Sentence Flashcards
1
Q
Can you help me ?
Yes of course
A
Kunt u mij helpen ?
Ja , natuurlijk!
2
Q
Since when are you sick ?
A
Sinds wanneer ben je ziek ?
3
Q
Get well soon
A
Beterschap
4
Q
You send a message to house
A
Je stuurt een bericht naar huis
5
Q
I have a lesson from 10am to 12 pm
A
Ik heb les van 10.00 uur tot 12.00 uur.
6
Q
What can ı do for you ?
A
Wat kan ik voor u / je doen ?