Week 1: Schouder en elleboog Flashcards

Overbelasting, biomechanica, bindweefsel

1
Q

In welk vlak worden anteflexie en retroflexie in het glenohumerale gewricht uitgevoerd?

Fun fact: meest flexibele gewricht in het lichaam
A

Sagittale vlak

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Tot welke groep spieren behoren de rotatorcuff spieren?

A

Schouder-arm spieren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Een handbalspeelster (30) is gevallen op haar rechterschouder. Zij heeft bij het lichamelijk onderzoek van haar rechter schouder een positieve lag test in 90 graden abductie.
Welke spier van de rotatorcuff is het meest waarschijnlijk aangedaan?

A

M. supraspinatus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is er zo bijzonder aan het ligamentum coraco-acromiale?

A
  1. Het ligt tussen twee delen van de scapula.
  2. Normaliter tussen twee verschillende botten.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q
  1. Welke spier is dit?
  2. Tot welke groep spieren behoort deze spier?
A
  1. M. Rhomboideus major
  2. Romp-schouder spier

Tip: Rhombus = Ruitvormig ;)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q
  1. Welke spier is dit?
  2. Tot welke groep spieren behoort deze spier?
A
  1. M. Pectoralis Major
  2. Romp-arm
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q
  1. Welke spier is dit?
  2. Tot welke groep spieren behoort deze spier?
A
  1. M. Teres Major
  2. Schouder-arm

Tip: Teres= rond/cilindrish, dus de grote cilindrische spier

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q
  1. Welke spier is dit?
  2. Tot welke groep spieren behoort deze spier?
A
  1. M. latissimus dorsi
  2. Romp-arm

Tip: Latissimus= breedste, dus “De breedste spier van de rug”

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q
  1. Welke spier is dit?
  2. Tot welke groep spieren behoort deze spier?
A
  1. M. levator scapulae
  2. Romp-schouder

Spier die het schouderblad optilt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q
  1. Welke spier is dit?
  2. Tot welke groep spieren behoort deze spier?
A
  1. M. Supraspinatus
  2. Schouder-arm

De spier die zich boven de spina scapulae bevindt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q
  1. Welke spier is dit?
  2. Tot welke groep spieren behoort deze spier?
A
  1. M. Pectoralis minor
  2. Romp-schouder
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q
  1. Welke spier is dit?
  2. Tot welke groep spieren behoort deze spier?
A
  1. Coracobrachialis
  2. Schouder-arm
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q
  1. Welke spier is dit?
  2. Tot welke groep spieren behoort deze spier?
A
  1. M. serratus anterior
  2. Romp-schouder

Serratus: “gezaagd”, de zaagtandachtige aanhechtingen langs de ribben.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q
  1. Welke spier is dit?
  2. Tot welke groep spieren behoort deze spier?
A
  1. M. Biceps Brachii
  2. Schouder-arm
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q
  1. Welke spier is dit?
  2. Tot welke groep spieren behoort deze spier?
A
  1. M. subscapularis
  2. Schouder-arm
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

M. Transversospinalis is een voorbeeld van een intrinsieke of extrinsieke spier?

A

Intrinsieke spier

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

M. Erector Spinae is een voorbeeld van een intrinsieke of extrinsieke spier?

A

Intrinsieke spier

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q
  1. Welke spier?
  2. Intrinsiek of extrinsieke spier?
A
  1. M. Trapezius
  2. Extrinsieke spier
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q
  1. Welke spier?
  2. Intrinsieke of extrinsieke spier?
A
  1. M. Rhomboideus
  2. Extrinsieke spier
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Dit is een vooraanzicht van de rechterschouder. Met de pijl is de gemeenschappelijke origo van twee spieren gemarkeerd.
Welke twee spieren zijn dit?

A
  1. m. biceps brachii caput breve
  2. m. coracobrachialis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Welke twee projecties van het caput humeri kunnen wijzen op een anterieure schouderluxatie op standaard voor-achterwaartse (VA) röntgenfoto’s?

A
  1. Het caput humeri projecteert relatief groter in relatie tot het glenoid.
  2. Het caput humeri overlapt het glenoid.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Welke röntgenfoto is het beste om een posterieure schouderluxatie aan te tonen of uit te sluiten?

A

Y-opname

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Noem twee onderzoeken/modaliteiten die het beste zijn om een rotatorcuff-letsel aan te tonen of uit te sluiten?

A
  1. Echo-onderzoek
  2. MRI
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Een patiënte (53) heeft al geruime tijd last van haar rechter schouder met een painful arc tussen 90 en 120 graden abductie. Een röntgenfoto toont een calcificatie in de ruimte tussen het acromion en het tuberculum majus. Wat is de meest waarschijnlijke diagnose?

A

Tendinitis calcarea

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Bij welke leeftijdsgroep komen verkalkingen in de rotatorenmanchet frequent voor en wat is de mogelijke oorzaak?

Tendinits calcarea
A
  • Verkalkingen komen frequent voor bij mensen tussen 40 en 60 jaar
  • De oorzaak van de kalkophoping is niet bekend, maar recidiverende (micro)traumata spelen mogelijk een rol.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Wat kan kalkophoping in de rotatorenmanchet veroorzaken en welke behandeling kan zinvol zijn bij een acuut pijnsyndroom?

Tendinitis Calcarea
A
  • Kalkophoping kan leiden tot een acuut pijnsyndroom als gevolg van inflammatie.
  • Behandeling met een lokale injectie kan zinvol zijn.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Waar is het labrum losgescheurd bij een anterieure schouderluxatie?

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Hoe heet dit letsel?

A

Hill-Sachs laesie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Welke grote eindzenuw afkomstig van de fasciculus posterior innerveert de m. deltoideus?

A

N. axillaris

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Welke grote eindzenuw afkomstig van de fasciculus posterior innerveert de m. brachioradialis?

A

N. radialis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Welke drie factoren die bijdragen aan de stabiliteit van het glenohumerale gewricht zijn niet te beïnvloeden door training en ontwikkeling?

A Rotator cuff spieren
B Labrum glenoidale
C Glenohumerale ligamenten
D Gewrichtsvacuüm
E Vanderwaalskrachten

A

A Rotator cuff spieren
B Labrum glenoidale
C Glenohumerale ligamenten
D Gewrichtsvacuüm
E Vanderwaalskrachten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Welke van de twee komt vaker voor?
* Epicondylitis lateralis (tenniselleboog)
* Epicondylitis medialsi (golferelleboog)

A

Epicondylatis lateralis (tenniselleboog) komt vaker voor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Een voetballer (20) heeft een glenohumerale luxatie rechts gehad. Op het aanvullend gemaakte MR-arthrogram wordt een kleine Hill-Sachs laesie en een niet ossale Bankart laesie beschreven. Hoe groot is het risico op een recidief luxatie?

A

76-100%

Bij jonge, actieve patiënten met een eerste schouderluxatie en aanwezigheid van zowel een Hill-Sachs laesie als een Bankart laesie, is het risico op een recidief luxatie zeer hoog.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Wat is de operatieve behandeling van eerste keuze bij een hoge kans op recidief luxatie na een glenohumerale luxatie met een Hill-Sachs laesie en een Bankart laesie?

A

Scopisch labrum herstel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Wat is een Hill-Sachs laesie?

A

Posterieure impressie van het caput humeri

Met “posterieure impressie” bedoelen ze een inkeping of deuk aan de achterkant van de bovenarmkop (caput humeri)

35
Q

Waarom is de passieve stabiliteit van het articulatio glenohumerale minder groot dan in het articulatio coxae? Noem twee redenen.

A
  1. Benige structuren zijn niet goed passend.
  2. Ligamenten om het glenohumerale gewricht zijn relatief slap.
36
Q

Welke van onderstaande gewrichten heeft de minste bewegingsvrijheid?

A

Vlak gewricht minste bewegingsvrijheid

37
Q

Welk type kracht kan het beste door een bol gewrichtsvlak worden overgedragen?

A

Dwarskrachten

38
Q

Met welke kracht of welk moment kan een plat gewrichtsvlak het beste worden gemobiliseerd?

A

Met behulp van een dwarskracht dichtbij de gewrichtsholte.

39
Q

Welke cellen die bij de embryonale aanleg van een gewricht ontstaan, worden niet uit mesenchymale stamcellen afkomstig uit het mesoderm gevormd?

A

Osteoclasten

Ontstaan uit hematopoetische stamcellen

39
Q

Bot is een gespecialiseerde vorm van bindweefsel. Bot ontstaat uit één van de drie kiembladen. Welk kiemblad is dit?

A

Mesoderm

40
Q

Uit welke stamcellen ontstaan osteoblasten

A

Mesenchymale stamcellen

41
Q

Uit welke stamcellen ontstaan osteoclasten?

A

Hematopoetische stamcellen

42
Q

Welke drie organische componenten van de botmatrix worden geproduceerd door osteoblasten?

A
  1. Collageen type I
  2. Proteoglycanen
  3. Glycoproteinen

Osteoblasten dragen bij aan de structuur en functie van het botweefsel.

43
Q

Hoe heet het nieuwgevormde, nog niet gemineraliseerde bot?

A

Osteoid

44
Q

Wat is de functie van osteoclasten?

A
  • Verantwoordelijk voor resorptie botweefsel
  • Breken botmatrix af
  • Regulatie calcium- en fosfaatniveau en remodeleren van bot
45
Q

Waarom wordt tetracycline gebruikt bij onderzoek naar mineralisatie bij osteomalacie?

A
  1. Wordt opgenomen in de mineralisatie zone
  2. Fluoriseert in de microscopische coupe waardoor de zones makkelijk zichtbaar zijn
46
Q

Waarom wordt een 10-daags interval aangehouden bij tetracycline toediening?

A

De mineralisatie van het osteoid begint na ongeveer 10 dagen

47
Q

Wat is de belangrijkste oorzaak van osteomalacie?

A

verminderde hoeveelheid vitamine D

48
Q

Bij de regulatie van de calcium en fosfaathuishouding zijn hormonen/stoffen betrokken.
Noem drie van deze stoffen.

A
  1. PTH
  2. Calcitonine
  3. Vitamine D
49
Q

Hoe wordt het proces genoemd waarbij bot direct gevormd wordt uit mesenchymale cellen?

A

Desmale botvorming

50
Q

Hoe wordt het proces genoemd waarbij bot gevormd wordt via een tussenstadium van kraakbeen?

A

Endochondrale botvorming

51
Q

Lengtegroei van lange pijpbeenderen vindt plaats in de groeischijven via enchondrale ossificatie.

Kunnen chondrocyten doodgaan?

A

Ja

52
Q

Welke zone is dit?

A

Hypertrofische zone

53
Q

De ziekte van Paget wordt ook wel osteitis deformans genoemd.
Wat gaat er primair mis bij het ontstaan van deze aandoening?

A

toegenomen activiteit van de osteoclasten

54
Q

Wat is de behandeling voor Morbus Paget?

A

De behandeling is het remmen van osteoclasten met bisfosfonaten.

55
Q

Welke labwaarden zijn verhoogd bij Morbus Paget?

A

Verhoogd alkalisch fosfatase (AF) en pro-collageen 1 N-terminale peptide.

56
Q

Van welke botverbinding is de membrana interossea tussen radius en ulna een voorbeeld?

A

junctura fibrosa

57
Q
A
58
Q

Hoe wordt dit deel van het bot genoemd?

A

Epifyse

59
Q

Noem kenmerken die spongieus bot correct beschrijven

A
  • Poreusheid 30-90%
  • Meer rekbaar dan compact bot
  • Vervormbaar
60
Q

Volwassen bot is het sterkst en het stijfst bij drukbelasting in axiale richting.
Klopt deze bewering?

A

Ja

61
Q

Wanneer collageen bindweefsel onder een grote trekkracht wordt belast, dan worden de diagonale vezels geheroriënteerd, loodrecht op de richting van de trekkracht.

Klopt dit?

A

Nee,

Collageenvezels in bindweefsel worden geheroriënteerd in de richting van de trekkracht, niet loodrecht erop.

62
Q

Welke 3 spieren van de schoudergordel zorgen voor anteflexie?

A
  1. M. biceps brachii
  2. M. corachobrachialis
  3. M. deltoideus
63
Q

Welke 3 spieren van de schoudergordel zorgen voor retroflexie?

A
  1. m. triceps brachii
  2. m. teres major
  3. m. deltoideus
64
Q

Welke 2 spieren van de schoudergordel zorgen voor abductie?

A
  1. m. supraspinatus
  2. m. deltoideus
65
Q

Welke spier van de schoudergordel zorgen voor adductie?

A

m. subscapularis

66
Q

Welke 3 spieren van de schoudergordel zorgen voor exorotatie?

A
  1. m. infraspinatus
  2. m. teres minor
  3. m. deltoideus
67
Q

Welke 3 spieren van de schoudergordel zorgen voor endorotatie?

A
  1. m. teres major
  2. subscapularis
  3. m. deltoideus
68
Q

Hoe wordt een bicepspees fractuur (Popeye sign) bevestigd?

A

Echo of MRI

69
Q

Waarom kan de m. biceps nog blijven functioneren bij een proximale bicepspees fractuur (popeye sign)?

A

omdat de pees proximaal twee origo’s heeft:
1. de lange kop aan het glenoid
2. de korte kop aan de processus coracoideus.

70
Q

Wat is de behandeling voor een bicepspees fractuur?

A

corticosteroïden injectie en als dat niet werkt tenodese

71
Q

Wat is een frozen shoulder (adhesive capsulitis)?

[Boek]

A

Aandoening waarbij er een
* sterk verminderde passieve en actieve bewegingsomvang van het glenohumerale gewricht is
* door een verminderde elasticiteit van het kapsel
* wat leidt tot een verkleind gewrichtsvolume

72
Q

Welke risicofactoren zijn er voor het ontwikkelen van een frozen shoulder?

[Boek]

A
  • Diabetes Mellitus
  • Immobilisatie schouder
  • Na borstchirurgie
  • Na axillaire lymfeklier dissectie
  • Na langdurig gebruik van mitella
73
Q

Wat is de behandeling voor frozen shoulder?

[Boek]

A

De behandeling is conservatief met pijnmedicatie, ontstekingsremmers en fysiotherapie.

Operatie wordt overwogen als conservatieve behandeling niet werkt.

74
Q

Wat zijn kenmerken van omartrose (artrose van de schouder)?

A
  1. Gewrichtsspleetversmalling
  2. Witter worden bot door sclerosering
  3. Osteofytvorming
  4. Vormafwijking van de kop
74
Q

Wat is neuralgische amyotrofie (neuritis, parsonage-turner syndroom)?

Scapula alata

[Boek]

A

Zeldzame vorm van heftige acute schouderpijn die zonder duidelijk oorzakelijk moment ontstaat

75
Q

Wat is de prognose voor neuralgische amyotrofie?

Scapula alata
A

70% van de gevallen herstelt de uitval van de n. thoracicus longus (scapula alata) binnen 2 jaar.

76
Q

Wat zijn de kenmerken van acute tendinopathie?

[Boek]

A
  • Acute tendinopathie betreft meestal jong volwassenen bij wie binnen een paar uur een zeer ernstige pijn in de schouder ontstaat, die soms uitstraalt in de hele arm.
  • De pijn is zo ernstig dat de patiënt de aangedane arm met de andere arm tegen het lichaam houdt en ondersteunt.
  • Elke beweging van de schouder is extreem pijnlijk, waardoor de schouder nauwelijks onderzocht kan worden
77
Q

Welke spier loopt er tussen de groeve van de tuberculum majus en minor?

A

De pees van de biceps brachii (caput longum)

De korte bicepspees loopt langs de proc. coracoideus

78
Q

Benoem de structuren die je ziet.

A
79
Q

De schouder heeft 4 gewrichten. Welke zijn dit?

A
  1. Gleno-humeraal gewricht
  2. Acromio-claviculair gewricht
  3. Sterno-claviculair gewricht
  4. Scapulo-thoracaal gewricht
80
Q

Welke onderzoeken kan je gebruiken om rotator-cuff aandoeningen te bevestigen?

A
  1. Painful arc test
  2. Lag test
  3. Drop arm test
  4. External rotation resistance test
80
Q

De Rotator-cuff spieren heten ook wel de SITS-spieren.
Leg uit welke dit zijn.

A
81
Q
A