W2: Naturalisme vs Interpretativisme Flashcards
Naturalisme:
- Modelleert sociale wetenschap naar natuurwetenschap
- Objectieve feiten zijn ‘out there’
- Kernvraag: Hoe kunnen we de sociale werkelijkheid zo objectief mogelijk kennen?
- Ambitie: Het formuleren van causale wetmatigheden
Interpretativisme:
- Sociale wetenschap is fundamenteel anders dan natuurwetenschap (objecten zijn subjecten)
- Werkelijkheid wordt geconstrueerd door mensen
- Kernvraag: Hoe kunnen we de subjectieve betekenis die mensen geven kennen?
- Ambitie/doel: Het begrijpen van sociale betekenissen
Realistische constructvaliditeit:
een valide construct is dat wat meet wat het behoort/zegt te meten
Anti-realistische (instrumentalistische) constructvaliditeit:
Een valide construct is één die voorgaande observaties versimpeld en systematiseert en accurate voorspellingen over de toekomst toestaat, ongeacht de ‘realiteit’ van constructen.
Ideaaltypen (Weber):
Abstracte ‘perfecte’ benadering van gedrag, motivaties en betekenissen, om te contrasteren. Deze types beschrijven de bepalende kenmerken, maar negeren de kenmerken die per persoon verschillen.
Weber: sociale realiteit kunnen we nooit echt waarnemen, maar kunnen wel abstraheren. Creëren van ideaaltypen -> verstehen, interpretatie van wat er in de wereld gebeurt.
Verstehen:
het proberen te vatten van de eigen betekenis/begrip van subjecten
Schutz over verstehen
twee niveaus vereist.
Eerste niveau: ‘Common sense thinking’ -> begrip/theorieën die subjecten/groepen gebruiken om elkaar te begrijpen.
Tweede niveau: sociaalwetenschappelijke modellen van motivaties, gevoelens en betekenissen. Tweede niveau moet consistent zijn met het eerste niveau
Autoriteit:
als geobserveerde het hele verhaal kunnen krijgen van geïnterviewde. Geïnterviewde moet autoriteit hebben. Onderzoeker moet ook autoriteit hebben, recht hebben om de claim te maken.
Authenticiteit:
een ware inkijk in het leven/sociaal fenomeen. Maar: als observeerder heb je invloed op het narratief. Maar ook de geïnterviewde construeert zichzelf. Gaat er ook vanuit dat er een werkelijkheid te achterhalen is
Symmetrie thesis:
onderzoeker is niet in de positie om te stellen: dit is waar of niet waar. Alles vereist verklaring en uitleg van betekenis. Erachter komen hoe logica is gevormd, zowel ‘hier’ als ‘ daar’. Erkennen dat er verschillende logica’s zijn met verschillende contexten, voor iedereen anders.
Asymmetrie thesis:
onjuiste en onlogische opvattingen/feiten vereisen uitleg/verklaring, juiste en logische opvattingen niet. Veronderstelt algemeen geaccepteerde normen/logica
Principle of charity:
interpreteer alsof je subject ‘merendeels kloppende overtuigingen’ heeft
- Het idee dat je in zekere zin ook serieus moet nemen wat mensen zeggen. Niet afdoen als irrationeel/niet logisch zolang het ook nog een bepaalde betekenis kan hebben voor de mensen waar het om gaat
- Kunnen verhouden tot wat zinvol is voor die respondent, een soort gedeelde taal
- Vergelijkbare criteria voor wat juist redeneren betekent
- Als respondent heb je een bepaalde logica van redeneren, als onderzoeker kan je die volgen/begrijpen
- Als wij niet dezelfde logica hebben, is er geen gedeelde taal om te praten over sociaal fenomeen. (En kan je dus beter niet onderzoek doen)
- Geïnterviewde goed leren kennen zodat je langzaamaan dezelfde ‘taal’ gaat spreken