotine vrij, dat zorgt voor contractie in de borst en de melk eruit kan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hoe gedragen hormonen zich op 24-uurs basis en waarom doen ze dat?

A

Er is een sterk dag en nacht ritme:
PRL en GH zijn vooral ‘s nachts hoog, net als TSH.
ACTH is vooral in de vroege ochtend actief, met dal rond middernacht.

Dit doen ze zodat de receptoren rust krijgen en dus gevoelig blijven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is de rol van bindende eiwitten bij het bepalen van de hormoonspiegels?

A

Een groot deel van bijvoorbeeld cortisol en GH zijn gebonden aan eiwitten, en er is maar een deel vrij in de circulatie dat dus kan binden aan receptoren.
Als je dus iets geeft waardoor de hoeveelheid gebonden aan eiwit toeneemt, zal kort de hoeveelheid vrij hormoon zijn afgenome. Daarna spelen de feedback mechanismen een rol. De tolale vrije hormoonconcentratie is dus veranderd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Welk hormoon wordt in de zona glomerulosa gemaakt?

A

Aldosteron

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Welk hormoon wordt in de zona fasciculata gemaakt?

A

Cortisol

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Welk hormoon wordt in de zona reticularis gemaakt?

A

“Androgenen”: DHEA/Androstenedione

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Welk hormoon wordt door de medulla gemaakt?

A

(nor)adrenaline

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Hoe is de bijnier opgebouwd van buiten naar binnen?

A
  1. Kapsel van vetweefsel
  2. Schors:
    -Zona glomerulosa (aldosteron)
    -Zona fasciculata (cortisol)
    -Zona reticularis (Androsteendion)
  3. Medulla (nor)adrenaline
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Hoe worden de zona van de bijniercortex gereguleerd?

A

Zona glomerulosa: Angiotensine en verwaarloosbaar ACTH
Zona fasciculata en reticularis: ACTH

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat is de functie van cholesterol bij de steroidhormonen?

A

Het is de bouwsteen van de steriodhormonen productie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Hoe wordt cholesterol over de membranen getransporteerd?

A

stAR, zodat het over de mitochondriale binnenmembraan kan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat is de eerste omzettingstap van cholestrol in de steriodhormoonproductie en door welk enzym gebeurt dat?

A

Cholesterol krijgt hydroxielgroepen en er worden koolstofgroepen afgesplitst. De eerste precurser is Pregnenolon.
Dit wordt gedaan door cytochroom P450SCC, en dit is de snelheidsbepalende stap, sterk geactiveerd door ACTH.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Waardoor is er zo’n duidelijke zonering in de productie van de bijnierschorshormonen?

A

Omdat elke zone zijn eigen enzym bevat die belangrijk is voor de omzetting naar de stof.
-Aldosteron (zona glomerulosa): CYP11B2, geen CYP17
- Cortisol (zona fasciculata): CYP17, geen b5
-Androsteendion (zona reticularis): CYP17 b5 (cofactor)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Wat doet cortisol op de insuline receptor?

A

Verlaagd de gevoeligheid van insuline voor de insulinereceptor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Wat doet aldosteron?

A

Zorgt dat de nier natrium vast houdt en kalium uitscheidt.
Verhoging BD zorgt dat er minder renine afgifte is.

Kalium heeft stimulerend effect afgifte aldosteron

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Cortisol kan ook binden aan de mineralocorticoid receptor, waarom heeft cortisol toch geen effect op je bloeddruk onder normale omstandigheden?

A

Omdat cortisol in de nier wordt omgezet door HSD-II in cortison, dat inactief is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Wat is het effect van prednison?

A

Synthetisch cortisol, remt dus de ACTH productie en daarmee de productie van natuurlijk cortisol en bijnierandrogeen door de bijnierschors zelf.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Uit welke domeinen bestaat de GPCR?

A
  1. Hormoonbinding (extracellulair)
  2. Transmembraan verankering dmv 7 loops
  3. Transductie (intracellulair)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Wat zijn de eigenschappen van ACTH?

A

Heel klein molecuul, geproduceerd door klieving uit POMC.
4.5 kDa

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Wat zijn de eigenschappen van TSH?

A

-Geglycosyleerd
-30 kDa
-2 subunits, alpha en beta
-Alpha-subunit is gemeenschappelijk met andere stoffen uit de familie (LH, FSH, hCG)
-Beta-subunit is hormoon specifiek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Hoe binden de stoffen aan de GPCR’s?

A

-Hele kleine stoffen (geurstoffen) binden in een ‘pocket’ in het transmembraan domein.
-ACTH is iets groter en bindt aan de extracellulaire loop en een gedeelte van de intracellulaire loop.
-TSH, LH, FSH, hCG zijn nog groter en binden aan een ‘grotere’ extracellulaire loop en deels aan de intracellulaire loop.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Hoe worden GPCR’s geactiveerd?

A

De receptor is inactief en het G-eiwit ook.
Door binding van een ligand aan de receptor laat het GDP uit de alpha-subunit los, en komt daar een GTP in.
Dan laten de alpha-subunit en de beta-gamma-subunit los van elkaar en zijn ze geactiveerd.
Het GTP wordt door GTP-ase omgezet in GDP om het te inactiveren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Omschrijf de signaaltransductie van een G-eiwit gekoppelde receptor

A

-Alpha-subunit wordt geactiveerd
-Alpha-subunit activeerd adenylyl cyclase
-Adenylyl cyclase zet ATP om in cAMP.
-cAMP activeert PKA
-PKA leidt tot cellulaire reacties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Welke soorten Alpha-subunits zijn er?

A

Alpha-s (stimuleren)
Alpha-i (Inhiberen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

Waaruit bestaat protein kinase A?

A

2 regulatoire subunits die cAMP binden
2 catalytische subunits die eiwitten fosforyleren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

Wat is de signaaltransductie van Gq, en welke stof werkt op deze manier?

A

-TRH activeert GPCR
-Alpha-subunit krijgt GTP
-Activeerd fosfolipase C
-Fosfolipase C zet inositol fosfolipide om in IP3 en diacylglycerol
-IP3 opent Ca-kanalen
-Calcium-ionen en diacylglycerol activeren PKC wat leidt tot cellulaire reacties.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

Waar leidt een activerende mutatie in het G-eiwit tot bij TSH en ACTH receptoren?

A

McCune-Albright syndroom
(botdystrofie, endocriene tumoren zoals schildklier)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

Welke soorten familie kernreceptoren zijn er?

A

Homodimeer
RXR partner

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

Wat zijn de eigenschappen van het ligand-bindend domein van een kernreceptor?

A

-Hormoon-specifiek en hoge affiniteit
-Dynamisch en veel conformatieveranderingen
-Binding pocket bestaat uit specifieke aminozuren
-‘Kooi’ van 12 helices, als een soort muizenval klapt het het ligand in.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q

Wat zijn de eigenschappen van het DNA-bindend domein van een kernreceptor?

A

-Receptor specifiek en hoge affiniteit voor DNA
-Structuur dynamisch, conformatieveranderingen
-DNA herkenning door 3 aminozuren
-3D structuur, 3 alpha-helice met twee Zn clusters (fingers)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
41
Q

Wat is het hormoon respons element?

A

Specifieke basenpaarvolgorde op het DNA

6 basenparen, gevolgd door een spacer (NNN), gevolgd door 6 basenparen. (receptor is dimeer).

De plaats van de de basepaar is niet overal in de concensus even belangrijk. Sommige zijn heel erg belangrijk, sommige wat minder (BV: een C op plaats 5 is het belangrijkste, een A op 4 wat belangrijker en wat er op plaats 3 staat maakt niet uit.)

42
Q

Wat is een inverted repeat en een direct repeat van hormoon respons elementen?

A

Steroid receptoren binden als inverted HRE’s (-><-)

RXR partners binden als directe repeats (->->) of als inverted repeats (-><-)

43
Q

Hoe werkt de binding van glucocorticoid kernreceptoren?

A

-Receptor wordt inactief gehouden in de cel.
-Binding ligand zorgt dat dimeer naar het DNA gaat
-Op het DNA worden cofactoren gerecruteerd die samen met de receptor voor transcriptie zorgen.

44
Q

Wat doen cofactoren?

A

-Interactie met ligand-gebonden receptor
-Versterken van de activatorfuctie van de receptor
-Intrinsiek vermogen om transcriptie te activeren
-Dissociatie van receptor na dissociatie van het hormoon

45
Q

Hoe werken T3 kernreceptoren?

A

-T3 moet actief de nucleus in getransporteer worden
-Daar bindt het aan receptor die al op het DNA zit
-Door binding wordt co-repressor uitgewisseld tegenover activator
-Je krijgt transcriptie

46
Q

Wat zijn co-repressors?

A

-Interactie met onbezette receptor
-Versterken van de respressor functie van de receptor
-Intrinsiek vermogen om transcriptie te onderdrukken
-Dissociatie van de receptor na binding hormoon

47
Q

Wat zijn selectieve receptor modulators?

A

Een algemene agonist is agonist in elk celtype

Een selectieve modulator kan agonist zijn in het ene weefsel/celtype via gen 1, maar een antagonist zijn in het andere weefsel via gen 2.

Deze reacties worden opgeroepen door andere conformatieveranderingen.

48
Q

Welk deel van de bijnier komt uit welke embreyonale structuur?

A

De cortex komt uit het mesoderm
De medulla uit de neural crest

49
Q

Wat is hyperplasie?

A

Vergroting van het orgaan omdat het AANTAL cellen toeneemt.

In principe reversibel, normaliseert de hormoonspiegel, dan normaliseert het orgaan

50
Q

Wat is hypertrofie?

A

Vergroting van het orgaan omdat de CEL ZELF groter wordt

51
Q

Wat is neoplasie?

A

Autonome groei
Groei die niet meer terugkoppelbaar is/niet meer gevoelig is voor feedbacksignalen en geen mogelijkheid heeft tot regressie.

52
Q

Wat is de ziekte van Cushing?

A

Een ACTH producerend adenoom in de hypofyse zorgt voor diffuse hyperplasie van de bijnier wat leidt tot hypercorticolisme.

53
Q

Wat is het syndroom van Cushing?

A

Een tumor (adenoom of carcinoom) in de bijnier of (bilaterale) nodulaire hyperplasie van de bijnier leidt tot hypercorticolisme

54
Q

Wat is paraneoplastisch syndroom van Cushing?

A

Een tumor in de bv de long leidt tot productie van ACTH, wat leidt tot diffuse hyperplasie van de bijnier en tot hypercorticolisme (ectopische ACTH productie)

55
Q

Wat is iatrogeen syndroom van Cushing?

A

Iemand die sterioden gebruikt en dan syndroom van cushing krijgt.
Leidt ook tot atropie van de bijnier

56
Q

Wat is er verstoord bij een adenoom als je histologisch kijkt?

A

De architectuur, de bindweefselstructuur. De cellen liggen deels in bundels, deels niet

57
Q

Wat is de voornaamste oorzaak van hyperaldosteronisme?

A

Bilaterale idiopathische hyperplasie
Je kan daar spironolacton bodies zien (zie aantekeningen)

58
Q

Wat is congenitale adrenale hyperplasie (CAH)?

A

Groep erfelijke aandoeninge met defect in enzym betrokken bij steroid biosynthese (meestal cortisol). De ACTH spiegel stijgt en stimuleert androgeen prodcutie.

59
Q

Wat zijn oorzaken van acute adrenale insufficientie?

A

-Waterhouse-Friderichsen syndroom:
Bilaterale bijnierbloeding bij kinderen met daverende sepsis

-Plots stoppen met langdurig corticosteroid gebruik

60
Q

Wat zijn oorzaken van chronische adrenale insufficientie?

A

Dat heet de ziekte van Addison:
-Auto-immuun adrenalitis
-Infecties (tbc, fungaal, HIV)
-Metastasen

61
Q

Wat is een incidentonoom?

A

Een adenoom die bij toeval wordt gevonden op beeldvorming, kan heel groot worden.

62
Q

Wat zijn de vuistregels voor het onderscheid tussen een adenoom en een carcinoom?

A

Gewicht:
-Carcinoom >100 g
-Adenoom < 50 g

Grootte:
-Carcinoom > 5-6 cm
-Adenoom < 5 cm

Classificatie obv histologische kenmerken

Enige definitieve criterium voor malignitiet is metastasen of invasie in aangrenzende organen

63
Q

Wat is een feochromocytoom?

A

Neoplasie van het bijniermerg
-Catecholamine-producerende tumor (hypertensie)
-Paraganglioom (buiten de bijnier)
-Meestal benigne
-Heel vaak erfelijk (MEN type 2 etc)

-Neuroblastoom (meest voorkomende extra-craniale tumor bij kinderen)

64
Q

Wat gebeurt er met de lichaamssamenstelling bij de ziekte/syndroom van Cushing?

A

Lichaamssamenstelling:
-Viscerale obesitas en vetophoping op de rug en gezicht.
-Spier en huid atrofie
-Osteoporose

65
Q

Wat voor endocriene veranderingen treden er op bij de ziekte/syndroom van Cushing?

A

Endocriene veranderingen:
-Hypertherioedie
-Verhoogde afgifte androgenen bij ACTH afhankelijke oorzaak
-Verminderde werking gonade

66
Q

Wat voor neuropsychiatrische veranderingen treden er op bij de ziekte/syndroom van Cushing?

A

-Neuropsychiatrische veranderingen:
-Geheugen stoornis
-Depressie
-Psychose
-Slapeloosheid.

67
Q

Wat voor metabool syndroom klachten treden er op bij de ziekte/syndroom van Cushing?

A

-Centrale obesitas
-Hypertensie
-DM
-Dyslipidemie

68
Q

Wat voor stollingklachten treden er op bij de ziekte/syndroom van Cushing?

A

-Diep veneuze trombose
-Longembolie

69
Q

Waardoor overlijden de meeste mensen met het syndroom van Cushing?

A

Aan hart en vaatziekten

70
Q

Hoe is de presentatie van iemand met het syndroom van Cushing?

A

Heel heterogeen, patient heeft veel verschillende klachten die niet perse typisch zijn voor het syndroom. Wel maakt een combinatie van de klachten de diagnose waarschijnlijker

71
Q

Wanneer screenen we op het syndroom van Cushing?

A

-Aanwezigheid van meerdere en progressieve symptomen
-Ongebruikelijke symptomen in relatie tot de leeftijd
-Therapie resistente DM en/of hypertensie
-Patienten met een bijnierindidentaloom
-Kinderen met groei retardatie

72
Q

Wat zijn de eerstelijns screeningstesten voor syndroom van Cushing?

A

Cortisol excretie in 24h urine
-2-3 verzamelingen
-Beperkte sensitiviteit
-Niet als enige test gebruiken

1 mg dexamethason (kunstmatig cortisol) suppressie test
-Cut-off waarde: 50 nmol/L
-Beindvloedt door eiwit dat cortisol bindt

Middernachts speeksel cortisol concentratie
-Wordt niet beinvloed door eiwit dat cortisol bindt
-Hoge sens en spec.

73
Q

Hoe werkt de 1 mg dexamethason suppressie test?

A

Het is een kunstmatig cortisol. Je neemt om 11 uur in pilletje in.
Normaal zou het lichaam dus denken dat er hoog cortisol is, en reageert de hypofyse daar op. In de ochtend om 9 uur zouden de cortisol waardes laag moeten zijn (<50 nmol/L)

74
Q

Wanneer zeg je bij een afwijking op de MRI hypofyse dat het een adenoom is en deze verwijderd moet worden?

A

Bij een patient die je verdenkt op syndroom van cushing ACTH afhankelijk, en je vindt een afwijking groter dan 6mm, dan vraag je aan de neurochirurg om deze weg te halen.

75
Q

Wat zijn acute complicaties van een ectopisch ACTH syndroom?

A

-Afweer onderdrukt, dus ernstige sepsis of opportunistische infecties (infecties die mensen normaal niet krijgen)
-Tromboembolische complicaties
-Ernstige hypertensie en hypokaliemie
-Psychiatrische complicaties

75
Q

Wat is een en wanneer doen we een bilaterale sinus petrosus inferior sampling (BSPIS)

A

Je legt een katheter aan via de vene femoralis naar beide vena jugularis vlak bij de hypofyse afvloed gebied, de sinus petrosus.
Je meet dan het verschil tussen perifeer en centraal ACTH, en je kan kijken of het aan 1 kant meer is dan aan de andere kant. Je stimuleert afgifte met CRH.

Bij hypofyse laesies <6 mm
Niet zichtbaar hypofyse adenoom

76
Q

Wat is de behandeling van de ziekte van Cushing?

A
  1. Transspenoidale adenomectomie is de eerste keus. Slagingskans operatie erg afhankelijk van ervaring chirurg.
  2. 2e operatie, lagere kans op remissie en risico op hypopituitarisme
  3. Radiotherapie. Duurt langer voordat remissie bereikt wordt Ook risico op hypopituitarisme
  4. Bilaterale bijnierextirpatie. Onmiddelijk onder controle voor hypocorticolisme, levenslange gluco- en mineralocorticoid substitutie. Risico op acute bijnierinsufficientie.
77
Q

Wat is de kans op recidief bij een transspehnoidale adenomectomie?

A

Microadenoom:
-5-10% na 5 jaar
-10-20% na 10 jaar

Macroadenoom:
12-45% na 1.5 jaar

78
Q

Wat is de ziekte van Addison?

A

Primaire bijnierschorts insufficientie. Bijnieren zijn atroof geworden en produceren (bijna) geen cortisol meer.
De remmende factor valt weg in de hypofyse-bijnier as en dus stijgen de CRH en de ACTH concentraties

79
Q

Wat is de secundaire bijnierschors insufficientie?

A

Hypofyse is uitgevallen dus geen ACTH meer, en daardoor worden de bijnieren atroof en is er ook geen cortisol meer. Alleen de CRH concentratie stijgt.

80
Q

Wat zijn de symptomen van primaire bijnierschorsinsufficientie (ziekte van Addison)?

A

-Gewichtsverlies
-Hyperpigmentatie
-Hypotensie
-Orthostatische hypotensie
-“zouthonger”
-Vitiligo
-Moeheid
-Spierzwakte
-Anorexie
-Psyschische klachten (depressie)
-Misselijk en braken
-Buikpijn

81
Q

Hoezo heeft iemand met hypocortisolisme een hyperpigmentatie?

A

ACTH wordt gemaakt uit een voorlopereiwit POMC, maar ook y-MSH (melanocyt stimulerend hormoon) wat je er ‘gratis’ bij krijgt.
Als dus de negatieve feedback wegvalt, en iemand veel ACTH gaat maken krijg je dus veel y-MSH.

82
Q

Wanneer treden symptomen van de ziekte van Addison op?

A

Als 90% gedestrueerd is.

83
Q

Wat zijn de meest voorkomende oorzaken van de ziekte van Addison?

A

Westerse wereld volwassenen
1. autoimuun
2. TBC
3. Metastases
4. Bloedingen
5. AIDS

84
Q

Wat zijn de oorzaken van secundaire bijnierschorsinsufficientie?

A

-Ontrekken van corticosteroiden na langdurig gebruik
-Hypofysepathalogie
-Hoofd trauma
-Geisoleerde ACTH deficientie

85
Q

Wat is de synacthentest en bij welke vorm van hypocortisolisme gebruik je het?

A

Je spuit synthetisch ACTH in en je verwacht een verhoging van het cortisol. Basale of gestimuleerde waarde >525 nmol/l bij een normale respons

Gebruik bij ziekte van Addison

86
Q

Welke testen kan je doen om secundaire bijnierschors insufficientie aan te tonen?

A

Insuline tolerantie test: Geef iemand insuline en bezorg hypo, kijk of cortisol respons adequaat is. Wel gevaarlijk bij oudere mensen

Metopirontest: Remt de laatste stap in de cortisol productie: 11-desoxycortisol -> cortisol.
Je verwacht dan een stijging van je ACTH productie en dus de steriod hormonen tot de laatste stap. Je ziet een stijging van 11-desoxycortisol.

87
Q

Wat is de therapie van primaire bijnierschorsinsufficientie?

A

-15-30 mg hydrocortison per dag verdeeld in 2 a 3 doses, ‘s ochtends de hoogste om het dag/nacht ritme na te bootsen.
-Fludrocortison: verscheidende dosis op basis van behoefte.
-Vrouwen: DHEA 50mg per dag

88
Q

Wat is de therapie van secundaire bijnierschorsinsufficientie?

A

-15-30 mg hydroxortison per dag verdeeld in 2 a 3 doses, ‘s ochtends de hoogste om het dag/nacht ritme na te bootsen.
-Vrouwen: DHEA 50 mg per dag
-Geen aldosteron vervanger omdat dat via RAAS nog intact is

89
Q

Wat is het glucocorticoid stress schema?

A

Bij bepaalde stress momenten zoals operatie, ziekte of trauma moet er wel cortisol gegeven worden bij mensen met hypocortisolisme.
- kleine chirurgische ingreep: 50 mg/dag
-grote chirurgische ingreep: 75-150 mg/dag
-bij intensive care opname: 200-300 mg/dag

90
Q

Wat kan je wijzen op bijnierinsufficientie bij opname op de IC?

A

-Onverklaarbare circulatoire collaps
-Onvoldoende respons op inotropica
-Koorts zonder reactie op antibiotica
-Andere symptomen van hypocortisolisme

91
Q

Wat zijn determinanten van corticosteroid complicaties?

A

-Dosering
-Behandelingsduur
-Wijze van toediening
-Individuele gevoeligheid
-Metabolisme glucocorticoiden

92
Q

Wanneer gaan we ervan uit dat iemand zijn hypofyse bijnier as onderdrukt is?

A

-Als iemand 20 mg prednison per dag gebruikt gedurende meer dan 3 weken
-Klinisch syndroom van Cushing

93
Q

Wanneer gaan we ervan uit dat iemand zijn hypofyse bijnier as niet onderdrukt is?

A

Corticosteroid gebruik minder dan 3 weken

94
Q

Wat is het effect van aldosteron in de nier?

A

Aldosteron bindt aan de MR, wat in de cel zorgt voor genexpressie zodat er meer Na/K-ATPase is aan de bloed kant (Na naar buiten K naar binnen) en dat het ENaC wordt aangezet (Na vanuit urine de cel in)

95
Q

Wat zie je in de kliniek bij primair hyperaldosteronisme en wat zijn het vaaktst de oorzaken?

A

-Hypertensie
-Hypokaliemie (maar lang niet altijd)
-Verhoogd plasma aldosteron
-Onderdrukt plasma renine

Bilaterale bijnierhyperplasie (66%) en Aldosteron producerend adenoom (32%)

96
Q

Wat is drop hypertensie?

A

In drop zit glycyrrhizine zuur, wat 11-beta-HSD remt.
Je zet dus minder cortisol om in cortison, wat betekend dat het cortisol aan de MR kan binden

97
Q

Wat is de 1e screening op primair hyperaldosteronisme?

A

Plasma aldosteron / renine activiteit ratio.

Als deze ratio hoog is, is er dus veel aldosteron en minder renine

Wel op medicatie die deze waardes niet beinvloed, zoals betablokkers en diuretica dat doen

98
Q

Wat is de zoutbelastingstest?

A

Geef 2 liter zout in 4 uur, en meet de aldosteron waarde voor en na de test.

99
Q

Wat is de tweede stap als je biochemisch hebt vastgesteld dat er sprake is van primair hyperaldosteronisme?

A

-CT of MRI bijnieren
-Bilaterale bijniervene sampling:
Zo dicht mogelijk bij de bron de aldosteron waardes bepalen. Er is een 40% discordantie tussen die 2. Soms vindt je op CT unilateraal een afwijking, maar BVS bilateraal en andersom