Bewegingen Flashcards

1
Q

Spieren die de anteflexie van de schoudergordel (3) :

A
  1. m. biceps brachii
  2. m. coracobrachialis
  3. deltoideus

Anteflexie=BiCoDe

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Spieren die de retroflexie van de schoudergordel (3) :

A
  1. m. triceps brachii
  2. m. teres major
  3. m. deltoideus

Retroflexie= TemaTriDe

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Spieren die de endorotatie van de schoudergordel (3) :

A
  1. m. teres major
  2. m. subscapularis
  3. m. deltoideus

Endorotatie= TemaSuDe

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Spieren die de exorotatie van de schoudergordel (3) :

A
  1. m. infraspinatus
  2. m. teres minor
  3. m. deltoideus

Exorotatie= InTemiDe

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Spieren die de abductie van de schoudergordel (2) :

A
  1. m. supraspinatus
  2. m. deltoideus

Abductie= SupraDe

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Spieren die de adductie van de schoudergordel (1) :

A
  1. m. subscapularis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Door welk zenuw vindt de motorische innervatie plaats van de m. serratus anterior

A

n. thoracicus longus

C5-C7

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Door welk zenuw vindt de motorische innervatie plaats van de m. deltoideus

A

n. axillaris

C5-C6

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Door welk zenuw vindt de motorische innervatie plaats van de m. teres minor

A

n. axillaris

C5-C6

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Door welk zenuw vindt de motorische innervatie plaats van de m. coracobrachialis

A

n. musculocutaneus

C5-C7

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Door welk zenuw vindt de motorische innervatie plaats van de m. brachialis

A

n. musculocutaneus

C5-C7

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Door welk zenuw vindt de motorische innervatie plaats van de m. triceps brachii

A

n. radialis

C5-Th1

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Door welk zenuw vindt de motorische innervatie plaats van de m. brachoradialis

A

n. radialis

C5-Th1

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Welke spieren innerveert de n. radialis?

A
  1. m. supinator
  2. m. abductor pollicis longus
  3. mm. extensores carpi radialis brevis et longus
  4. m. extensor digitorum
  5. m. extensor carpi ulnaris
  6. m. extensor digiti minimi
  7. m. extensor pollicis longus
  8. m. extensor pollicis brevis
  9. m. extensor indices
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

welke zenuw innerveert onderstaande spieren?

A

n. medianus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Welke zenuw innerveert onderstaande spieren?

A

n. ulnaris

17
Q

Welke spiergroepen zorgen voor de flexie van de elleboog (3)?

A
  1. m. biceps brachii
  2. m. brachialis
  3. m. brachoradialis

flexie = BiBraBra

18
Q

Welke spiergroepen zorgen voor de extensie van de elleboog (2)?

A
  1. m. triceps brachii
  2. m. anconeus
19
Q

Welke spiergroepen zorgen voor de pronatie van de elleboog (3)?

A
  1. m. pronator teres
  2. m. pronator quadratus
  3. m. brachioradialis (vanuit supinatie)
20
Q

Welke spiergroepen zorgen voor de supinatie van de elleboog (3)?

A
  1. m. biceps brachii
  2. m. brachioradialis
  3. m. supinator
21
Q

Welke spiergroepen innerveert de n. femoralis (4)?

L1-L4

A
  1. m. iliacus
  2. m. pectineus
  3. m. sartorius
  4. m. quadriceps femoris
22
Q

Welke spiergroepen innerveert de n. gluteus superior (3)?

A
  1. m. gluteus medius
  2. m. gluteus minimus
  3. m. tensor fasciae latae
23
Q

Welke spiergroepen van de bekken/heup zorgen voor anteflexie (4)?

A
  1. m. rectus femoris
  2. m. sartorius
  3. m. iliopsoas
  4. m. tensor fasciae latae
24
Q

Welke spiergroepen van de bekken/heup zorgen voor abductie (3)?

A
  1. m. gluteus medius
  2. m. gluteus minimus
  3. m. tensor fasciae latea
25
Q

Welke spiergroepen van de bekken/heup zorgen voor adductie (5)?

A
  1. m. adductor longus
  2. m. adductor brevis
  3. m. adductor magnus
  4. m. pectineus
  5. m. gracilis
26
Q

Welke spiergroepen van de bekken/heup zorgen voor retroflexie (3)?

A
  1. m. gluteus medius
  2. m. gluteus maximus
  3. m. gluteus minimus
27
Q

Welke spiergroepen van de bekken/heup zorgen voor exorotatie (7)?

A
  1. m. piriformis
  2. m. obturatorius internus
  3. m. obturatorius externus
  4. m. sartorius
  5. m. gemellus superior
  6. m. gemellus inferior
  7. m. quadratus femoris
28
Q

welke spier innerveert de n. gluteus inferior (1)?

A
  1. m. gluteus maximus
29
Q

Uit welke spieren bestaat de hamstrings (3)?

A
  1. m. biceps femoris
  2. m. semitendinosus
  3. m. semimembranosus
30
Q

Welke spiergroepen zorgen voor de flexie van de knie (4)?

A
  1. hamstrings
  2. m. gracilis
  3. m. gastrocnemius
  4. m. popliteus
31
Q

welke spiergroepen zorgen voor exorotatie (1) van de knie?

A
  1. m. biceps femoris
32
Q

waar bestaat de m. quadriceps uit (3)?

A
  1. m. vastus medialis
  2. m. vastus lateralis
  3. m. vastus intermedius
33
Q

welke spieren zorgen voor de extensie van de heup (3)?

A
  1. m. quadriceps femoris
  2. m. rectus femoris
  3. m. sartorius
34
Q

welke spieren zorgen voor endorotatie van de heup?

A
  1. m. semimembranosus
  2. m. semitendinosus
  3. m. sartorius
  4. m. gracilis
  5. m. popliteus