Week 1: RECHT EN RECHTVAARDIGHEID Flashcards
Positieve recht berust volgens Radbruch op drie beginselen?
- Doelmatigheid: effectief bijdragen aan de doelen waarvoor ze zijn uitgevaardigd
- Rechtszekerheid: rechters zijn strikt gebonden aan de wet, consequent toepassen, gelijke gevallen gelijk behandelen
- Rechtvaardigheid: gelijke gevallen gelijk behandelen, ongelijke gevallen ongelijk behandelen
Welk beginsel heeft volgens Radbruch voorrang en wanneer wordt daar van afgeweken?
Rechtszekerheid heeft in principe voorrang, omdat het bijdraagt aan de realisering van de andere beginselen. Draagt bijvoorbeeld bij aan rechtvaardigheid, doordat de wet consequent toegepast wordt. Echter, in geval van extreem wettelijk onrecht: rechtvaardigheid heeft voorrang boven rechtszekerheid en doelmatigheid (want die andere beginselen zijn betekenisloos zonder enige vorm van rechtvaardigheid). Dus wanneer de wet onrechtvaardig is, prevaleert rechtvaardigheid boven rechtszekerheid.
Radbruch formule betreft de verhouding tussen rechtvaardigheid en rechtszekerheid, bestaat uit twee elementen:
Eerste criterium is mate van onverdraaglijkheid/geweten van de rechter. In sommige gevallen zijn positieve wetten zelfs zo onrechtvaardig, dat ze ieder juridisch karakter ontberen en überhaupt niet als recht kunnen worden aangemerkt.
Tweede is bewuste ontkenning van gelijkheid en daarmee rechtvaardigheid.
In welke drie stappen kan de Radbruch formule vervolgens worden toegepast?
- In normale geval: wetten zijn geldend en dienen te worden toegepast
- Tenzij: onverdraaglijk conflict tussen wet en rechtvaardigheid > onjuist recht > wet (buiten toepassing in concreet geval). Gaat dus om een onverdraaglijk conflict, dan is de wet als zodanig nog wel geldend recht, maar leidt de toepassing niet tot rechtvaardige uitkomst in concrete geval, waardoor die in concreet geval buiten toepassing gelaten moet worden.
- Of: bewuste ontkenning van gelijkheid > geen recht > wet nooit geldend geweest (buiten toepassing in alle gevallen) (zoals bij nazirecht)
Wat is de centrale claim van Hart?
Onderscheid tussen recht en rechtvaardigheid, de gelding van wetten staat los van de morele inhoud hiervan. Er is dus geen noodzakelijk verband tussen recht en rechtvaardigheid: in het recht kunnen morele waarden tot uitdrukking komen, maar dat is niet noodzakelijk: ook onrechtvaardige wetten (bijv. de wetten van de nazi’s) kunnen geldend zijn.
Waaruit bestaat de kritiek van Hart op Radbruch tav het natuurrecht?
Hart ziet meer in de theorie van het minimale natuurrecht dat beschrijvend is ipv normatief. De menselijke natuur en daarmee ook de beginselen die voortvloeien uit het natuurrecht zijn contingent, onderhevig aan verandering. Het bestaan van natuurrecht (bijv. recht op zelfbehoud) impliceert niet dat dit recht jegens iedereen in acht wordt genomen, bijv. in nazi-Duitsland werd geweldsverbod niet gerespecteerd jegens joden, homoseksuelen etc. Dus iets dat algemeen geldt wordt niet altijd jegens iedereen gehandhaafd.
Wat zegt Hart over de rechtsorde en de moraliteit, en de stabiliteit van een rechtsorde?
Voor een stabiele rechtsorde is nodig dat een deel van rechtsdeelnemers de rechtsregels vrijwillig aanvaardt (uit standaarden voor eigen gedrag, niet uit angst voor sancties). In elk geval is noodzakelijk dat ambtsdragers (bestuur, wetgever, rechters) de rechtsregels vrijwillig aanvaarden. Aanvaarding regels hoeft niet op morele gronden te geschieden: kan ook op grond van eigen belang, gewoonte, conformisme etc. Het is mogelijk dat een deel van de rechtsdeelnemers de regels niet vrijwillig aanvaardt. Aan hen wordt het recht met dwang opgelegd (bv joodse bevolking, groot deel duitse burgers zelf (aanvaardde niet vrijwillig maar uit angst voor sancties). Toch was er een stabiele rechtsorde, omdat de ambtsdragers de wetten wel vrijwillig aanvaarde.
Kortom: een rechtsorde met extreem onrechtvaardige wetten kan stabiel zijn, bijv. slavernij, apartheid in Zuid-Afrika, Naziregime.
Wat is Hart’s oordeel over het nazirecht?
Kritiek op Radbruch: in plaats van te zeggen “het nazirecht is geen recht” was het beter geweest om te zeggen “dit is weliswaar recht, maar het is te onrechtvaardig om toe te passen”. De juridische vraag naar de gelding van het recht staat los van de morele vraag of het recht dient te worden gehoorzaamd. Conclusie: Handelen Puttfarken was moreel verwerpelijk, maar niet onrechtmatig.
Brede vs smalle conceptie van recht van Hart?
Voorkeur voor brede concept van recht: dat zowel rechtvaardige als onrechtvaardige
regels geldend recht zijn. Smal is dus tegenovergesteld, waarbij alleen de rechtvaardige regels werking vinden.
Theoretische reden voor bekijken van brede conceptie van recht: voor rechtswetenschap is het van belang om onrechtvaardige wetten te bestuderen, zodat ook het misbruik van het recht kan worden bestudeerd.
Praktische reden is dat wanneer je onrechtvaardige rechtsregels uitsluit zal er minder snel verzet optreden tegen machtsmisbruik.
Wat zegt Fuller over moraliteit en het recht?
Kritiek op Harts rechtspositivisme: anders dan Hart meent, bestaat er wél een noodzakelijk verband tussen recht en rechtvaardigheid. De ‘interne moraliteit van het recht’: de juridische vorm waarin rechtsregels zijn gegoten, heeft een morele relevantie. De formele kenmerken waar het recht aan moet voldoen hebben morele betekenis.
Om te kunnen gelden als recht moeten wetten voldoen aan acht ‘principes van legaliteit’, wat zijn deze?
algemeen geldend, publiek, slechts bij uitzondering met terugwerkende kracht, begrijpelijk, niet tegenstrijdig, geen voorschriften bevatten waaraan rechtssubjecten niet kunnen voldoen, relatief duurzaam, moete worden toegepast op wijze consistent met hun inhoud.
In welke zin komt Fuller tot de conclusie dat nazirecht niet geldend is?
De wetten van de nazi’s voldoen volgens Fuller niet aan deze principes van legaliteit. Daarom ontberen ze een juridisch karakter en zijn het geen geldende wetten. Dus net als Radbruch concludeert hij dat de wetten niet geldig waren, maar de manier/reden waardoor hij op die conclusie komt is anders. Fuller zegt, die wetten voldoen niet aan principes van legaliteit (geheime wetten, niet consequent, wetten met terugwerkende kracht), Radbruch zegt het is onrechtvaardig recht.
Wat is Fuller’s kritiek op Hart?
Anders dan Hart beweert, is er wel een noodzakelijk verband tussen recht en moraliteit: de interne moraliteit van het recht adh van de juridische vorm van rechtsregels (publiek, algemeen etc) heeft een morele relevantie (bescherming tegen willekeur).