Weefselbeschadiging Flashcards

1
Q

Bij verwonding moet de homeostase hersteld worden. Er zijn 2 processen die hiervoor zorgen

A
  • ontsteking

- regeneratie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

ontstekingsreactie is

A

Reactie van het weefsel als gevolg van weefselbeschadiging, heeft als doel om het beschadigend agens te bestrijden en het weefsel te herstellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat gebeurt er bij een ontsteking

A
  • beschadigde cellen, weefselonderdelen en gevaarlijke micro- organismen worden opgeruimd
  • gebied met verwonding/ infectie wordt geïsoleerd van naburig, gezond weefsel
  • onafhankelijk van oorzaak en plaats -> steeds dezelfde principes van verdedigingsmechanismen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

oorzaak van ontsteking

A

infectie
trauma
extreme hitte
chemische stoffen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

infectie met

A
  • virus
  • bacterie
  • schimmel
  • parasiet
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

symptomen ontsteking

A
  • Rubor (roodheid)
  • Calor (warmte)
  • Dolor (pijn)
  • Tumor (zwelling)
  • Functio laesa (gestoorde functie)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

3 belangrijke processen bij ontsteking

A
  • vasodilatatie: vaatverwijding van kleine bloedvaatjes uit beschadigde gebied -> stijging bloeddoorstroming
  • stijging vasculaire permeabiliteit: plasma kan weglekken naar beschadigde gebied
  • migratie van fagocyten: vnl. neutrofielen uit bloed naar beschadigde gebied
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Oorzaak rubor

A

door vasodilatatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

oorzaak calor

A

door vasodilatatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

oorzaak dolor

A

door oedeem druk op pijnneuronen

door stoffen die bij ontsteking vrijkomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

oorzaak tumor

A

door stijging permeabiliteit bij oedeem

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

oorzaak functio laesa

A

door oedeem wordt bewegingsvrijheid van spieren/gewrichten beperkt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Waardoor wordt de ontstekingsreactie geactiveerd

A

geactiveerd door mestcellen, prikkels gaan cellen doden, vezels beschadigen of weefsels verwonden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

wat doen mestcellen

A

deze geven histamine en heparine af -> zorgt voor vasodilatatie en stijging permeabiliteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

wat versnelt de verwijding van afvalstoffen en gifstoffen

A

voedingstoffen, O2, fagocyten en stollingsEW die worden aangevoerd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is een typische ontstekingsreactie

A

is een acute ontstekingsreactie

17
Q

acute ontsteking

A
  • treedt binnen enkele sec/min op

- is van korte duur

18
Q

wanneer stopt een acute ontsteking

A
  • wanneer het ontstekingsuitlokkende agens verdwenen is en de ontstekingsmediatoren verdwenen zijn
  • door anti- inflammatoire mechanismen
19
Q

Chronische ontsteking

A
  • als ontstekingsprikkel blijft duren en ontstekingsmediatoren aanwezig blijven: acute ontsteking -> chronische ontsteking
  • duurt weken/ maanden
  • weefsel destructie door ontsteking komt samen voor met weefselgeneratie
  • geen standaardpatroon van vaatafwijkingen, oedeem en celbewegingen: wel histologische veranderingen in het weefsel
20
Q

oorzaken van chronische ontsteking

A
  • persisterende infecties met micro- organismen
  • langdurige blootstelling aan toxische agentia
  • auto- immuunziekten
21
Q

SIRS

A

systemic inflammatory response syndrome

= systemische ontstekingsreactie als gevolg van infectie

22
Q

symptomen van SIRS

A

2 of meer symptomen:

  • T < 36° (hypothermie) of > 38° (hyperthermie)
  • hartslag > 90/ min
  • Ademhaling > 20/min
  • leukocytose, leukopenie of > 10% neutrofielen
23
Q

regeneratie

A

beschadigde weefsels worden vervangen of hersteld in de 2e fase

24
Q

fibroblasten

A

cellen die bindweefsel produceren

25
Q

hoe ontstaat fibreus- of littekenweefsel

A

fibroblasten vormen dicht netwerk van collagene vezels

26
Q

regeneratie van het weefsel is afh van

A

de bouw van het weefsel

27
Q

welk weefsel heeft goede regeneratie

A
  • epitheel
  • bindweefsel
  • glad spierweefsel
28
Q

welk weefsel heeft slechte regeneratie

A

zenuwweefsel