Week 1, les 1 Flashcards

1
Q

de zwakte van het internationale recht

A

er is geen internationale overheid die het recht kan gaan afdwingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wat gebeurt er met staten die zich niet aan de afspraken houden?

A

zijn kunnen maar beperkt tot de orde worden geroepen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

De sterkte van het internationale recht

A

op nationaal niveau bestaan er effectieve mechanismes voor handhaving van het internationale recht
-nationale rechters kunnen mensenrechtenverdragen toepassen in nationaal recht
-staten zijn van elkaar afhankelijk, geschillen worden onderling opgelost

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

wat moet er worden verstaan onder soevereiniteit van een staat?

A

de staat heeft zelf het zeggenschap over het eigen grondgebied

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

hoe verhoudt het sluiten van een verdrag of het toetreden tot een internationale organisatie zich tot soevereiniteit?

A

zelfbinding = de staat kan iets zelf besluiten en zelf verplichtingen aangaan
verdragen sluiten of opzeggen
toetreden of uittreden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

wat is de staat voor speler?

A

centrale speler en rechtssubject
internationale organisaties en individuen zijn ook rechtssubjecten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat kenmerkt een staat? noem de criteria op, 5 stuks

A

een bevolking
een grondgebied
een effectief gezag
de capaciteit om internationale betrekkingen aan te gaan
onafhankelijkheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

betekenis internationaal recht in nederlandse rechtsorde

A

Art. 93 Gw
Art. 94 Gw
beide voorlezen zelf

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

wat voor soort systeem heeft Nederland?

A

monistisch systeem
bepaalde regels van het internationale recht werken direct door in het nationale recht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

welk ander systeem bestaat er naast monistisch?

A

dualistisch
dit betekent dat die regels eerst omgezet moeten worden van internationaal naar nationaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

welke instelling kan uitspraken doen over geschreven en ongeschreven bronnen?

A

Het Internationaal Gerechtshof, instelling van de VN
IGH
Den Haag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

twee soorten verdragen

A

bilaterale verdragen = verdragen tussen twee staten
multilaterale verdragen = verdragen tussen meer dan twee staten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Art. 2 lid 1 sub a Weens verdragenverdrag

A

de definitie van het begrip verdrag
schriftelijke overeenkomst
bedoeling van de partijen staat centraal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Art. 26 Weens verdragenverdrag

A

pacta sunt servanda
elk verdrag dat in werking is verbindt partijen en moet door hen te goeder trouw worden uitgevoerd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Art. 38 IGH

A

rechtsbronnen internationaal recht
gewoonte = praktijk, blijk van recht is opinio juris

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

keuze lidstaten, twee begrippen

A

intergouvernementeel = lidstaat kan bij zo’n organisatie zelf beslissen of je akkoord gaat met een afspraak of besluit

supranationaal = lidstaat kan gebonden worden aan besluiten waar hij zelf niet mee instemt

17
Q

info over de VN

A

belangrijke rol bij vrede en veiligheid
190 lidstaten aangesloten
Het Handvest van de VN begint met een preambule

18
Q

verschillende organen van de VN
4 stuks

A

veiligheidsraad = bindende bevoegdheden, 5 permanente leden, 10 niet permanente leden

algemene vergadering = alle lidstaten vertegenwoordigd, elk lid heeft een stem

de secretaris generaal = hoofd van het secretariaat, benoemd door de av

het internationaal gerechtshof = voornaamste gerechtelijke orgaan VN

19
Q

Hoe ziet het tentamen eruit?

A

Open vragen
17 stuks
casussen
2,5 uur de tijd
publiekrecht bundel mee

20
Q

andere naam oud voor internationaal recht

A

volkenrecht
recht van volkeren
ius gentium

21
Q

De primaire bronnen van het internationaal recht

A

verdragen = EVRM, geschreven
besluiten van internationale organisaties = EU, geschreven

algemene rechtsbeginselen = pacta sunt servanda, gedraging uit praktijk, ongeschreven
gewoonterecht = praktijk, elkaar helpen, ongeschreven

22
Q

Verschil tussen de EU en de VN

A

EU = landen hebben een deel van hun soevereiniteit overgedragen
VN = landen behouden hun soevereiniteit

23
Q

tribunalen

A

tribunaal = geschillen tussen personen
gerechtshof = geschillen tussen staten

-Internationaal Gerechtshof
-Internationaal Strafhof
-Rwanda tribunaal
-Joegoslavië tribunaal

24
Q

kenmerken van een verdrag

A

schriftelijke overeenkomst
tussen staten
bindend
bedoeling staat centraal

25
Q

afkorting Weens verdragenverdrag

A

WVV

26
Q

de belangrijkste artikelen uit de grondwet

A

Art. 93/94 gw
doorwerking internationale recht
de Nederlandse wet mag niet in strijd zijn met de verdragen, voor een procedure kun je hier een beroep op doen

27
Q

specifieker het systeem van NL

A

deels monistisch
beide artikelen grondwet gebruiken
4 bronnen

verdragen en besluiten = genoemd in artikel en geschreven
gewoonterecht en algemene rechtsbeginselen = niet genoemd en ongeschreven

monistisch = genoemd en geschreven
dualistisch = niet genoemd en ongeschreven

Nederland 2 van beide dus deels monistisch
bij de doorwerking twee geschreven en twee ongeschreven

28
Q

is een persbericht een verdrag?

A

ga terug naar de criteria van een verdrag
-schriftelijk
-tussen staten
-bindend
-bedoeling van belang

binding = aanbod en aanvaarding, juridische afspraak
persbericht = politieke afspraak

staat niets in de casus dat dit schriftelijk is
ga hier dan ook niet vanuit
geen verdrag

29
Q

3 onderdelen soevereiniteit

A

gezagsstructuur = geheel van instellingen die gezag uitvoeren
grondgebied = land
bevolking = verbonden met grondgebied

30
Q

wat is een rechtssubject;

A

juridische bekwaamheid
rechtshandelingen
internationale rechten
rechten af te dwingen

31
Q

3 belangrijke organisaties en organen

A

organen die leden vertegenwoordigen
organen die de parlementen of bevolking vertegenwoordigen
onafhankelijke organen

32
Q

de belangrijkste organisaties voor Nederland

A

VN
EU
Raad van Europa
NAVO
OESO, economische samenwerking
Benelux

33
Q

Art. 1 Handvest VN

A

doelstellingen VN