Week 1 Flashcards

1
Q

Wat is de definitie van kanker volgens de WHO?

A
  • Abnormale celgroei buiten de gewoonlijke anatomische grenzen
  • De mogelijkheid om omliggende structuren te invaderen en/of te verspreiden naar verder gelegen organen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is incidentie?

A

Het aantal nieuwe gevallen per jaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat gebeurt er met de prevalentie wanneer de incidentie hetzelfde blijft en de sterfte afneemt?

A

Prevalentie neemt toe

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Waarom is de tweede wereldoorlog van belang voor het medisch onderzoek op mensen?

A
  1. Concentratiekamp experimenten
  2. Door de oorlog veel meer geld en organisatiekracht voor medisch onderzoek
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is het centrale ethische dilemma bij het experimenteren op mensen?

A

Aan de ene kant vooruitgang van de medische wetenschap wat kan zorgen voor gezondheidswinst, aan de andere kant beschermen van de proefpersonen tegen de risico’s en bezwaren van het onderzoek.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Via welke wet is het medisch wetenschappelijk onderzoek geregeld in Nederland?

A

Via de WMO, dubbele toestemming:
1. Toestemming van toetsingscommissie
2. Toestemming van proefpersoon voor deelname
Belang afwegen tegen belasting en risico

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat zijn voorbeelden van toetsingscriteria van de WMO?

A
  • Nieuwe inzichten
  • Subsidiariteit
  • Juiste methodologie
  • Informed consent
  • Proportionaliteit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is de WHO performance status?

A

Een schaal waarin aangegeven wordt wat de staat is van een patiënt (wordt vaak meegenomen in het kiezen van de behandeling) 0-100 punten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Welke 2 vormen van acute leukemie zijn er?

A
  • AML (myeloïde)
  • ALL (lymfatische)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is kenmerkend aan microscopisch bloedbeeld bij acute myeloïde leukemie?

A

Auerse staven en een ophoping van ongedifferentiëerde cellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Waardoor ontstaan de symptomen van AML?

A
  • Verdringing normale bloedaanmaak in beenmerg
  • Toename witte bloedcellen in bloed
  • Extramedullaire lokalisatie van leukemie
  • Vrijkomen toxische stoffen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hoe komt het dat een tumorcel blijft delen?

A

De tumorcel trekt zich niets meer aan van groeifactoren uit de omgeving, blijft alsmaar delen en prolifereren.
* Maakt zelf groeifactor aan soms
* Heeft geen groeifactor nodig
* Mutaties in receptoren waardoor receptor actief is zonder binding van groeifactor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hoe komt het dat de groei van een tumorcel niet geremd wordt?

A
  • Uitschakelen van groeiremmers
    Voorbeeld: RAS eiwit schakelt zichzelf normaal gesproken uit, maar kan door mutatie soms dat niet meer doen, zal actief blijven
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hoe voorkomt een tumorcel dat hij dood gaat?

A

Normale cellen hebben een mechanisme wat lijdt tot celdood (bijvoorbeeld wanneer er te veel DNA schade is), dit zet andere cellen aan tot de afbraak van eiwitten en DNA in de cel (apoptose).
Tumor schakelt signaalroute richting apoptose uit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Hoe komt het dat tumorcellen een onbeperkte hoeveelheid kunnen delen?

A

De oorzaak dat cellen niet oneindig kunnen delen (behalve stamcellen) komt door het verkorten van de telomeren. Tumoren schakelen telomeerverlenging in, dat komt via een enzym dat tijdens de celdeling de telomeer ook weer verlengt. Worden een soort stamcellen dus.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Hoe zorgt een tumor voor angiogenese binnen de tumor?

A

De tumor maakt de directe omgeving naar zijn voordeel door het afgeven van groeifactoren, “angiogene switch”, eromheen ontstaat stroma (niet tumorcellen als support aan de tumorcellen)

17
Q

Angiogenese is essentieel voor solide/circulerende tumoren?

A

Solide

18
Q

Wat is stroma en uit welke soorten cellen bestaat het?

A
  • Gevolg van angiogenese
  • Ondersteunend weefsel met bloedvaten en ontstekingscellen die de tumor in zijn gegroeid
  • Stromacellen: endotheel, fibroblasten en ontstekingscellen
  • “zorgt” voor zuurstofaanvoer
19
Q

Leg invasie in 4 stappen uit:

A
  1. Cellen moeten losbreken van verband met andere cellen.
  2. Cellen breken los van de verankering aan het basaalmembraan
  3. Cellen gaan bewegen
  4. Bloedvaten bereiken
20
Q

Welke transcriptiefactoren zijn erg belangrijk voor de transformaties voor metastasevorming?

A
  • Twist
  • Zeb
  • Snail
21
Q

Welk proces ondergaan epitheliale tumoren om in de bloedbaan te geraken?

A

EMT (epitheliale mesenchymale transitie)

22
Q

Welk proces is nodig voor uitgroei op een metastase plek?

A

MET (mesenchymale epitheliale transitie)

23
Q

Hoe kan een tumor sneller mutaties op gaan hopen (meer kans om kanker te worden)

A

Wanneer de DNA reparatie pathways uit worden geschakeld of moeilijker gemaakt worden.

24
Q

Van welke soort energie leven tumoren vooral?

A

Van glycolyse, dus niet optimaal, veel lactaatvorming en veel glucosehonger. Deze route wordt gebruikt omdat via die route veel meer bouwstenen ontstaan waardoor de tumor meer kan groeien. Is de default in groeiende weefsels zoals embryonaal

25
Q

Wat is een tumorbevorderende ontsteking?

A
  • Chronische ontstekingen kunnen tumorbevorderend zijn
  • Tumoren gebruiken immuuncellen om stroma naar hun hand te zetten
  • Vooral macrofagen en granulocyten zijn bevorderend voor invasie en metastasering
26
Q

Wat is immuunsurveillance?

A

Het immuunsysteem herkent en elimineert cellen. (veelal cytotoxische T-cel aangestuurd door dendritische cel)

27
Q

Hoe werkt immune evasion?

A

Tumor cel probeert allerlei processen van ofwel de dendritische cel ofwel de T-cel te verstoren. Kan bijvoorbeeld ook zijn MHC complex downreguleren waardoor hij minder makkelijk opgespoord wordt. Denk ook aan remmers van T-cellen en remmers van andere processen van het immuunsysteem.

28
Q

Wat is immune evasion?

A

Een tumor heeft allerlei manieren om het immuunsysteem te omzeilen waardoor het nog niet ten onder gaat wanneer het door het immuunsysteem gedetecteerd wordt

29
Q

Wat zijn de 10 hallmarks van kanker?

A
  1. Blijven delen
  2. Remming ontwijken
  3. Celdood weerstaan
  4. Oneindige celdeling
  5. Vorming van nieuwe bloedvaten
  6. Invasie en metastase
  7. Genoom instabiliteit en mutaties
  8. Deregulatie van energievoorziening
  9. Tumor bevorderende ontsteking
  10. Ontsnapping aan immuun afweer
30
Q

Waarom zijn bloedvormende stamcellen relatief ongevoelig voor genotoxische invloeden?

A

Vanwege de hoge zelfvoorziening die de stamcellen bezitten, denk aan de self renewal en pluripotentie.

31
Q

Welke cellen zijn op korte termijn verantwoordelijk voor het herstel van de bloedcelvorming na stamceltransplantatie?

A

De progenitor cellen (voorlopercellen), op lange termijn neemt nieuwe stamcel het weer over.

32
Q

Wat zijn de klinische toepassingen van stamceltransplantaties?

A
  • Beenmergherstel na totale lichaamsbestraling en chemotherapie bij ziekten van het hematopoietisch systeem. (Meestal allo-SCT oftewel donor)
  • Beenmergherstel bij patiënten met solide tumoren die zware chemotherapie hebben ondergaan (auto-SCT oftewel eigen stamcellen)
  • Experimenteel: behandeling van autoimmuunziekten (auto-SCT)
  • Experimenteel: Gentherapie (repareren van stamceldefect bij bijv immuundeficiënties) (auto-SCT)
33
Q

Wat is de functie van een niche waar een cel zich bevindt?

A
  • Regulatie van de stamceleigenschappen
  • Bescherming tegen toxische invloeden
    Stamcellen vinden hun weg naar de niches (chemoattractie)
34
Q

Wat is het verschil tussen chronische en acute leukemie?

A
  • Chronische leukemie veroorzaakt aanvankelijk minder levensbedreigende symptomen door ophoping van deels uitgerijpte en deels functionele leukemiecellen. Defect in groeiregulatie
  • Acute leukemie veroorzaakt acute symptomen door ophoping van niet functionele cellen (meestal blasten) die normale bloedcelvorming ernstig onderdrukken. Defect in groeiregulatie en uitrijping.
    Chronische leukemie kan overgaan in acute leukemie
35
Q

Welke factoren van buitenaf zorgen voor genetische afwijkingen?

A
  • Radioactieve straling
  • Mutagene stoffen
  • Erfelijke factoren