Centrale sensitisatie Flashcards

1
Q

Bij neuropathische pijn zijn er grofweg twee groepen, welke?

A

De groep warbij sprake is van een laesie en de groep waarbij er sprake is van disfunctie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Binnen de groep neuropathische pijn met een laesie is er onderscheid tussen verschillende soorten pijn. Welke?

A

Centrale neuropathische pijn en perifere neuropathische pijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn voorbeelden van centrale neuropathische pijn?

A

Multiple sclerose of aan de ziekte van parkinson gerelateerde pijn, post-stroke-pijnm posttraumatische rugpijn, syringomyelie en compressiemyelopathie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat zijn voorbeelden van perifere neuropathische pijn?

A

Diabetes neuropathie, posttraumatische neuralgie, radiculopathie, posttherpetische neuralgie en (alcohol geïnduceerde) poloneuropathie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welke twee pijn soorten heb je?

A

Nociceptieve pijn en niet-nociceptieve pijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welke vormen van nociceptieve pijn zijn er?

A

Somatogene pijn

Viserogene pijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Welke vormen van niet-nociceptieve pijn zijn er?

A

Neuropathische pijn

  • perifere, bijv. radiculopathie, posttraumatische neuralgie
  • centrale, bijv. MS, post-stroke-pain, etc.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Waar zorgt de A-delta vezel voor?

A

Snelle gemyeliniseerd. Zorgt ervoor dat je je hand terug trekt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Waar zorgt de C-vezel voor?

A

Trage, niet gemyeliniseerd. Wrijven over de plek die zeer doet.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat doet het WDR-neuron?

A

Is het voornaamste neuron die zorgen voor de pijntransmissie. Het WDR-neuron vormen de primair stijgende of ascenderende banen (laterale spinothalamische banen) en eindigen in de thalamus.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Waaruit bestaat de sensorische-discriminatieve aspect?

A

Locatie, duur, intensiteit van de prikkel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Naast het sensorische-discriminatieve aspect wordt de nociceptieve input ook verdeeld naar andere subcorticale hersencentra. Noem deze

A

Antérieure cingulate gryrus
Amygdala
Delen van de insula

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Naast het sensorische-discriminatieve aspect en de subcorticale hersencentra wordt ook de prefrontale cortexgebieden geactiveerd. Noem deze

A

Geheugen

Prikkelevaluatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Beschrijf Bottem-up pijnmodulatie

A

Pijnmodulatie binnen het pijnsysteem is deels bepalend of de pijnprikkel al dan niet wordt doorgestuurd naar hogere centrale binnen het centrale zenuwstelsel (voor interpretatie). De dorsale hoorn is de voornaamste plaats waar de inkomende pijnprikkel wordt gemoduleerd. Deze modulatie wordt omschreven al de Poottheorie. Het openen of sluiten van de poort word bepaald door de:
- aard
- intensiteit van de prikkel.
Ook wordt het beïnvloed vanuit de hoger gelegen hersendelen via descenderende banen. Een open poort lat de nociceptieve prikkel verplaatsen om zo richting de hersenen omhoog te gaan. Een gesloten poort maakt dat nociceptieve prikkels niet, of later, worden waargenomen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Beschrijf Top-down pijnmodulatie

A

de diffuse Nocisch Inhiberende Controle (DNIC) is een mechanisme dat zorgt voor pijndemping. Daarnaast vindt pijn modulatie ook plaats via descenderende banen. Deze banen vinden hun oorsprong in veel gebieden in de hersenen zoals:

  • Peri-aqueductale grijs gebied (PAG)
  • Rostroventrale medulla
  • Locus caeruleus
  • Hypothalamus
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Pijndrempel bij inspanning.

In rust is de pijndrempel bij gezonde mensen lager dan tijdens inspanning of net na de inspanning. Hoe komt dit?

A

Toename van centrale endogene opioïden (endorfine, adrenaline en noradrenaline) en groeifactoren.
De door lichamelijke inspanning geactiveerde proprioceptieve/musculaire afferente een modulatie van de centrale descenderende pijninhibitoren op gang brengen (meer pijndemping).
Door het verplaatsen van de aandacht kan de pijndrempel tijdens de inspanning ook hoger zijn.

17
Q

Welke twee vormen van hyperalgesie zijn er?

A

Primaire hyperalgesie en secundaire hyperalgesie

18
Q

Wat houdt primaire hyperalgesie in?

A

Sensitisatie unimodale nocisensoren (substance P)

sensitisatie polymodale nocisensoren (postaglandine)

19
Q

Wat houdt secundaire hyperalgesie in?

A

Vrijkomen van substance P in achterhoorn. Substance P differentieert van de ene c-vezel naar de andere c-vezel. Als dit gebeurt in de achterhoorn dan ontstaat er secundaire hyperalgesie/refferd pain.

20
Q

Wat is allodynie?

A

Allodynie is het ervaren van pijn, zonder dat er sprake is van een pijnlijke prikkel.

21
Q

Naast dat er twee vormen van hyperalgesie zijn, zijn er ook verschillende vormen van sensitisatie. Welke zijn deze?

A

Primaire sensitisatie en centrale sensitisatie

22
Q

Wat doet primaire sensitisatie?

A

Zenuwuiteinden vertonen een versterkte responsiviteit. Dit is een normaal fysiologisch proces na acute beschadiging.

23
Q

Wat doet centrale sensitisatie?

A

Toegenomen gevoeligheid van de neuronen in het centrale zenuwstelsel. Door centrale sensitisatie zullen stimuli met een lage intensiteit, aangebracht ter hoogte van de huid of diepe spierweefsels resulteren in nociceotieve input naar de hersenen en bijgevolg de perceptie van pijn teweegbrengen. Centrale sensitisatie manifesteert zich op verschillende manieren, zoals:

  • Toename van de gevoeligheid van de ruggenmerg neuronen na een letsel.
  • Vergroting van de receptieve velden van deze neuronen
  • Daling van de pijndrempel
  • Vorming van nieuwe afferente input (anterieure cingulate cortex)
24
Q

Leg pijn(neuro)matrix uit

A

De verschillende hersengebieden die betrokken zijn bij de verwerking van de inkomende nociceptieve prikkels wordt, samen met de beïnvloeding door stijgende en dalende banen, benoemd als het activeren van de pijnneuromatrix, kortweg pijnmatrix. Deze term werd bedacht om duidelijk te maken dat ieder individu een ingebouwde matrix van neuronen vertoont die geactiveerd wordt om uiteindelijk het symptoom pijn te produceren.

25
Q

Wat is de verandering van de pijnmatrix bij centrale sensitisatie en chronische pijn?

A
  • Verhoogde activiteit van de hersengebieden die betrokken zijn bij acute pijn
  • Veranderd patroon van hersengebieden die actief zijn bij de verwerking van de prikkel
  • Verbeterde efficiëntie van de verbindingen tussen de neuronen.
    De uitkomst van deze drie veranderingen in de pijnmatrix is dat ook potentieel niet-gevaarlijke boodschappen als gevaarlijk worden geïnterpreteerd en dat nociceptieve prikkels veel langer en intensievere pijnsensaties genereren.
26
Q

Welke veranderingen vinden plaats op de plasticiteit van het CZS bij chronische pijn?

A
  • Centrale sensitisatie
  • Verhoogde prikkel-responsrelatie van de neuronen in de dorsale hoorn
  • Verminderd functioneren van de descenderende nociceptief-inhiberende banen
  • Versterkte werking van de nociceptief-faciliterende banen
27
Q

Welke veranderingen vinden plaats op de verandering van de pijnmatrix van het CZS bij chronische pijn?

A
  • Verhoogde activiteit van de hersengebieden die betrokken zijn bij acute pijn
  • Veranderd patroon van hersengebieden die actief zijn bij de verwerking van de prikkel
  • Verbeterde efficiëntie van de verbindingen tussen de neuronen
  • Wind-up: vergrote hoeveelheid substance P in het cerebrospinale vocht.