Vrije Tijd Flashcards
1
Q
Horse
A
Het paard , de paarden
2
Q
Animal
A
Het hier , de dieren
3
Q
Dog
A
De hond , de honden
4
Q
Cat
A
De kat , de katten
5
Q
Farm
A
Dw boerderij , de boerderijen
6
Q
Cow
A
De koe , de koeien
7
Q
To live
A
Leef , leeft , leven
8
Q
Lost
A
Kwijt
9
Q
Everywhere
A
Overal
10
Q
Fat
A
Dik
11
Q
Pig
A
Het varken , de varkens
12
Q
Sheep
A
Het schaap , de schapen
13
Q
To play , to exercise
A
Sport , sporten
14
Q
To play football
A
Voetballen , voetbalt , voetbal
15
Q
Lady
A
De dame de dames
16
Q
Gentleman
A
De heer , de heren
17
Q
Team
A
Het team, de teams
18
Q
Club
A
De club , de clubs
19
Q
To play
A
Speel , speelt , spelen
20
Q
Everybody
A
Iedereen
21
Q
Information
A
Informatie
22
Q
To train
A
Train , traint , trainen
23
Q
Since
A
Vanaf
24
Q
Match , game
A
De wedstrijd
25
Ball
De ball , de ballen
26
To move
Bewegen , beweeg, beweegt
27
To dance
Dansen , danst , dans
28
Healthy
Gezond , gezonde
29
Hobby
De hobby , de hobby’s
30
To love
Houden van , houdt van , houd van
31
Music
De muziek
32
To draw
Tekenen , tekent , teken
33
To tell
Vertellen , vertelt , vertel
34
Friend
De vriend , de vrienden
35
Again
Weer
36
To swim
Zwemmen, zwemt , zwem
37
Form
Her formulier, de formulieren
38
To full in
Invullen, vul in ,vult in , vullen in
39
Address
Het adres, de adressen
40
Number
Het nummer, de nummers
41
Zipcode
Het postcode
42
Phone
De telefoon
43
e - mail address
Het e mail adres
44
Therefore
Daarom
45
Course class
Cursus
46
To start
Starten , start
47
To register , sign up
Inschrijven, schrijf in , schrijft in , schrijven in
48
Date of birth
Geboortedatum
49
Tent
De tent , de tenten
50
Flower
De bloem , de bloemen
51
To ride a bicycle
Fietsen (. Fiets, fietst , fietsen )
52
Greeting
Grotjes
53
Each
Ieder, iedere
54
Nature
De natuur
55
Go on holiday
op vakantie gaan ( ga op vakantie ..)
56
To walk
Wandelen ( wandel , wandelt, wandelen)
57
Weather
Het weer
58
Swimming pool
Het zwembad, de zwembaden
59
Bird
De vogel , de vogels
60
Girlfriend
De vrienden
61
Film
De film
62
To clean
Schoonmaken
63
To chat , to gossip
Kletsen ( klets , kletst , kletsen )
64
Café
Het café
65
Beer
Het bier
66
Each other
Elkaar
67
Yes
Jawel
68
Sometimes
Weleens
69
Indeed
Inderdaad
70
Lots of fun
Veel plezier
71
To feel like
Heb zin in ( zin hebben in )
72
To repeat
Herhalen
73
Again
Nog een keer
74
Slow
Langzaam
75
To her , to understand
Versta ( verstaan)
76
To explain
Uitleggen
77
To mean
Bedoel, bedoelt, bedoelen