week 1 Flashcards

1
Q

wat zijn de algemene kenmerken van vitamines?

A
  1. het zijn organische stoffen. (levende natuur is eruit opgebouwd, bevat C en O. kan worden afgebroken)
  2. betrokken bij regulatie lichaamsstoffen
  3. leveren geen energie
  4. kleine hoeveelheid nodig, maar wel essentieel
  5. het zijn moleculen
  6. kunnen van structuur veranderen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

hoe word een wateroplosbaar vitamine opgenomen?

A

het word in het gehele darmkanaal opgenomen en het komt direct in het bloed terecht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hoe word een vetoplosbaar vitamine opgenomen?

A

het word alleen in het duodenum en het begin van het jejenum opgenomen. Het vet wordt verpakt in micellen, en dat wordt weer verpakt in chylomicronen. Zo komt het in het lymfe terecht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

wat is de functie van mineralen?

A
  1. structuur (botten)

2. regulatie over vochtbalans, zenuwgeleiding, enzym activiteit en spier contractie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

wat zijn de transporteiwitten van vetoplosbare mineralen

A

transferrine en albamine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

wat voor verschillen zijn er tussen water en vetoplosbare vitamines

A

verschillen in absorptie, transport, opslag en uitscheiding in het lichaam.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

wat is biovaibility / biobeschikbaarheid

A

hoeveel van een vitamine daadwerkelijk opgenomen wordt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

wat zijn de factoren van biobeschikbaarheid?

A
  1. efficiente vertering
  2. andere componenten voeding (bijv vit c word beter opgenomen met ijzer)
  3. bereiding
  4. competitie
  5. behoefte
  6. ziekte
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

excretie wateroplosbaar vitamine? (+ risico toxiciteit)

A

via nieren. laag risico maar kan wel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

excretie vetoplosbaar vitamine? (+risico toxiciteit)

A

blijft in de vetdepots. het risico is dus hoog, gemakkelijk te bereiken via supplementen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

wat is kenmerken aan mineralen

A
  1. anorganisch
  2. is een atoom / ion
  3. structuur blijft hetzelfde
  4. nog een kleinere hoeveelheid word opgenomen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

wat zijn voorbeelden van mineraalbronnen

A

dierlijk, plantaardig en drinkwater

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

hoeveel mineralen en hoeveel spoorelementen heb je nodig

A

mineralen > 100 mg/dag

spoorelementen < 100 mg / dag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

noem alle spoorelementen op

A

ijzer, zink, koper, mangaan, molybdeen, seleen, jodium, fluoride en chroom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

welke mineralen komen geïoniseerd in lichaamsvloeistoffen voor

A

natrium, kalium, calcium en chloor (etc?)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

welke mineralen komen niet geïoniseerd of organisch verbonden voor in t lichaam

A

calcium, magnesium, ijzer, zink, zwavel etc

17
Q

waar worden mineralen opgeslagen?

A

lever, spierweefsel, botten en lichaamsvloeistoffen (zowel intra als extracellulair)

18
Q

hoe word ijzer uitgescheiden

A

urine, faeces en lactatie

19
Q

hoe word natrium uitgescheiden

A

urine en feaces

20
Q

hoe word kalium uitgescheiden

A

urine en feaces

21
Q

hoe word chroom uitgescheiden

A

urine

22
Q

hoe word selenium uitgescheiden

A

urine, gal en huid

23
Q

hoe raken mineralen verloren

A

vochtverlies door diarree, braken en hevig zweten