Weefselschade Flashcards

1
Q

Beschrijf het model van Cott

A

Het biomedisch model houd niet direct rekening met lokale of algemene herstel belemmerende of – bevorderende factoren. Dit model wordt vaak benaderd bij complexe trauma’s. Het biopsychosociale model omvat naast de biomedische invloeden ook de:
- persoonlijke factoren en
- Omgevingsfactoren
En neemt deze mee als factoren die van directe invloed zijn op het herstelproces.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Beschrijf het model van Cott

A

Het biomedisch model houd niet direct rekening met lokale of algemene herstel belemmerende of – bevorderende factoren. Dit model wordt vaak benaderd bij complexe trauma’s. Het biopsychosociale model omvat naast de biomedische invloeden ook de:
- persoonlijke factoren en
- Omgevingsfactoren
En neemt deze mee als factoren die van directe invloed zijn op het herstelproces.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat staat er centraal in het onderzoek van het model van Cott?

A

Binnen het bewegingscontinuüm van Cott zijn 8 niveaus waarop het menselijk functioneren en de mogelijkheden voor adaptatie plaats vinden.
Centraal in het onderzoek staat:
- Wat wil de patiënt kunnen, of te wel preferred movement capibility (PMC)
- Wat kan de patiënt nu, of te wel current movement capibility (CMC)
- Kan dit bij elkaar komen / is dit fysiek en mentaal mogelijk, of te wel maximaal bereikbaar bewegingspotentiaal (MBBP)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welke vragen moeten er beantwoord worden volgens de model van Cott?

A

Tevens moeten de volgende 3 vragen beantwoord worden:

  1. Welke interne factoren hebben mogelijk invloed?
  2. Welke externe factoren hebben mogelijk invloed?
  3. Wat is het instapniveau van de patiënt op het Movement continuüm.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Waar is de belastbaarheid afhankelijk van volgens het model van Cott?

A

De belastbaarheid tijdens herstel is afhankelijk van:

  • Fysieke belastbaarheid
  • Eigen beleving van belasting en belastbaarheid
  • Sociale adaptatie mogelijkheden
  • motivatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn de criteria voor een conservatief beleid bij een tibiaplateau fractuur

A

Conservatieve therapie wordt toegepast indien de fragmenten minder dan 3 mm uit elkaar liggen (geringe of geen dislocatie) en de botfragmenten goed op elkaar aansluiten (evt na manipulatie).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat zijn de criteria voor een operatief beleid bij een tibiaplateau fractuur

A

Operatie is nodig indien de botfragmenten meer dan >3-5 mm uit elkaar liggen en een grote standsafwijking hebben. En als er sprake is van ernstige (meervoudige) fracturen, eminentia-fracturen (aanhechting van VKB), avulsie-fracturen van de achterrand van het plateau.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is het algemeen conservatief beleid van een tibiaplateau fractuur?

A

Algemeen: 12 weken niet belasten (gehele onderste extremiteit van hiel tot en met heup mag niet op asdruk belast worden). Verwacht herstel is 6 maanden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is het conservatief beleid in de eerste 6 weken van een tibiaplateau fractuur?

A

6 weken immobilisatie d.m.v. gipskoker (van de malleoli tot aan de lies). Knie in 15 graden flexie.

  • Na 2 weken controle orthopeed, x-foto en nieuwe gipskoker i.v.m. omvangafname door atrofie en afname intra-articulaire zwelling.
  • Enkel en heup volledige bewegingsvrijheid in open keten.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is het conservatief beleid na 6 weken van een tibiaplateau fractuur?

A

Na 6 weken gips verwijderen.
- ROM knie 0-0-45 graden
- Geleid actief en actief mobiliseren zonder afysiologische krachten op de knie uit te oefenen.
Dit omdat het gewrichtskraakbeen en spongiosa in subchondrale bot van tibia en het femur
door de langdurige immobilisatie in kwaliteit achteruit zijn gegaan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is het conservatief beleid na 12 weken van een tibiaplateau fractuur?

A

Na 12 weken controle orthopeed, x-foto en bewegingsonderzoek ROM knie 0-0-125. Hierna mag de patiënt langzaam belasten en worden de GME’s getraind.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat zijn de gevolgen van het niet belasten?

A
  • Afname van botdichtheid
  • Spierkracht verlies
  • Afgenomen gewrichtsmobiliteit
  • Litteken weefsel
  • Alle grond motorische eigenschappen gaan achteruit
  • Algemene conditie gaat achteruit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hoe kan het verhoogde risico op posttraumatische artrose in de knie worden verlaagd?

A
  • Sporten waarbij grote piekbelasting op de knieën optreedt, zoals voetbal
    Hardlopen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hoe kan het verlaagde risico op posttraumatische artrose in de knie worden verlaagd?

A
  • Normale ADL-taken

- Fietsen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat zijn de risicofactoren van femurfracturen?

A
  • Oudere patiënten (osteoporose)
  • Vrouw,
  • Lichamelijke inactiviteit
  • Overmatig alcohol gebruik,
  • Een eerdere heupfractuur
  • Vergroot valrisco
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Welke type proximale femurfracturen zijn er?

A

Proximale femurfracturen kunnen als volgt worden ingedeeld:

  • Femurkop
  • Femur collum
    a. Mediaal (A)
    b. Lateraal (B)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Hoe verloopt het pertrochantaire femurfratuur?

A

Verloop door het trochantermassief tussen trochanter major en minor. Is daarnaast extracapsulair.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Hoe verloopt het subtrochantere femurfractuur?

A

Onder de trochanter minor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat is de classificaties voor proximale femurfracturen?

A

Naast de indeling kunnen proximale femurfracturen ook worden ingedeeld in:

  • Intracapsulair
  • Mediale collumfractuur (A)
  • Extracapsulair
  • Intertrochantere / laterale collumfractuur
  • Pertrochantere femurfractuur
  • Subtrochantere femurfractuur
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wanneer kan de classificatie van Garden en Pauwels worden toegepast?

A

Bij een mediale collumfractuur (intracapsulair) kunnen de classificaties van Garden en Pauwels worden toegepast:

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Waaruit bestaat de classificatie van Garden?

A

Type I en type II = stabiel

Type III en type IV = instabiel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat betekend type I bij classificatie van Garden?

A
Type I (stabiel). onvolledige, geïnclaveerde
(inklemming van twee stukken bot) fractuur met lichte valgusstand; de inclavatie bespoedigt de revascularisatie en dus de genezing.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wat betekend type II bij classificatie van Garden?

A

Type II (stabiel): volledige fractuur zonder dislocatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Wat betekend type III bij classificatie van Garden?

A

Type III (instabiel): volledige fractuur met partiële dislocatie met varusstand.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Wat betekend type IV bij classificatie van Garden?

A

Type IV (instabiel): volledige fractuur met volledige dislocatie met varusstand; nagenoeg geen contact meer tussen caput en collum.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Wat is de Pauwels Classificatie?

A

Bij Pauwels betreft de classificatiecriteria de hoek tussen het horizontaal vlak door beide acetabulae en fractuurspleet. Deze classificatie mag in feite alleen post-repositie gebruikt worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Wat betekend Pauwels 1?

A

Pauwels I: <30 graden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Wat betekend Pauwels 2?

A

Pauwels 2: 30-70 graden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Wat betekend Pauwels 3?

A

Pauwels 3: >70 graden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Classificatie volgens AO-classificatie vinden plaats indien de fractuur extracapsulair is. Welke heb je?

A

A1, A2, A3

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Wat betekend volgens AO-classificatie A1?

A

Als het fractuurverloop in het pertrochantere vlak ligt en een niet complexe fractuur met twee fractuurfragmenten betreft.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Wat betekend volgens AO-classificatie A2?

A

Pertrochantere verlopende fractuur met tenminste een derde fractuurfragment, dat de trochanter minor separeert van de andere twee fragmenten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Wat betekend volgens AO-classificatie A3?

A

Fractuurverloop distaal van het pertrochantere

niveau.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Factoren die de klinische behandeling van proximale femurfracturen bepalen. Behandeling is afhankelijk van?

A
  • Biologische leeftijd
  • Type fractuur
  • Mate van dislocatie
  • Valrisico
  • Osteoporose
  • Aanwezige en beschikbare mantelzorg
  • Woonsituatie
  • Functioneren voor de fractuur (Barthel- index)
  • Mobiliteit voor de fractuur
  • Algemene lichamelijke conditie
  • Co-morbiditeit
  • Bij voorkeur binnen 48 uur opereren.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

Factoren die de klinische behandeling van proximale femurfracturen bepalen. Wat kunnen complicaties zijn?

A
  • Decubitus
  • Uitbreken osteosynthesemateriaal
  • Doorbreken van de schroef in het gewricht
  • Pseudo-artrose en/of femurkopnecrose
  • Persistentie van pijn, vaak musculogeen
  • Onvoldoende functie
  • Bij conservatieve behandeling: secundaire
    dislocatie.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

Factoren die de klinische behandeling van proximale femurfracturen bepalen. Fysiotherapie post-operatief.

A

Patiënt weer belast mobiliseren op geleiden van pijn.

- Het optimaal haalbare en/of het verkrijgen van het pre-ëxistente niveau van functioneren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

Wat is de prognose van acuut enkel letsel?

A

Een ‘normaal’ herstelproces leidt binnen 6-8 weken tot een functieherstel en genezing zonder restletsel. Binnen 12 weken hebben de meeste patiënten het sporten weer hervat op hetzelfde niveau als voor het trauma. Lopen zal binnen 1-2 weken weer mogelijk zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

Wat doe je bij een screening bij acuut enkel letsel?

A

Ottawa Ankle Rules (binnen 5 dagen, binnen 48 uur het meest betrouwbaar)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

Wat doe je bij een anamnese bij acuut enkel letsel?

A
Ontstaanswijze, 
Beloop
Inventarisatie klachten,
Recidieven
Belasting en risico in ADL en sport
40
Q

Wat doe je bij een inspectie en palpatie bij acuut enkel letsel?

A

Lokalisatie pijn
Zwelling
Hematoomverkleuring
Standsafwijkingen,

41
Q

Wat doe je bij een functieonderzoek bij acuut enkel letsel?

A

Actief bewegingsonderzoek passief bewegingsonderzoek
Mate van belastbaarheid

Uitgesteld fysisch-diagnostisch onderzoek (binnen 4-7 dagen) Sp:84% en Sn 96%

  • Hydrops/zwelling,
  • Palpatiepijn laterale ligamentencomplex,
  • Hematoomverkleuring
  • Positieve voorste schuiflade test.

functiescore De Bie et al.
- Score onder de 40 punten = fysiotherapie
geïndiceerd. Dient binnen 5 dagen te worden afgenomen en een score van <40 is zwaar letsel en score van >40 is licht letsel.

42
Q

Welke meetinstrumenten zet je in bij acuut enkel letsel?

A

Functiescore De Bie, Otawa ankle rules, VAS, PSK en GALN

43
Q

Wat doe je bij een analyse bij acuut enkel letsel?

A

Fase weefselherstel
(afwijkend) herstelproces
Prognose

Belemmerende factoren
- Relevante nevenpathologie (bijv. artrose),
- Een sterk uit de hand gelopen
ontstekingsreactie,
- Niet te verklaren pijn
- Onder-/overbelasting,
- Bewegingsangst,
- Recidiverende enkelklacht
- Een pre-existent instabiele enkel.

Beïnvloeding herstel door fysiotherapie

44
Q

Wat doe je bij een screening bij functionele instabiliteit?

A

Aanhoudende synovitis en/of drukpijn op sinus tarsi

45
Q

Wat doe je bij een anamnese bij functionele instabiliteit?

A
Inversietrauma in het verleden,
Recidiverend zwikken, 
Ontstekingsverschijnselen,
Gebruik tape/brace
Inventarisatie klachten
Onzekerheid en angst om te bewegen
46
Q

Wat doe je bij een inspectie en palpatie bij functionele instabiliteit?

A

Tekenen van ontsteking,
Statiek en standsafwijkingen,
Synovitis
Pijnprovocatie sinus tarsi

47
Q

Wat doe je bij een functie onderzoek bij functionele instabiliteit?

A

Gangpatroon,
Actieve stabiliteit,
Kracht,
Mobiliteit

Differentiaal diagnostiek.

48
Q

Welke meetinstrumenten zet je in bij functionele instabiliteit?

A

VAS, PSK en GALN

49
Q

Wat doe je bij een analyse bij functionele instabiliteit?

A

Samenhang tussen functiestoornissen, activiteiten en participatieproblemen, Belemmerende factoren

  • Gele vlaggen,
  • Chondraal letsel Indicatie fysiotherapie, Functionele instabiltiet
50
Q

Wat staat er centraal in het onderzoek van het model van Cott?

A

Binnen het bewegingscontinuüm van Cott zijn 8 niveaus waarop het menselijk functioneren en de mogelijkheden voor adaptatie plaats vinden.
Centraal in het onderzoek staat:
- Wat wil de patiënt kunnen, of te wel preferred movement capibility (PMC)
- Wat kan de patiënt nu, of te wel current movement capibility (CMC)
- Kan dit bij elkaar komen / is dit fysiek en mentaal mogelijk, of te wel maximaal bereikbaar bewegingspotentiaal (MBBP)

51
Q

Welke vragen moeten er beantwoord worden volgens de model van Cott?

A

Tevens moeten de volgende 3 vragen beantwoord worden:

  1. Welke interne factoren hebben mogelijk invloed?
  2. Welke externe factoren hebben mogelijk invloed?
  3. Wat is het instapniveau van de patiënt op het Movement continuüm.
52
Q

Waar is de belastbaarheid afhankelijk van volgens het model van Cott?

A

De belastbaarheid tijdens herstel is afhankelijk van:

  • Fysieke belastbaarheid
  • Eigen beleving van belasting en belastbaarheid
  • Sociale adaptatie mogelijkheden
  • motivatie
53
Q

Wat zijn de criteria voor een conservatief beleid bij een tibiaplateau fractuur

A

Conservatieve therapie wordt toegepast indien de fragmenten minder dan 3 mm uit elkaar liggen (geringe of geen dislocatie) en de botfragmenten goed op elkaar aansluiten (evt na manipulatie).

54
Q

Wat zijn de criteria voor een operatief beleid bij een tibiaplateau fractuur

A

Operatie is nodig indien de botfragmenten meer dan >3-5 mm uit elkaar liggen en een grote standsafwijking hebben. En als er sprake is van ernstige (meervoudige) fracturen, eminentia-fracturen (aanhechting van VKB), avulsie-fracturen van de achterrand van het plateau.

55
Q

Wat is het algemeen conservatief beleid van een tibiaplateau fractuur?

A

Algemeen: 12 weken niet belasten (gehele onderste extremiteit van hiel tot en met heup mag niet op asdruk belast worden). Verwacht herstel is 6 maanden.

56
Q

Wat is het conservatief beleid in de eerste 6 weken van een tibiaplateau fractuur?

A

6 weken immobilisatie d.m.v. gipskoker (van de malleoli tot aan de lies). Knie in 15 graden flexie.

  • Na 2 weken controle orthopeed, x-foto en nieuwe gipskoker i.v.m. omvangafname door atrofie en afname intra-articulaire zwelling.
  • Enkel en heup volledige bewegingsvrijheid in open keten.
57
Q

Wat is het conservatief beleid na 6 weken van een tibiaplateau fractuur?

A

Na 6 weken gips verwijderen.
- ROM knie 0-0-45 graden
- Geleid actief en actief mobiliseren zonder afysiologische krachten op de knie uit te oefenen.
Dit omdat het gewrichtskraakbeen en spongiosa in subchondrale bot van tibia en het femur
door de langdurige immobilisatie in kwaliteit achteruit zijn gegaan.

58
Q

Wat is het conservatief beleid na 12 weken van een tibiaplateau fractuur?

A

Na 12 weken controle orthopeed, x-foto en bewegingsonderzoek ROM knie 0-0-125. Hierna mag de patiënt langzaam belasten en worden de GME’s getraind.

59
Q

Wat zijn de gevolgen van het niet belasten?

A
  • Afname van botdichtheid
  • Spierkracht verlies
  • Afgenomen gewrichtsmobiliteit
  • Litteken weefsel
  • Alle grond motorische eigenschappen gaan achteruit
  • Algemene conditie gaat achteruit
60
Q

Hoe kan het verhoogde risico op posttraumatische artrose in de knie worden verlaagd?

A
  • Sporten waarbij grote piekbelasting op de knieën optreedt, zoals voetbal
    Hardlopen
61
Q

Hoe kan het verlaagde risico op posttraumatische artrose in de knie worden verlaagd?

A
  • Normale ADL-taken

- Fietsen

62
Q

Wat zijn de risicofactoren van femurfracturen?

A
  • Oudere patiënten (osteoporose)
  • Vrouw,
  • Lichamelijke inactiviteit
  • Overmatig alcohol gebruik,
  • Een eerdere heupfractuur
  • Vergroot valrisco
63
Q

Welke type proximale femurfracturen zijn er?

A

Proximale femurfracturen kunnen als volgt worden ingedeeld:

  • Femurkop
  • Femur collum
    a. Mediaal (A)
    b. Lateraal (B)
64
Q

Hoe verloopt het pertrochantaire femurfratuur?

A

Verloop door het trochantermassief tussen trochanter major en minor. Is daarnaast extracapsulair.

65
Q

Hoe verloopt het subtrochantere femurfractuur?

A

Onder de trochanter minor

66
Q

Wat is de classificaties voor proximale femurfracturen?

A

Naast de indeling kunnen proximale femurfracturen ook worden ingedeeld in:

  • Intracapsulair
  • Mediale collumfractuur (A)
  • Extracapsulair
  • Intertrochantere / laterale collumfractuur
  • Pertrochantere femurfractuur
  • Subtrochantere femurfractuur
67
Q

Wanneer kan de classificatie van Garden en Pauwels worden toegepast?

A

Bij een mediale collumfractuur (intracapsulair) kunnen de classificaties van Garden en Pauwels worden toegepast:

68
Q

Waaruit bestaat de classificatie van Garden?

A

Type I en type II = stabiel

Type III en type IV = instabiel

69
Q

Wat betekend type I bij classificatie van Garden?

A
Type I (stabiel). onvolledige, geïnclaveerde
(inklemming van twee stukken bot) fractuur met lichte valgusstand; de inclavatie bespoedigt de revascularisatie en dus de genezing.
70
Q

Wat betekend type II bij classificatie van Garden?

A

Type II (stabiel): volledige fractuur zonder dislocatie.

71
Q

Wat betekend type III bij classificatie van Garden?

A

Type III (instabiel): volledige fractuur met partiële dislocatie met varusstand.

72
Q

Wat betekend type IV bij classificatie van Garden?

A

Type IV (instabiel): volledige fractuur met volledige dislocatie met varusstand; nagenoeg geen contact meer tussen caput en collum.

73
Q

Wat is de Pauwels Classificatie?

A

Bij Pauwels betreft de classificatiecriteria de hoek tussen het horizontaal vlak door beide acetabulae en fractuurspleet. Deze classificatie mag in feite alleen post-repositie gebruikt worden.

74
Q

Wat betekend Pauwels 1?

A

Pauwels I: <30 graden

75
Q

Wat betekend Pauwels 2?

A

Pauwels 2: 30-70 graden

76
Q

Wat betekend Pauwels 3?

A

Pauwels 3: >70 graden

77
Q

Classificatie volgens AO-classificatie vinden plaats indien de fractuur extracapsulair is. Welke heb je?

A

A1, A2, A3

78
Q

Wat betekend volgens AO-classificatie A1?

A

Als het fractuurverloop in het pertrochantere vlak ligt en een niet complexe fractuur met twee fractuurfragmenten betreft.

79
Q

Wat betekend volgens AO-classificatie A2?

A

Pertrochantere verlopende fractuur met tenminste een derde fractuurfragment, dat de trochanter minor separeert van de andere twee fragmenten.

80
Q

Wat betekend volgens AO-classificatie A3?

A

Fractuurverloop distaal van het pertrochantere

niveau.

81
Q

Factoren die de klinische behandeling van proximale femurfracturen bepalen. Behandeling is afhankelijk van?

A
  • Biologische leeftijd
  • Type fractuur
  • Mate van dislocatie
  • Valrisico
  • Osteoporose
  • Aanwezige en beschikbare mantelzorg
  • Woonsituatie
  • Functioneren voor de fractuur (Barthel- index)
  • Mobiliteit voor de fractuur
  • Algemene lichamelijke conditie
  • Co-morbiditeit
  • Bij voorkeur binnen 48 uur opereren.
82
Q

Factoren die de klinische behandeling van proximale femurfracturen bepalen. Wat kunnen complicaties zijn?

A
  • Decubitus
  • Uitbreken osteosynthesemateriaal
  • Doorbreken van de schroef in het gewricht
  • Pseudo-artrose en/of femurkopnecrose
  • Persistentie van pijn, vaak musculogeen
  • Onvoldoende functie
  • Bij conservatieve behandeling: secundaire
    dislocatie.
83
Q

Factoren die de klinische behandeling van proximale femurfracturen bepalen. Fysiotherapie post-operatief.

A

Patiënt weer belast mobiliseren op geleiden van pijn.

- Het optimaal haalbare en/of het verkrijgen van het pre-ëxistente niveau van functioneren.

84
Q

Wat is de prognose van acuut enkel letsel?

A

Een ‘normaal’ herstelproces leidt binnen 6-8 weken tot een functieherstel en genezing zonder restletsel. Binnen 12 weken hebben de meeste patiënten het sporten weer hervat op hetzelfde niveau als voor het trauma. Lopen zal binnen 1-2 weken weer mogelijk zijn.

85
Q

Wat doe je bij een screening bij acuut enkel letsel?

A

Ottawa Ankle Rules (binnen 5 dagen, binnen 48 uur het meest betrouwbaar)

86
Q

Wat doe je bij een anamnese bij acuut enkel letsel?

A
Ontstaanswijze, 
Beloop
Inventarisatie klachten,
Recidieven
Belasting en risico in ADL en sport
87
Q

Wat doe je bij een inspectie en palpatie bij acuut enkel letsel?

A

Lokalisatie pijn
Zwelling
Hematoomverkleuring
Standsafwijkingen,

88
Q

Wat doe je bij een functieonderzoek bij acuut enkel letsel?

A

Actief bewegingsonderzoek passief bewegingsonderzoek
Mate van belastbaarheid

Uitgesteld fysisch-diagnostisch onderzoek (binnen 4-7 dagen) Sp:84% en Sn 96%

  • Hydrops/zwelling,
  • Palpatiepijn laterale ligamentencomplex,
  • Hematoomverkleuring
  • Positieve voorste schuiflade test.

functiescore De Bie et al.
- Score onder de 40 punten = fysiotherapie
geïndiceerd. Dient binnen 5 dagen te worden afgenomen en een score van <40 is zwaar letsel en score van >40 is licht letsel.

89
Q

Welke meetinstrumenten zet je in bij acuut enkel letsel?

A

Functiescore De Bie, Otawa ankle rules, VAS, PSK en GALN

90
Q

Wat doe je bij een analyse bij acuut enkel letsel?

A

Fase weefselherstel
(afwijkend) herstelproces
Prognose

Belemmerende factoren
- Relevante nevenpathologie (bijv. artrose),
- Een sterk uit de hand gelopen
ontstekingsreactie,
- Niet te verklaren pijn
- Onder-/overbelasting,
- Bewegingsangst,
- Recidiverende enkelklacht
- Een pre-existent instabiele enkel.

Beïnvloeding herstel door fysiotherapie

91
Q

Wat doe je bij een screening bij functionele instabiliteit?

A

Aanhoudende synovitis en/of drukpijn op sinus tarsi

92
Q

Wat doe je bij een anamnese bij functionele instabiliteit?

A
Inversietrauma in het verleden,
Recidiverend zwikken, 
Ontstekingsverschijnselen,
Gebruik tape/brace
Inventarisatie klachten
Onzekerheid en angst om te bewegen
93
Q

Wat doe je bij een inspectie en palpatie bij functionele instabiliteit?

A

Tekenen van ontsteking,
Statiek en standsafwijkingen,
Synovitis
Pijnprovocatie sinus tarsi

94
Q

Wat doe je bij een functie onderzoek bij functionele instabiliteit?

A

Gangpatroon,
Actieve stabiliteit,
Kracht,
Mobiliteit

Differentiaal diagnostiek.

95
Q

Welke meetinstrumenten zet je in bij functionele instabiliteit?

A

VAS, PSK en GALN

96
Q

Wat doe je bij een analyse bij functionele instabiliteit?

A

Samenhang tussen functiestoornissen, activiteiten en participatieproblemen, Belemmerende factoren

  • Gele vlaggen,
  • Chondraal letsel Indicatie fysiotherapie, Functionele instabiltiet