Armklachten Flashcards

1
Q

Wat zijn de symptomen van GH instabiliteit?

A
  • Pijn
  • Onzeker gevoel
  • Vermoeidheid in de schouder
  • Voelbare verschuivingen
  • Impingement symptomen
  • Uitstraling
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Waaruit bestaat de Stanmore classificatie voor glenohumerale instabiliteit?

A

Polar type 1 t/m polar type 3.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat betekend Polar type 1 van Stanmore classificatie

A
Traumatisch structureel.
Klassieke sportblessure
Significant trauma
Unilateraal
Relatief normale spieractiviteit 
Vaak met Bankartlaesie (bot/labrum) en/of Hill-Sachs laesie

(bij een Bankartleasie is het onderste gedeelte van de kraakbeenring beschadigd en baak losgelaten van de kom).
(Een Hill-Sachs laesie ontstaat door het krachtig stoten van de humeruskop tegen de voorste rand onderaan de cavitas glenoidale

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat betekend Polar type 2 van Stanmore classificatie

A
Atraumatisch structureel
Geen trauma
Schade aan structuren gewrichtspartners
Kapseldysfunctie
Soms bilateraal
Relatief normale spieractiviteit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat betekend Polar type 3 van Stanmore classificatie

A
Habitueel niet-structureel
Geen trauma
Geen schade aan structuur gewrichtspartners
Kapseldysfunctie
Vaak bilateraal
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Zenuwletsel bij GH-luxatie. Bij 48%van alle 1ste GH luxaties ontstaat zenuwletsel. Welke zenuwen?

A
42% n. axillaire
14% n. suprascapularis
12% n.musculocutaneus
8% n.ulnaris
7% n. radialis
4% n. medianus
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is het advies van het CBO richtlijn acute primaire schouderluxatie?

A

Goede neurologische evaluatie, vooral m. deltoideus

Prognose is gunstig en vaak is afwachtend beleid geadviseerd in combinatie met doorverwijzing HA.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat zijn synoniemen voor een tenniselleboog?

A

laterale epicondylitis en laterale epicondyalgia

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat zijn de epidemiologische gevens van een laterale epicondylitis/ laterale epicondyalgia

A
  • Incidentie 5-7 / 1000 (HA)
  • Prevalentie 7/1000 (HA)
  • 90% is lateraal (tennis) en 10% is mediaal (golf)
  • Vrouw = man
  • Risicoleeftijd 40-50 jaar
  • Meestal dominante arm
  • > 50% gaat niet naar de HA
  • 20-40% wordt doorverwezen naar de FT.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is de etiologie van laterale epicondylitis/ laterale epicondyalgia

A

De exacte oorzaak is niet bekend, maar het is een overbelasting van de etensuren/supinatoren (vooral extensor carpi radialis brevis) waardoor tendinose optreed. Vaak is het werk gerelateerd, zoals te zware gereedschap, werkhandelingen of repeterende bewegingen. Het kan ook door tennis komen, dan komt het vaak door: foute techniek, verlengde speeltijd, speelfrequentie, omvang handvar racket en gewicht racket. Bij en laterale epicondylitis/ laterale epicondyalgia is 56% van de tijd ook sprake van nekklachten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is de driedeling van de tenniselleboog?

A
  • Lokaal persprobleem
  • Verandering in pijnsysteem
  • motorische beperkingen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Leg peescontinuum volgens Cook uit

A
  1. Reactive tendinopathy = proliferatiefase
  2. Tendon dysrepair = fase met vertraagd herstel, waarbij de peesmatrix afgebroken wordt.
  3. Bij vroege tendon dysrepair komt er meer water in de pees (meer PG’s) en vind nog geen echte verandering plaats in de matrix.
  4. Bij late tendon dysrepair vind er echt verandering in de matrix plaats.
  5. Indien er te hoge belasting / overbelasting en individuele factoren er bij komen ontstaan er degeneratieve tendinopathy.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Leg de interventies volgens Coombes (2009) uit

A
  • Beperkt effect manuele therapie op pijn en functie. Werking door descenderde pijninhiberende mechanismen van manipulaties.
  • Sterk bewijs voor effect oefentherapie
  • Isometrische / isotonische oefeningen
  • Functionele oefentaken
  • Motor learning techniektraining
  • Weinig bewijs excentrisch trainen
  • Multimodale behandeling
    gewenst.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly