MAN Flashcards

1
Q

Budgeteren is een onderdeel van het financieel management. Vul in: Het budget is het ….. toegestane bedrag aan kosten, waarbinnen een taak moet worden uitgevoerd.

A

Maximaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Een jaarrekening is het financieel overzicht van een bedrijf. Hoe wordt de budgettering in een jaarrekening weggezet?

A

(in de) Begroting

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Een balans is een evenwicht tussen activa en passiva. Vul de volgende formule aan: Totale activa = …….. +

A

Totale schulden + eigen vermogen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

De activa is onder te verdelen in 2 verschillende vormen. Onder welke vorm horen de behandelbanken van een praktijk?

A

Vast activa

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

De solvabiliteit geeft inzicht of een organisatie in het geheel aan zijn verplichtingen kan voldoen.
Vul aan: De solvabiliteit geeft de verhouding weer tussen eigen vermogen en …..

A

Totaal vermogen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Bedrijfsstructuren zijn kenmerkend voor een bedrijf. Noem 2 verschillende organisatie vormen.

A

Verticaal, horizontaal of netwerk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Elk bedrijf kent een bedrijfscultuur. Vul de volgende zin aan: Bedrijfscultuur is een collectieve …… programmering die de ene groep van de andere onderscheidt.

A

Mentale/psychische.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is een budget?

A

Wanneer de doelstellingen van het project met cijfers onderbouwd worden, wordt gesproken van een budget. Het budget is dan het maximale toegestane bedrag aan kosten, waarbinnen een taak moet worden uitgevoerd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Welke verschillende soorten budgetten zijn er?

A
  • Activiteiten budget
  • Resultaten budget/ investering budget
  • Kostenbudget
  • Vast buget
  • Variabel budget
  • Gemengd budget
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Leg activiteiten budget uit

A

Waarbij het budget afhangt van de omgeving van de activiteit. Het budget is vaak voor het grootste deel afhankelijk van de verwachte omzet (verkoop budget), de verwachte afname en inkoopprijzen van grondstoffen en/of handelsgoederen (inkoopbudget)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Leg resultaten budget/ investering budget uit

A

Die aangeven welke investeringsprojecten in het boekingsjaar zullen worden uitgevoerd en tegen welke maximale kosten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Leg kosten budget uit

A

Die weer zij onderverdeeld in vaste, variabelen en gemengde budgetten. De kostenbudgetten komen over in het algemeen vaak voor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Leg vast budget uit

A

Wordt per periode een vast budget toegekend aan een afdeling, onafhankelijk van benodigde middelen of activiteiten. Dit komt voornamelijk voor bij ondersteunende afdelingen als personeelszaken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Leg variabel budget uit

A

Hangt het budget af van de hoeveelheid activiteiten die uitgevoerd moeten worden de daarbij behorende kosten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Leg gemengd budget uit

A

Bestaat zowel uit een vast budget en een variabel budget. Het vaste budget dekt vaak de vaste kosten als apparatuur kosten. De variabele kosten hangen af van de hoeveelheid activiteiten van de afdeling.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Hoe bereken je het winstsaldo?

A

Omzet - kosten = winstsaldo

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Hoe wordt de winst- en verliesrekening ook wel genoemd? En wat doet deze rekening?

A

Resultatenrekening of exploitatierekening. Deze rekening maakt deel uit van de jaarrekening en geeft een overzicht van alle inkomsten en uitgaven in een bepaalde periode. De slotuitkomsten van dit overzicht geeft weer hoeveel winst of verlies een bedrijf in de betreffende periode heeft gemaakt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat betekenen de Omzet, Kosten en Winstsaldo in de formule: Omzet - kosten = winstsaldo?

A

Omzet is het totaal aan geld dat een organisatie binnenkomt door de verkoop van producten of diensten.

Kosten zijn het totaal aan geld dat de organisatie uit is gegaan door de aankoop van producten en diensten (onder anderen inkoop, salaris, huur en belastingen)

(bruto) winstsaldo is het bedrag dat overblijft nadat van de omzet de kosten zijn afgetrokken. Om tot slot de nettowinst van de organisatie te bepalen, dienen de belastingen van de bruto winst afgetrokken te worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat is omzet/opbrengst?

A

De omzet is het totaal aan geld dat een organisatie binnenkomt door de verkoop van producten of diensten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat zijn kosten?

A

Kosten zijn het totaal aan geld dat de organisatie uit is gegaan door de aankoop van producten of diensten (onder andere inkoop, salaris, huur en belastingen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat zijn vaste kosten?

A

Vast bedrag toegekend aan een afdeling, onafhankelijk van benodigde middelen of activiteiten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat zijn variabelen kosten?

A

Hangt het budget af van de hoeveelheid activiteiten die uitgevoerd (moeten) worden en de daarbij behorende kosten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wat is winst?

A

Omzet - kosten = winstsaldo

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Wat is een jaarrekening?

A

Een jaarrekening is een jaarlijks eindverslag van de financieel situatie van een onderneming. Het geeft weer wat het bedrijf het afgelopen jaar heeft gedaan. Het doel van een jaarrekening is het overzichtelijk maken van de financiele situatie om de besturing van de organisatie te kunnen verbeteren en om informatie over het presenteren van de organisatie inzichtelijk te maken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Welke verschillende jaarrekeningen bestaan er?

A
  • Interne jaarrekening
  • externe jaarrekening
  • Stille reserve
26
Q

Wat is een interne jaarrekening?

A

Wordt opgesteld voor het management van de organisatie. Hier zijn geen wettelijke eisen aan gekoppeld en geeft meer de werkelijke situatie weer, zodat het management van de organisatie deze kan gebruiken om, indien nodig, het beleid van de organisatie aan te passen. In een interne jaarrekening is tevens extra ruimte om uitgebreide en specifieke informatie over bijvoorbeeld producten en locaties op te nemen, omdat deze niet voor concurrenten inzichtelijk wordt.

27
Q

Wat is een externe jaarrekening?

A

Is meestal verplicht, moet voldoen aan wettelijke normen en wordt gebruikt om de fiscale winst van de organisatie te bepalen

28
Q

Wat is een stille reserve?

A

Is het verschil tussen interne- en externe jaarrekening en kan bijvoorbeeld ontstaan wanneer een praktijkgebouw voor 200,000 euro op de balans staat, terwijl de marktwaarde 250,000 euro is. De stille reserve is dan 50,000 euro. De stille reserve is een theoretisch bedrag en komt pas ter beschikking wanneer het praktijkgebouw wordt verkocht.

29
Q

Wat is een winst- en verliesrekening?

A

De winst- en verliesrekening wordt ook wel de resultatenrekening of exploitatierekening genoemd. Deze rekening maakt deel uit van de jaarrekening en geeft een overzicht van alle inkomsten en uitgaven in een bepaalde periode. De slotuitkomst van dit overzicht geeft weer hoeveel winst of verlies een bedrijf in de betreffende periode heeft gemaakt.
Het basismodel voor de winst- en verliesrekening is als volgt:
Omzet – Kosten = Winstsaldo

30
Q

Wat is een financieel balans?

A

In een balans staat een momentopname van de activa (ofwel bezittingen of baten), passiva (ofwel schulden of lasten) en het eigen vermogen van een onderneming. De balans wordt meestal aan het einde van het boekjaar opgemaakt. De activa staan in een balans aan de linkerkant. Tot de activa behoren de vaste activa en de vlotte activa. De passiva staan aan de rechterkant. Tot de passiva behoren het eigen vermogen, lang vreemd vermogen en kort vreemd vermogen. Een balans is een evenwicht tussen de activa en de passiva.
Totale activa = Totale schulden + Eigen vermogen

31
Q

Wat is een kasstroom?

A

Het kasstroomoverzicht geeft een totaalbeeld van het gebruik en de herkomst van de geldstromen van de organisatie in een bepaald tijdsbestek. Het gaat dus om wat er is gebeurd met het geld in de kas en op de bankrekening. Een andere term voor kasoverzicht is “staat van herkomst en besteding der middelen”. Het belangrijkste cijfer uit het kasstroomoverzicht is de kasstroom uit operationele activiteiten (met andere woorden, kasstroom uit winstgevende acties van de organisatie. Dit geeft dus een scheiding van de winst die komt uit bijvoorbeeld de verkoop van onroerend goed, de afstoot van onderdelen van de organisatie of leningen.

32
Q

Waarom worden er verschillende jaarrekeningen opgemaakt?

A

Omdat investeerders en kredietverleners vertrouwen op de informatie in de jaarrekening, is het belangrijk dat de informatie klopt en er geen foutief of misleidend beeld wordt geschetst. Een manager is verantwoordelijk voor deze rapporten en dient dus minstens over basiskennis te beschikken, omdat het bedrijf aansprakelijk kan worden gesteld bij foutieve of misleidende informatie verstrekking.

33
Q

Wat is een ratio?

A

Financiële ratio’s zijn de kerngetallen die veel gebruikt worden als financieel analyse instrument.

34
Q

Wat betekend rentabiliteit?

A

De rentabiliteit geeft inzicht hoeveel winst een bedrijf maakt ten opzichte van het vermogen dat erin geïnvesteerd is. Er zijn drie veelgebruikte ratio’s bij rentabiliteit. Deze zijn de nettowinstmarge, rentabiliteit totaal vermogen (RTV) en rentabiliteit eigen vermogen (REV). Deze drie ratio’s kunnen ook voor brutowinst in plaats van nettowinst worden berekend.

35
Q

wat betekend liquiditeit?

A

De liquiditeit geeft inzicht of een organisatie op de korte termijn (van ongeveer één jaar) kan voldoen aan de financiele verplichtingen. De current en quick ratio’s worden het meest gebruikt om te bepalen of een bedrijf zijn schulden (kort vreemd vermogen) kan betalen dor gebruik te maken van de vlottende activa. Het verschil tussen deze twee ratio’s is of de voorraden worden meegerekend bij de vlottende activa of niet.

36
Q

Wat betekend solvabiliteit?

A

De solvabiliteit geeft inzicht of een organisatie in het geheel aan zijn verplichtingen kan voldoen, bijvoorbeeld door bij faillissement alle activa te verkopen en zo alle schulden af te betalen. Omdat de totale activa en de totale passiva gelijk zijn in de balans, bepaald de verhouding tussen het eigen vermogen en het totale vermogen het percentage waarmee de activa in waarde kunnen verminderen om indien nodig alle schuldeisers (kort en lang vreemd vermogen) te kunnen afbetalen. Daarom vinden kredietverstrekkers dit een relevante ratio. Een hoge solvabiliteit geeft aan dat een bedrijf weinig afhankelijk is van kredietverleners.

37
Q

Hoe bereken je de nettowinstmarge bij rentabiliteit?

A

De nettowinstmarge laat zien hoeveel euro winst er is gemaakt per euro omzet die er gedraaid is.
Nettowinst / Omzet = Nettowinstmarge

38
Q

De rentabiliteit totaal vermogen geeft weer hoeveel winst er is gemaakt ten opzichte ven het totale vermogen. Wat is hiervoor de formule?

A

Nettowinst / Totale Vermogen = Rentabiliteit Totale Vermogen

39
Q

De rentabiliteit eigen vermogen geeft weer hoeveel winst er is gemaakt ten opzichte van het eigen vermogen. Wat is hiervoor de formule?

A

Nettowinst / Eigen Vermogen = Rentabiliteit Eigen Vermogen

40
Q

De current ratio laat zien of een bedrijf de kortlopende schulden kan aflossen met de vlottende activa. Voor een gezonde organisatie hoort de current ratio minimaal 1 te zijn, omdat dan alle kortlopende schulden afgelost kunnen worden. Vaak wordt echter een current ratio van 2 nagestreefd, om eventueel verliezen op te vangen, zoals niet-betalende debiteuren.
Welk begrip hoor hier bij?

A

Liquiditeit

41
Q

De current ratio laat zien of een bedrijf de kortlopende schulden kan aflossen met de vlottende activa. Voor een gezonde organisatie hoort de current ratio minimaal 1 te zijn, omdat dan alle kortlopende schulden afgelost kunnen worden. Vaak wordt echter een current ratio van 2 nagestreefd, om eventueel verliezen op te vangen, zoals niet-betalende debiteuren. Wat is de formule die hierbij hoort?

A

Vlottende Activa / Kort Vreemd Vermogen = Current ratio

42
Q

De quick ratio laat zien of een bedrijf de kortlopende schulden kan aflossen met de vlottende activa zonder dat de voorraden worden meegeteld. Dit wordt gedaan omdat de voorraden van belang zijn voor de omzet van deze niet snel verkocht kunnen worden zonder dat er waardeverlies plaatvindt. De quick ratio dient ongeveer 1 of meer te zijn voor een gezond bedrijf, zodat de kortlopende schulden afbetaald kunnen worden zonder de voorraden eerst te hoeven verkopen.
Welke formule hoort hierbij?

A

(Vlottende Activa – Voorraden) / Kort Vreemd Vermogen = Quick ratio

43
Q

De quick ratio laat zien of een bedrijf de kortlopende schulden kan aflossen met de vlottende activa zonder dat de voorraden worden meegeteld. Dit wordt gedaan omdat de voorraden van belang zijn voor de omzet van deze niet snel verkocht kunnen worden zonder dat er waardeverlies plaatvindt. De quick ratio dient ongeveer 1 of meer te zijn voor een gezond bedrijf, zodat de kortlopende schulden afbetaald kunnen worden zonder de voorraden eerst te hoeven verkopen.
Welk begrip hoort hierbij?

A

Liquiditeit

44
Q

Een bedrijf wordt meestal als gezond gezien wanneer de solvabiliteit tussen de 0.25 en 0.50 ligt, maar dit verschilt per sector.
Welke formule hoort hierbij?

A

Eigen Vermogen / Totaal Vermogen = Solvabiliteit

45
Q

Waarom is financieel management belangrijk?

A

Het gaat erom dat je een beeld hebt van de financiële situatie van een bedrijf. Wat komt erin en is dit te beïnvloeden, wat gaat eruit en is dat te beïnvloeden, wat blijft erover en hoeveel winst heb ik dan. Is er geld om te investeren etc.

46
Q

Wat zijn de drie belangrijkste pijlers zijn van financieel management?

A

Wat moet ik investeren?
Wat zijn de kosten?
Wat zijn de opbrengsten?

47
Q

Wat zijn de kenmerken van een bedrijf?

A

Een bedrijf is erop gericht om waarde te creëren voor klanten. Op deze manier zorgen ze ervoor dat mensen hun producten of diensten willen kopen. De belofte van een fysiotherapie is bijvoorbeeld dat de knie van een patiënt weer hersteld middels een behandelmethode. Patiënten op hun beurt ervaren de diensten van een organisatie op een bepaalde manier en door patiënten tevreden te stellen in hun belofte en ervaringen, kunnen organisaties er op de lange termijn voor zorgen dat duurzame waarde creatie gewaarborgd wordt. Om die waarde te creëren, moet er ‘iets’ gebeuren in een organisatie. Dit noemen we organisatieprocessen.

48
Q

Welke aspecten kenmerken een bedrijf?

A

In een bedrijf werken mensen (werknemers en leidinggevenden) samen aan een gemeenschappelijk doel. Dit geld voor zowel commerciële als niet-commerciële bedrijven. Om tot dit gemeenschappelijke doel te komen beschikt een bedrijf over:
• Een structuur: de combinatie van taken die verdeeld worden (verantwoordelijkheden) en het coördineren (managen) van deze taken;
• Een cultuur: de normen, waarden, overtuigingen en tradities binnen de organisaties;
• Bedrijfsproces(sen): Reeksen van onderling afhankelijke taken die samen zorgen voor een resultaat

49
Q

Beschrijf drie organisatievormen van een bedrijfsstructuur

A

Verticale organisatie
Horizontale organisatie
Organisatiestructuur

50
Q

Beschrijf verticale organisatie

A

Met meerder hiërarchische niveaus, bestaat uit leidinggevende- en uitvoerende werknemers. Bij productiebedrijven is dit verschil vaak duidelijker te zien, daar de uitvoerende werknemers vaak de arbeiders op de werkvloer zijn, die daadwerkelijk de productiemachines hanteren. Bij dienstverlenende bedrijven vormen de verzorgers, fysiotherapeuten en andere consulenten, etc. de uitvoerende taken. Echter, het verschil is doorgaans minder duidelijk omdat leidinggevende, naast hun coördinerende taak, vaak zelf ook nog behandelingen uitvoeren. Bij verticale organisaties vallen meerdere uitvoerende werknemers onder het gezag van een leidinggevende. Deze leidinggevende heeft op zijn/haar beurt weer verantwoording af te leggen aan een leidinggevende van een hoger hiërarchische niveau.

51
Q

Beschrijf horizontale organisatie

A

Bij platte organisatiestructuren met weinig lagen (Horizontale organisatiestructuren), zal het werk worden verdeeld onder werknemers van een gelijk hiërarchische niveau. Bij (vaak de grote) bedrijven met meer hiërarchische niveaus in hun structuur (verticale organisatiestructuur) wordt doorgaans het uitvoerde werk toegewezen aan werknemers met een lagere hiërarchische functie, terwijl de voorbereidende, coördinerende en controlerende taken worden toegewezen aan werknemers met een hogere hiërarchische functie.

52
Q

Beschrijf organisatiestructuur

A

Organisatiestructuur kunnen we omschrijven als de wijze waarop de taken en verantwoordelijkheden van een bedrijf zijn verdeeld en de wijze waarop deze volgens een afgestemde hiërarchie worden gecoördineerd (gemanaged). Her gaat hierbij om de verdeling van taken over de verschillende hiërarchische niveaus (strategische top, managers, afdelingen en werknemers) binnen een organisatie. Deze structuur wordt vaak als een afbeelding weer gegeven in een organogram.

In sommige gevallen probeert het management de cultuur te wijzigen. Dit is echter niet eenvoudig. Normen en waarden hangen namelijk vaak af van de organisatiestructuur die wordt gehanteerd. Horizontale organisatiestructuren hebben (door hun afwezigheid van vele gezag lijnen) een andere cultuur dan verticale organisaties waarin verantwoordelijkheden al veel meer zijn bepaald en de ‘afstand’ tussen hogere hiërarchische niveaus en uitvoerende werknemers een stuk groter is. Het kan daardoor nodig blijken om de structuur van de organisatie te veranderen om de cultuur te kunnen veranderen.

53
Q

Wat is een bedrijfscultuur?

A

Mensen die samenwerken vormen (bewust en onbewust) een set van normen en waarden over het werken binnen hun samenwerking (het bedrijf). Bij lagere samenwerking worden daarnaast ook een set van overtuigingen en tradities gecreëerd.

54
Q

Wat zijn de verschillende kenmerken van een bedrijfscultuur?

A

Over het algemeen spreken we van een ondernemingscultuur, wanneer:
• Er een onbewust gedeelde normen en waarden bestaan;
• Er aanvaardbare gedragspatronen zijn overeengekomen
• In het bedrijf een “wij-gevoel” heerst

55
Q

Wat zijn kenmerken van een bedrijfscultuur bij een succesvol bedrijf.

A

Een vijftal waarden uit ondernemingsculturen zijn gezien bij meerdere succesvolle bedrijven:
• Een duidelijke klantenfocus
• Een sterke drang naar kwaliteit en service
• Innovatie op de eerste plaats zetten
• Snel aanpassen en ontwikkelen met betrekking tot de omgeving
• Kostenfocus

56
Q

Wat is een bedrijfsproces?

A

“Een proces is een specifieke ordening van werkzaamheden in tijd en ruimte, met een begin en een einde en duidelijk gedefinieerde in- en uitgaven: Een structuur voor actie

57
Q

waarom wordt er in processen gedacht?

A

Organisatieprocessen kunnen worden gezien als reeksen van onderling afhankelijke taken die samen zorgen voor een resultaat. Een proces is een verzameling van activiteiten, waarbij meerdere personen betrokken (kunnen) zijn, die lopen over een bepaalde tijdsperiode. Procesactiviteiten kunnen ook door verschillende afdelingen heen lopen. Deze procesactiviteiten herhalen zich steeds wanneer er een bepaald resultaat moet komen. Door deze herhaling van activiteiten zijn processen (enigszins) voorspelbaar. Een proces kenmerkt zich uit het volgende:
• Reeksen van onderling afhankelijke taken;
• Gezamenlijk zorgen deze activiteiten voor een bepaald resultaat (output);
• Een duidelijk begin en eind punt.

58
Q

Wat zijn de activiteiten van het primaire proces in de fysiotherapie

A

Processen die direct bijdragen aan de waarde creatie van het product of de dienst worden primaire processen genoemd.
Primaire processen zijn:
• Ingaande logistiek: goederen, klantenontvangst, etc.
• Operaties: heet feitelijke produceren of leveren van de dienst
• Uitgaande logistiek: distributie of serviceverlening
• Marketing en verkoop

59
Q

Wat is een secundair proces ?

A

Processen die zorgen voor ondersteuning van de primaire processen worden geclassificeerd als secundaire processen. Deze secundaire processen hebben niet direct betrekking op de realisatie van het product of de dienst.
Secundaire processen zijn:
• Infrastructuur van de onderneming: planning, financiën, algemeen management, juridische zaken
• Menselijk kapitaal en management: personeelsmanagement
• Technologieontwikkeling en werving: inkoop van bijvoorbeeld bedrijfsmeubels en kantoorartikelen of behandelapparatuur
• Verwerving: inkoop

60
Q

Benoem verschillende secundaire processen in de fysiotherapie

A

Een fysiotherapeut is een dienstverlenend bedrijf. Er worden weinig of geen producten verkocht, maar participatie van de klant is vereist. Nu is het niet zo, dat de aanwezigheid van patiënten ervoor zorgt dat het dienstverlenende proces niet te managen is. Delen van service (vaak achter de schermen) worden gebruikt bij meerdere patiënten, denk aan de receptie. Deze ‘back-office’ is een (deel van het) proces dat wel degelijk op kwaliteit te toetsen is. Deze back-office processen moeten zeer goed van kwaliteit zijn, om de overige processen van de dienst te kunnen ondersteunen.

61
Q

Wat zijn de doelen van een HKZ certificatie?

A
  • Continue kwaliteitsverbetering
  • Bewijs naar extern
  • Beheerbaarheid
  • In control
62
Q

Wat is de HKZ?

A

Bij een HKZ cerificatie toetst een externe certificerende instelling (IC) of het kwaliteitssysteem van een instelling voldoet aan vooraf vastgestelde HKZ-normen. Deze toetsing vindt plaats door een door de Raad van Accreditatie (RvD) geaccrediteerde certificatie-instelling. Dit is gebonden aan een aantal strikte regels. Om de toetsing zo objectief mogelijk te laten zijn, mag de onafhankelijke certificeerde bijvoorbeeld niet tegelijk een adviserende rol vervullen. De certificatie-audit wordt altijd uitgevoerd door een lead-auditor en een materiedeskundige, die inhoudelijk goed om de hoogte is van het betreffende vakgebied. Hierdoor wordt gewaarborgd dart de toets goed wordt uitgevoerd en dat rekening gehouden wordt met de situatie van de professional binnen de instelling. Afhankelijk van de complexiteit en grootte van de organisatie neemt de audit één of meerdere dagen in beslag. Als uit de audit blijkt dat de organisatie aan de normen voldoet, geeft de CI een HKZ-certificaat af.

  • Zorgproces
  • Zorgorganisatie
  • Ad1. De intake/indicatie van de klachten
  • De uitvoering/van de diensten
  • De evaluatie/nazorg
  • Ad2. De zaken goed op orde heeft
  • De patient voorop stelt
  • Betrouwbare resultaten levert
  • Voortdurend werkt aan verbeteringen