Week 1: collectieve arbeidsverhoudingen, arbeidsvoorwaardenvorming en de werking van de polder Flashcards

1
Q

Wat is de definitie van arbeidsverhoudingen?

A

De verhouding tussen de vertegenwoordigers van werknemers (doorgaans vakbonden) en werkgevers/werkgeversorganisaties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat houdt het duaal stelsel in?

A

Vertegenwoordiging van werknemers door enerzijds vakbonden, anderzijds door ondernemingsraden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Waarom wordt het akkoord van Wassenaar als het startpunt van het poldermodel beschouwd?

A

In het akkoord is een overeenkomst gesloten tussen de vakbonden, werkgevers en de overheid waarbij de lonen werden gematigd in ruil voor afspraken over herverdeling van het werk, zoals arbeidsduurverkorting en deeltijdwerk.

Akkoord van wassenaar luidde een nieuwe van het nederlandse overlegmodel dat zich kenmerkt door:

1) Geen directe overheidsbemoeienis in de loonvorming
2. Gematigde reële loonkostenontwikkeling
3. Bereidheid tot overleg en het zoeken van compromissen
4. Decentralsiaitie van de arbeidsvoorwaardenvorming
5. Dalende organisatiegraad en verwzwakking van de positie van de vakbeweging

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat wordt bedoeld met decentralisatie in arbeidsvoorwaardenvorming of binnen de arbeidsverhoudingen? Benoem 4 verschijningsvormen.

A
  1. Vrije loonvorming. De overheid bemoeit zich minder met de loonvorming
  2. Van nationaal naar sectoraal of van sectoraal naar ondernemingsniveau
  3. Als de OR betrokken wordt bij de onderhandelingen
  4. Als intern vanuit vakcentrales minder centraal wordt gestuurd.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Waaruit blijkt dater nog sprake is van een decentralsitatie tendens?

A
  1. De overheid mengt zich steeds minder in de arbeidsvoorwaarden (hierboven reeds besproken als eerste kenmerk van deze periode).
  2. Van een afnemend deel van de werknemers worden de arbeidsvoorwaarden collectief vastgesteld (d.w.z. de dekkingsgraad van cao’s daalt).
  3. De arbeidsvoorwaardenvorming wordt minder (centraal) gecoördineerd door de vakbonden.  Denk hierbij aan looneis
  4. De cao-loonontwikkeling gaat meer uiteenlopen tussen sectoren.  invloed op centrale sturing
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Waaruit blijkt dat van decentralsiatie niet veel terecht is gekomen?

A
  1. Het belang van cao’s is niet minder geworden
  2. Er zijn nog veel bedrijfstak cao’s
    3 Vakcentrales nog steeds centraal. Er wordt veel vastgeklemd op centrale looneis.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is de definitie van het poldermodel?

A

Dit is de wijze waarop in Nederland op centraal en decentraal niveau collectieve vertegenwoordigers van werknemers en werkgevers met elkaar en soms met de overheid overleggen, onderhandelen en verantwoordelijkheid delen op het gebied van werk en inkomen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Benoem twee paradoxen na het akkoord van Wassenaar

A
  1. Afzien van overheidsmaatregelen hebben juist bijgedragen aan loonmatiging
  2. Macht van de vakbond is afgenomen, maar er is sprake van stabiele reikwijdte van collectijeve afspraken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Beschrijf waaruit erosie van het poldermodel blijkt.

A

1) Vanaf 2013: vakbonden en werkgevers worden het over belangrijke dingen niet meer eens. Uitwerking sociaal akkoord in 2013 kwam niets van. Werkgevers werkten niet mee met uitwerken. Werkgevers namen geen verantwoordelijkheid. Poldermodel staat onder druk (2 punten)
2) Dalende organisatiegraad en afnemende representativiteit
3) Cao-dekkingsgraad neemt af
4) Cao-lonen stijgen niet
5) Standaardwerknemer op de terugtocht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly