Vragen tentamens Flashcards

1
Q

Door het zuigen van de neonaat aan de tepel wordt de (neurohypose/adenohypofyse) aangezet tot de productie van oxytocine welke leidt tot (het vrijkomen van melk uit de borst/de productie van melk in de borst)

A

neurohypofyse, vrijkomen van melk uit de borst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Casus
Een 28-jarige G2P1, 20 weken zwanger, heeft net een 20-weken echo (SEO) gehad. Er werden geen aanwijzingen voor structurele afwijkingen
gezien. De cervixlengte was 18 mm.
Vraag
Wat is nu het meest aangewezen beleid?
Kies: een cervixlengtemeting herhalen over 2 weken, start progesteron, een fibronectinetest afnemen, een cerclage aanleggen

A

start progesteron

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is d esensitiviteit voor de NIPT test?

A

97%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Casus
Bij een 36-jarige G1P0, zwangerschapsduur 22 weken, is sprake van een asymmetrische groeivertraging. De zwangerschap is tot op heden
ongecompliceerd verlopen. Er wordt Doppleronderzoek van de a. uterina verricht.
Vraag
Welke uitslag van het Doppleronderzoek verwacht u?
Een (verlaagde/verhoogde) pulsatility index van de arteria uterina in (af/aanwezigheid) van notching

A

verhoogde, aanwezigheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Dyspnoe is een veel voorkomende klacht in de zwangerschap en wordt vooral veroorzaakt door een (verlaagde/verhoogde) (PaO2/PaCO2)

A

Verlaagde PaCO2

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Casus
Een 36-jarige G2P1, 34 weken zwanger, wordt gepresenteerd op de SEH vanwege dyspnoe. Er zijn geen andere klachten. Patiënte heeft een
blanco voorgeschiedenis.
Vraag
Wat is nu het meest aangewezen onderzoek om een diagnose te kunnen stellen?
Kies uit: D-dimeer bepalen, X-thorax, CT-angio, ventilatie/perfusie scan

A

CT-angio

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Het proces van ‘remodelling’ is klaar bij een zwangerschapsduur van (12/16/20) weken en kan indirect gemeten worden met echoscopie door het
bepalen van de weerstand in de arteria (cerebri media/uterina/umbilicalis) .

A

20, arteria uterina

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welke van de onderstaande beweringen ten aanzien van het vouwen van het embryo is juist?
Het vouwen…
geeft aanleiding tot de ontwikkeling van het cardiovasculaire systeem.
vormt het begin van de aanleg van de extremiteiten.
leidt ertoe dat de dooierzak wordt opgenomen in het embryo.
geeft aanleiding tot het vormen van de chorionholte.

A

leidt ertoe dat de dooierzak wordt opgenomen in het embryo.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Welke proces met betrekking tot de vorm van het embryo vindt in de 3e week van de ontwikkeling plaats?
het embryo komt te bestaan uit een embryoblast en trofoblast
er ontstaat een drielagige kiemschijf
de aanleg van de somieten wordt begonnen
er ontwikkelt zich een chorionholte

A

er ontstaat een drielagige kiemschijf

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Casus
Een 36-jarige patiënte komt naar de eerste hulp vanwege koorts en acuut ontstane buikpijn. Ze braakt daarbij. In het lab zijn de
infectieparameters verhoogd. U vermoedt een peritonitis.
Vraag
Welke bevindingen bij het onderzoek van de buik zullen dit vermoeden bevestigen?
Bij auscultatie is (verzwakte/levendige) peristaltiek hoorbaar en tevens is er sprake van (buikwandpijn/percussiepijn)

A

Verzwakte, percussiepijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Casus
Bij een 34-jarige vrouw met kinderwens wordt een diagnostische laparoscopie verricht in verband met acute hevige buikpijn klachten, meest
waarschijnlijk op basis van een torsie van het linker adnex.
Vraag
Welke preoperatieve bevinding ondersteunt deze diagnose het meest?
A verhoogd CRP en leucocyten aantal
B koorts > 39 graad Celsius met koude rillingen
C peritoneale prikkeling bij onderzoek van de buik
D opstootpijn naar rechts

A

C peritoneale prikkeling bij onderzoek van de buik

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Vrouwen met PCOS en overgewicht zijn minder vruchtbaar en wordt geadviseerd af te vallen.
Bij hoeveel procent gewichtsreductie ontstaat vaak toch een ovulatoire cyclus?
A 5 %
B 10%
C 15%
D 20%

A

A 5 %

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Casus
Meneer en mevrouw K., beiden 26 jaar, bezoeken het spreekuur van de huisarts. Zij hebben een actieve kinderwens maar ondanks dat ze sinds
15 maanden op zwangerschap gerichte coïtus hebben, is het nog niet gelukt om zwanger te raken. De cyclus is regelmatig, 32 dagen. De
anamnese vermeldt, behoudens een doorgemaakte chlamydia infectie bij mevrouw, geen bijzonderheden. De verrichte semenanalyse toont een
klein volume met normaal percentage beweeglijke zaadcellen.
Vraag
Wat is hier het meest aangewezen beleid?
A doorverwijzen naar de gynaecoloog voor verder onderzoek
B bijhouden van een basale temperatuurcurve (BTC)
C expectatief; nog 6 maanden langer zelf proberen zwanger te geraken
D expectatief; over 2-3 maanden de semenanalyse herhalen

A

A doorverwijzen naar de gynaecoloog voor verder onderzoek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Het (LH/progesteron) wordt door de hypofyse (continu/in pulsen) afgegeven waardoor (desensitisatie/hypersensitisatie) wordt voorkomen.

A

LH, in pulsen, desensitisatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Welk peptide hormoon uit de ovaria is verantwoordelijk voor de selectieve onderdrukking van FSH afgifte door de hypofyse?

A

inhibine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q
Welk van de onderstaande stoffen speelt een centrale rol tijdens de corticale reactie in een bevruchte eicel?
A calciumionen
B FSH
C inhibine
D progesteron
A

calciumionen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Patiënte C. is aan het bevallen van haar eerste kind. Bij vaginaal toucher is het hoofd ingedaald tot op de spinae ischiadicae.
Welke stand zal voelbaar zijn bij vaginaal toucher (VT) indien sprake is van een baring in AAV?
A A.A.V
B A.A.Lv
C A.A.Rdw
D A.A.A

A

B A.A.Lv

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Patiente B. is 28 weken zwanger van haar eerste kind en komt op het gynaecologisch spreekuur voor haar zwangerschapscontrole. Bij
uitwendig onderzoek is de fundus uteri palpabel halverwege navel-xiphoïd.
Is de foetale groei passend voor de zwangerschapsduur?
A Nee, er is sprake van een positieve dyscongruentie.
B Nee, er is sprake van een negatieve dyscongruentie.
C Ja, de groei is passend voor de termijn.

A

B Nee, er is sprake van een negatieve dyscongruentie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q
Welke van de onderstaande aandoeningen ontwikkelt zich ten gevolge van een defect van de neurale buis?
A spina bifida
B ectopia cordis
C sirenomelie (“zeemeerminnensyndroom”)
D meckel’s divertikel
A

A spina bifida

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Hoe werkt clomifeen als middel om ovulatie te induceren?
A
Het werkt rechtstreeks op de ovaria en heeft daar een anti-oestrogeen effect.
B
Het remt de negatieve oestrogeenfeedback waardoor de hypofyse meer gonodotrofines afgeeft.
C
Het geeft een hyperandrogene status welke leidt tot een ovulatoire cyclus.
D
Het vermindert de insulineresistentie waardoor de oorspronkelijke ovulatie herstelt.

A

B

Het remt de negatieve oestrogeenfeedback waardoor de hypofyse meer gonodotrofines afgeeft.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Bij een obstructieve azoöspermie is er sprake van een (klein/normaal/groot) testisvolume en een (laag/normaal/hoog) FSH

A

normaal, normaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Casus:
Een 22-jarige vrouw bezoekt poli gynaecologie bij een amenorroeduur van 5 weken. Zij heeft een regelmatige menstruele cyclus van 28 dagen,
waarbij zeer milde buikpijnklachten. Bij lichamelijk onderzoek wordt geen geprikkelde buik vastgesteld. Bij transvaginale echografie wordt een
verdikt endometrium gezien met daarin een kleine cysteuze structuur met een doorsnede van 2 mm. Er is geen ectopic mass of vrij vocht
zichtbaar. Het serum HCG blijkt 900 IU/L.
Vraag
Wat is hier het meest aangewezen beleid?
A
Diagnostische laparoscopie en handelen naar bevinden.
B
Starten van behandeling met Methotrexaat.
C
Serum hCG en transvaginale echo herhalen na 48 uur.
D
Herhalen van de transvaginale echo over 2 weken.

A

C

Serum hCG en transvaginale echo herhalen na 48 uur.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q
Besloten wordt een jonge vrouw, onder de diagnose adnexitis, te behandelen met intraveneuze antibiotica. De kweekuitslag laat nog 48 uur op
zich wachten.
Welke combinatie van (2 typen) antibiotica verdient nu de voorkeur? (2)
Kies er twee.
A
Erythromycine
B
Metronidazol
C
Amoxycilline
D
Gentamycine
E
Levofloxacine
F
Amoxicilline met Clavulaanzuur
A

Metronidazol, Levofloxacine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Casus
Een 23-jarige vrouw komt bij haar huisarts. Ze is al drie weken over tijd. Zij geeft aan niet zwanger te willen zijn en ze wil de zwangerschap
afbreken. Haar huisarts heeft echter ernstige gewetensbezwaren als het om abortus gaat.
Vraag
Wat moet de huisarts in dit geval doen?
A
De arts heeft een behandelrelatie met haar, en daarom ook een behandelplicht. Hij moet haar dus helpen en zijn bezwaren voor zich houden.
B
De arts moet meedelen dat hij gewetensbezwaren heeft en haar niet hoeft te helpen. Hij is echter wel verplicht haar door te verwijzen naar een
andere zorgverlener die haar verder kan helpen.
C
De arts moet meedelen dat hij gewetensbezwaren heeft en haar niet hoeft te helpen. Hij hoeft haar ook niet door te verwijzen naar een andere
zorgverlener die haar verder kan helpen.
D
De arts moet meedelen dat hij gewetensbezwaren heeft en haar niet hoeft te helpen. In dat geval is hij tevens verplicht de voortzetting van de
behandelrelatie met haar te bespreken.

A

C
De arts moet meedelen dat hij gewetensbezwaren heeft en haar niet hoeft te helpen. Hij hoeft haar ook niet door te verwijzen naar een andere
zorgverlener die haar verder kan helpen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

De bekkeningang (pelvic inlet) wordt gevormd door:
A
os pubis, de linae arcuatae van het ilium en het sacrale promontorium
B
os pubis, ligg. sacrotuberales en het meest distale deel van het os coccygis
C
symphisis pubica, ligg. inguinales, cristae iliaca en het sacrale promontorium
D
ramus ossis ischii, ramus inferior ossis pubis en symphisis pubica

A

A

os pubis, de linae arcuatae van het ilium en het sacrale promontorium

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Lees de onderstaande beweringen betreffende de anatomie van de bekkenbodem.
Welke twee beweringen zijn juist? (2)
A
Het corpus perineale (perineal body) is essentieel voor de stevigheid van de bekkenbodem.
B
Het volwassen os coxae bestaat uit twee gefuseerde botten: os ischium en os pubis.
C
De m. puborectalis speelt een belangrijke rol in de fecale continentie.
D
In het sacroiliacale gewricht is in het geheel geen beweging mogelijk.

A

A
Het corpus perineale (perineal body) is essentieel voor de stevigheid van de bekkenbodem.

C
De m. puborectalis speelt een belangrijke rol in de fecale continentie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q
Casus
De huisarts ziet op het spreekuur een 45-jarige man met krampende pijn in de bovenbuik. De pijn is vannacht begonnen. Hij is misselijk en heeft
gebraakt. Ook heeft hij koorts en diarree. Bij lichamelijk onderzoek is sprake van een levendige peristaltiek, drukpijn diffuus over de buik, maar
geen loslaatpijn.
Vraag
Wat is hier de meest waarschijnlijke diagnose?
A
cholecystitis
B
gastroenteritis
C
prikkelbare darmsyndroom
D
ulcus pepticum
E
urolithiasis
A

B

gastroenteritis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

mond, darmkanaal en cloaca : Endoderm, mesoderm of ectoderm?

A

endoderm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

botten, spieren en peritoneum: Endoderm, mesoderm of ectoderm?

A

Mesoderm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Huid en zenuwstelsel: Endoderm, mesoderm of ectoderm?

A

huid en zenuwstelsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

In de eerste weken na conceptie ontwikkelen zich binnen het embryo verschillende holtes.
Kies het antwoord waarin de ontwikkelingen op chronologische volgorde zijn benoemd:
A
blastocystholte (blastocoel), dooierzak, amnionholte, chorionholte
B
dooierzak, blastocystholte (blastocoel), amnionholte, chorionholte
C
blastocystholte (blastocoel), dooierzak, chorionholte, amnionholte
D
dooierzak, blastocystholte (blastocoel), chorionholte, amnionholte

A
A
blastocystholte (blastocoel), dooierzak, amnionholte, chorionholte
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Wat wordt verstaan onder het proces dat we neurulatie noemen?
A
de aanleg van het perifere zenuwstelsel in de extremiteiten
B
het ontwikkelen van de vier hersenkwabben en het ventrikelsysteem
C
het vouwen en ontstaan van de neurale buis uit de neurale plaat
D
de aanleg van hersenzenuwen en spinale zenuwen

A

C

het vouwen en ontstaan van de neurale buis uit de neurale plaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Cotyledonen maken onderdeel uit van het (foetale/maternale) deel van de placenta en worden gevormd door ingroei van de (decidua basalis/capsularis/parietalis) in de
intervilleuze ruimte.

A

foetale, basalis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q
Casus
Een 36-jarige G2P1, heden 34 weken zwanger, wordt gepresenteerd op de Spoedeisende hulp vanwege een pijnlijk dik been. De echo duplex van de
v. poplitea en de v. femoralis is niet afwijkend.
Vraag
Wat is nu het meest aangewezen beleid?
A
bepalen van D-dimeer in het bloed
B
maken van een x-thorax
C
echo duplex herhalen over 3 dagen
D
expectatief beleid
A

C

echo duplex herhalen over 3 dagen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

In de zwangerschap is er een afname van het aantal (trombocyten/leucocyten) ten gevolge van (hypersplenisme/hyposplenisme)

A

trombocyten, hypersplenisme

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q
Casus
Een 24-jarige G2P1, nu 33 weken zwanger, presenteert zich op de Verloskamers met bloedverlies. Mevrouw heeft voor haar zwangerschap nog
geen controles ondergaan. De verpleegkundige luistert als eerste naar de foetale hartactie. Deze is 140 slagen per minuut.
Vraag
Welk onderzoek is nu het meest aangewezen?
A
echoscopie
B
vaginaal toucher
C
Hb bepalen
D
speculumonderzoek
A

A

echoscopie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

Casus
Bij een 36-jarige G1P0, zwangerschapsduur 33 weken, is sprake van een asymmetrische groeivertraging. De zwangerschap is tot op heden
ongecompliceerd verlopen. Er is geen 20-wekenecho verricht. De bloedruk is tot op heden normotensief.
Vraag
Welk aanvullend onderzoek is nu het meest geïndiceerd?
A
Geavanceerd Ultrageluid Onderzoek (GUO)
B
bepaling aanwezigheid van antistoffen tegen cytomegalie
C
vruchtwaterpunctie
D
NIPT
E
Doppleronderzoek

A

E

Doppleronderzoek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q
De sensitiviteit van de niet-invasieve prenatale test (NIPT) voor trisomie 18 is:
A
70%
B
87%
C
90%
D
97%
A

C

90%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

Casus
Patiente B. is 16 weken zwanger van haar tweede kind en komt op het gynaecologisch spreekuur voor haar zwangerschapscontrole. Bij
uitwendig onderzoek is de fundus uteri palpabel op navelhoogte.
Vraag
Is de foetale groei passend voor de zwangerschapsduur?
A
Nee, er is sprake van een positieve dyscongruentie.
B
Nee, er is sprake van een negatieve dyscongruentie.
C
Ja, de groei is passend voor de termijn.

A

A

Nee, er is sprake van een positieve dyscongruentie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q
Casus
Een 28-jarige G1P0, nu 19 weken zwanger, heeft net een uitgebreide 20- weken echo gehad. Er werden geen aanwijzingen voor structurele
afwijkingen gezien. De cervixlengte was 20 mm.
Vraag
Wat is hier het meest aangewezen beleid?
A
een cervixlengtemeting herhalen over twee weken
B
start progesteron
C
een fibronectinetest afnemen
D
een cerclage aanleggen
A

B

start progesteron

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
41
Q
Casus
Een 22-jarige patiënte, zwanger van haar eerste kind, heeft een verzoek tot pijnstilling en wordt overgedragen aan de gynaecoloog. Bij 5 cm
ontsluiting wordt een epiduraal geplaatst. Zij ontwikkelt tevens koorts. Op het CTG ontstaan deceleraties.
Vraag
Wat is nu het meest aangewezen beleid?
A
het toedienen van een tocolyticum
B
het toedienen van ephedrine
C
het verrichten van een keizersnede
A

B

het toedienen van ephedrine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
42
Q
Casus
Een 34-jarige P1 is 8 dagen geleden bevallen van een gezonde zoon. Zij heeft hoge koorts en voelt zich ziek. Ze kan nog maar nauwelijks
borstvoeding geven omdat haar borst zo pijnlijk is. U onderzoekt patiënte en zet een bloedkweek in.
Vraag
Welk micro-organisme verwacht u te vinden in de bloedkweek?
A
E. coli
B
S. aureus
C
groep A streptococci
D
Klebsiella
A

B

S. aureus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
43
Q
Casus
Een 32-jarige P1 is een dag geleden bevallen. Zij voelt zich “niet lekker”; ze heeft het warm en ervaart tevens vage buikpijn. Ook heeft ze toename
van vaginaal bloedverlies ten opzichte van gisteren. De verpleegkundige heeft controles gedaan en meet de volgende waarden: pols 100 slagen
per minuut, temperatuur 40,1 °C, ademfrequentie 40 per minuut, bloeddruk 100/60 mmHg.
Vraag
Welke twee gegevens uit de casus zijn het meest alarmerend. (2)
A
temperatuur
B
buikpijn
C
toename van vaginaal bloedverlies
D
ademfrequentie
E
polsslag
F
bloeddruk
A

A

temperatuur, D ademfrequentie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
44
Q

Casus
De kinderarts ziet een jongetje geboren na een zwangerschapsduur van 36 weken, met een laag geboortegewicht van 2180 gram. Moeder heeft
gedurende de zwangerschap ongeveer 10-15 sigaretten gerookt. Het jongetje heeft een kreunende ademhaling en is snel moe tijdens het drinken
aan de borst. De neonaat ziet blauw roze, vertoont lichte tachypneu met intrekkingen sub- en intercostaal. De harttonen worden rechts
waargenomen; links is er geen ademgeruis.
Vraag
Aan welke twee aandoeningen kan worden gedacht? (2)
A
pneumonie
B
wet lung
C
hernia diafragmatica
D
spanningspneumothorax links

A

C
hernia diafragmatica
D
spanningspneumothorax links

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
45
Q

Lees onderstaande beweringen.
Welke bewering is juist?
A
Bij een succesvolle transitie na de geboorte stijgt de pulmonale vaatweerstand en daalt de systemische vaatweerstand.
B
De ductus arteriosus is bij een minderheid van de premature neonaten binnen 1 dag gesloten.
C
Bij een spanningspneumothorax in de rechterlong is de linkerlong over het algemeen slechts matig ontplooid.
D
Hyaliene membraanziekte treedt met name op bij prematuren geboren na een zwangerschapsduur langer dan 32 weken.

A

B

De ductus arteriosus is bij een minderheid van de premature neonaten binnen 1 dag gesloten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
46
Q

Wat zijn de twee belangrijkste oorzaken van kernicterus die na de geboorte kan ontstaan bij een pasgeborene?
A
bloedgroep antagonisme
B
een vertraagde enterohepatische kringloop
C
G6PD-deficientie
D
een hoge concentratie geconjugeerd bilirubine

A

A
bloedgroep antagonisme
C
G6PD-deficientie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
47
Q

Wat is een echo duplex?

A

Echo + doppleronderzoek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
48
Q

Wat is doppleronderzoek?

A

Doppleronderzoek is een bloedvatonderzoek waarbij de bloeddoorstroming en de bloeddruk van de te onderzoeken bloedvaten wordt geregistreerd met behulp van geluidsgolven en een bloeddruk meettoestel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
49
Q

Wat is amniotomie?

A

Breken van de vliezen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
50
Q

Wat doet ephedrine? (2)

A

Efedrine verhoogt de bloeddruk en versnelt de hartslag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
51
Q

Welke bewering aangaande de menstruele cyclus is juist?
A
De kortst mogelijke ovulatoire menstruele cyclus duurt tenminste 25 dagen.
B
Over het algemeen wordt de menstruele cyclus korter bij toenemende leeftijd.
C
De normale duur van de luteale fase bedraagt 9 tot 10 dagen.
D
De folliculaire fase is het minst variabele deel van de menstruele cyclus.

A

B

Over het algemeen wordt de menstruele cyclus korter bij toenemende leeftijd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
52
Q

Casus 1:
Een 32-jarige vrouw heeft een secundaire amenorroe na het stoppen van de pil. Zij wil zwanger worden. Bij analyse blijken de FSH en LH spiegels
in het bloed verhoogd te zijn, terwijl het oestradiolgehalte aan de lage kant is.
Vraag:
Wat is de meest waarschijnlijke oorzaak van de secundaire amenorroe bij deze vrouw?
A
Een GnRH producerende tumor uitgaande van de hypothalamus
B
Een prolactinoom uitgaande van de hypofyse
C
Menopauze praecox
D
Polycysteus ovariumsyndroom

A

C

Menopauze praecox

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
53
Q

Bij een 44-jarige vrouw worden in het bloed een licht verhoogd FSH, hoge LH en hoge oestradiolspiegels vastgesteld.
Welke bewering is juist?
A
Patiënte heeft een LH producerende tumor
B
Patiënte heeft een FSH producerende tumor
C
Patiënte zit in haar menstruele cyclus rond de ovulatie
D
Patiënte is ongeveer 8 weken zwanger

A

C

Patiënte zit in haar menstruele cyclus rond de ovulatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
54
Q

Het bijhouden van een BTC (basale temperatuurcurve) is belangrijk in het fertiliteitsonderzoek.
Welke van de onderstaande stellingen is juist?
A
De temperatuur dient gedurende een cyclus iedere avond gemeten te worden
B
Een temperatuurstijging van 1°C is indicatief voor een ovulatoire cyclus
C
De temperatuur kan zowel rectaal als auriculair gemeten worden
D
Een temperatuurcurve geeft een indicatie van de duur van de luteale fase

A

D

Een temperatuurcurve geeft een indicatie van de duur van de luteale fase

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
55
Q

Een niet-obstructieve azoöspermie wordt meestal veroorzaakt door een gestoorde testisontwikkeling (in de zwangerschap/op kinderleeftijd)

A

in de zwangerschap

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
56
Q

Casus:
Een 29-jarige patiënte komt met acuut ontstane buikpijn op de SEH. Ze is daarbij misselijk en braakt. Ze had twee weken geleden haar
menstruatie. Haar cyclus is regelmatig 28 dagen. Ze heeft een vaste relatie en een actieve kinderwens. Haar voorgeschiedenis vermeldt een
abortus en een sectio (keizersnede). Ook heeft ze in het verleden een chlamydia-infectie doorgemaakt.
Vraag:
Welke diagnose is nu het meest waarschijnlijk?
A
Torsie van het ovarium
B
Adnexitis
C
Miskraam
D
Extra- uteriene graviditeit (EUG)

A

A

Torsie van het ovarium

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
57
Q

Casus:
Een 30-jarige P2 is onder controle van de gynaecoloog vanwege een vergroot ovarium. Patiënte meldt zich op de spoedpoli van de gynaecoloog
vanwege buikpijn. Er is een actieve kinderwens. De eerste dag van de laatste menstruatie is zes weken geleden. De cyclus is onregelmatig
variërend van 5-7 weken. De gynaecoloog vermoedt een bepaalde diagnose.
Vraag:
Welk aanvullend onderzoek is hier aangewezen om de meest waarschijnlijke diagnose te bevestigen?
A
Transvaginale echoscopie
B
Een HCG bepaling in de urine
C
Bloedonderzoek naar infectie
D
Inwendig vaginaal onderzoek

A

B

Een HCG bepaling in de urine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
58
Q

De bekkenuitgang heeft voor-achterwaarts de grootste diameter. Bij de inwendige spildraai beweegt de foetus zodoende met het achterhoofd
naar (lateraal/ventraal)

A

ventraal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
59
Q

Welke bewering is juist met betrekking tot het leveronderzoek?
A
Bij palpatie van de lever is de leverrand het beste te voelen tijdens uitademing
B
Bij levercirrose is de lever meestal vergroot en duidelijk palpabel
C
Opgeheven leverdemping past bij een maagperforatie
D
Een afwijkende levergrens wordt meestal veroorzaakt door een aandoening van de lever

A

C

Opgeheven leverdemping past bij een maagperforatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
60
Q
Casus:
Een 45-jarige vrouw komt op de SEH in verband met zeer hevige buikpijn. Bij navraag blijkt de pijn vooral rechts in de flank gelokaliseerd. Ze heeft
hoge koorts tot 40.5 °C en een pols van 110 slagen per minuut.
Vraag:
Wat is de meest waarschijnlijke diagnose op basis van deze gegevens?
A
acute cholecystitis
B
cholelithiasis
C
pyelonefritis
D
ulcus pepticum
A

C

pyelonefritis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
61
Q
Welke drie structuren ontwikkelen zich hoofdzakelijk uit het mesoderm? (3)
A
darmepitheel
B
dermis
C
lever
D
nieren
E
ogen
F wervelkolom
A

dermis, nieren, wervelkolom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
62
Q

Wat kenmerkt de structuur van een embryo bij de start van de innesteling in het endometrium?
A
Het bestaat uit een embryoblast en trofoblast
B
Er is een drielagige kiemschijf te onderscheiden
C
De aanleg van de somieten wordt begonnen
D
Er heeft zich al een chorionholte ontwikkeld

A

A

Het bestaat uit een embryoblast en trofoblast

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
63
Q

Casus:
Een G2P1, 16 weken zwanger, krijgt een groeiecho omdat zij in de vorige zwangerschap een ernstige hypertensie ontwikkelde. Deze
zwangerschap werd bij 34 weken beëindigd met een keizersnede. Behalve de groei meet de gynaecoloog ook de weerstand in de a. uterina.
Vraag:
Is het meten van de weerstand in de a. uterina bij deze termijn van toegevoegde waarde?
A
Ja, een verhoogde weerstand in de a. uterina bij deze termijn duidt op een verminderde placentatie
B
Ja, na een keizersnede is de kans verhoogd op een afwijkende placentatie: dit kan worden aangetoond door het meten van de weerstand
C
Nee, want een eventuele verhoogde weerstand in de a. uterina is bij deze termijn niet pathologisch
D
Nee, de gynaecoloog moet de weerstand in de a. umbilicalis meten omdat deze voorspellend is voor de mate van succesvolle placentatie

A

C

Nee, want een eventuele verhoogde weerstand in de a. uterina is bij deze termijn niet pathologisch

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
64
Q

In het (1e/2e/3e) trimester is de foetus afhankelijk van maternaal schildklierhormoon.

A

1e

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
65
Q
Casus:
Een 30-jarige zwangere, met een zwangerschapsduur van 24 weken, komt op het spreekuur voor een routine prenatale controle. De verloskundige
verricht een uitwendig onderzoek en palpeert de fundus uteri op 1⁄4 NX (navel-xyphoid).
Vraag:
Ten aanzien van de groei is sprake van:
A
normale groei
B
positieve dyscongruentie
C
negatieve dyscongruentie
A

B

positieve dyscongruentie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
66
Q
Casus:
Een 27- jarige G4P1 is naar de verloskamers gekomen vanwege buikpijn en bloedverlies. De pijn is vanmorgen begonnen tezamen met het
bloedverlies. De zwangerschap is reeds gevorderd tot 34 weken. Het lijkt alsof de baring begonnen is.
Vraag:
Wat is de beste hypothesetoetsende vraag die je nu kunt stellen om een vroeggeboorte waarschijnlijker te maken?
A
Bent u eerder te vroeg bevallen?
B
Voelt u de baby goed bewegen?
C
Heeft u de slijmprop verloren?
D
Hoeveel bloedverlies heeft u?
A

A

Bent u eerder te vroeg bevallen?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
67
Q

Casus:
Een 26-jarige G2P1 is 26 weken zwanger. De controles tot op heden waren ongestoord en vonden plaats in de eerste lijn bij de verloskundige.
Patiënte wordt doorverwezen naar jouw spreekuur vanwege een asymmetrische groeivertraging bij de echo. Jij bent arts in opleiding tot
gynaecoloog. Voor je de patiënt de spreekkamer binnenhaalt bestudeer je nog eens goed de zwangerschapskaart.
Vraag:
In welk gegeven op de zwangerschapskaart ben je het meest geïnteresseerd om de oorzaak van de asymmetrische groeivertraging te
achterhalen?
A
Hypertensieve aandoening in de vorige zwangerschap
B
Verloop van de vorige bevalling
C
Geboortegewicht van het vorige kind
D
Of er een NIPT gedaan is

A

A

Hypertensieve aandoening in de vorige zwangerschap

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
68
Q

Casus:
Een G1P0, zwangerschapsduur 30 weken, heeft een groeiecho gehad vanwege een verdenking intra-uteriene groeivertraging. Bij de 20-weken
echo was de groei op de 40e

percentiel (p40). Bij de huidige echo worden de volgende uitslagen vermeld:

hoofdomtrek p5; buikomtrek p2,3; femurlengte p5. De doppler van de a. umbilicalis is normaal. Er is sprake van een placenta praevia.
Vraag:
Wat is de meest waarschijnlijke oorzaak van de groeivertraging?
A
Hypertensie
B
Placenta-insufficiëntie
C
Foetale infectieziekte
D
Placenta praevia
E
Primipariteit
A

C

Foetale infectieziekte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
69
Q

Een sonomarker is een echoscopische bevinding die vaak (specifiek/aspecifiek) is en ook frequent gezien wordt bij een chromosomaal normale foetus.

A

aspecifiek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
70
Q

Casus:
Een echtpaar bezoekt het spreekuur van de gynaecoloog vanwege aanwijzingen voor een trisomie 18 uit de NIPT. Een eerdere zwangerschap
hebben zij afgebroken bij een zwangerschapsduur van 20 weken vanwege een trisomie 18. Het aanvullend echoscopisch onderzoek toont
structurele afwijkingen passend bij een trisomie 18. Het echtpaar wenst de zwangerschap af te breken.
Vraag:
Welk gegeven mag niet ontbreken in het counselingsgesprek?
A
Een curettage kan in dit geval niet meer worden uitgevoerd
B
Een medicamenteuze afbreking met misoprostol leidt binnen enkele uren tot geboorte van de foetus
C
Misoprostol is niet geregistreerd voor het afbreken van de zwangerschap
D
Een curettage brengt geen extra risico met zich mee voor de lange termijn

A

C

Misoprostol is niet geregistreerd voor het afbreken van de zwangerschap

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
71
Q

Casus:
Een echtpaar bezoekt het spreekuur van de gynaecoloog vanwege een nieuwe zwangerschap. Een eerdere zwangerschap is geëindigd in een
miskraam nadat zij een vlokkentest hadden laten doen vanwege een verdenking op een trisomie 21. De uitslag van de vlokkentest toen toonde
inderdaad een trisomie 21. Deze zwangerschap is nu 12 weken gevorderd. Het echtpaar wil graag onderzoek laten doen naar trisomie 21. Zij
willen echter niet weer het risico lopen op een miskraam.
Vraag:
Wat is in deze situatie de meest aangewezen test om trisomie 21 uit te sluiten?
A
Combinatietest
B
NIPT
C
Vlokkentest
D
Vruchtwaterpunctie

A

B

NIPT

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
72
Q
Bij een aangezichtsligging is het aanwijspunt:
A
het achterhoofd
B
de kin
C
de kruin
D
het voorhoofd
A

B

de kin

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
73
Q

De inwendige spildraai is de draaiing van de foetus om de (frontale/sagittale/verticale) as en treedt onder andere op door flexie van de foetale schedel.

A

verticale

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
74
Q

Wat is waar met betrekking tot misoprostol?
A
Misoprostol is een neuropeptide en zorgt voor uteruscontracties
B
Misoprostol wordt vooral gegeven voor het rijper maken van de baarmoedermond
C
Een belangrijke bijwerking van misoprostol is overstimulatie
D
Misoprostol wordt per infuus toegediend bij een inleiding

A

B

Misoprostol wordt vooral gegeven voor het rijper maken van de baarmoedermond

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
75
Q
In welke situaties moet een vaginaal toucher worden vermeden?
A
Placenta praevia
B
Hoogstaand hoofd
C
Vaginale cerclage
D
Dreigende vroeggeboorte
A

A

Placenta praevia

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
76
Q

De variabiliteit van het foetale hartritme staat onder invloed van het (para)sympatische zenuwstelsel.
Bij een foetus van 37 weken is de activiteit van het (parasympatische/sympatische) zenuwstelsel relatief hoger dan bij een foetus van 42 weken.

A

sympatische

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
77
Q

Casus:
Een G2P1 is in partu en bevalt in het ziekenhuis vanwege meconiumhoudend vruchtwater. Haar vliezen zijn inmiddels 16 uur gebroken. De
ontsluiting vordert traag. Vanwege een niet vorderende ontsluiting kreeg zij oxytocine toegediend. Ook kreeg zij een epiduraal. Een uur na het
starten van epidurale anesthesie en start oxytocine is de contractie frequentie 5 per 10 minuten. Het CTG laat deceleraties zien.
Vraag:
Wat is de meest waarschijnlijke reden voor het ontstaan van de deceleraties?
A
Meconium houdend vruchtwater
B
16 uur gebroken vliezen
C
Epidurale anesthesie
D
Oxytocine

A

D

Oxytocine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
78
Q
Een CTG passend bij langdurende hypoxie heeft een aantal specifieke kenmerken. Noem twee kenmerken. (2)
A
Afgenomen variabiliteit
B
Bradycardie
C
Tachycardie
D
Toegenomen variabiliteit
E
Vroege deceleraties
A

A
Afgenomen variabiliteit en
C
Tachycardie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
79
Q

Welke van de onderstaande vuistregels behoort tot de 10 vuistregels van de WHO/Unicef om een borstvoeding vriendelijke situatie te creëren?
A
Zwangere vrouwen worden voorgelicht over de voordelen en de praktijk van borstvoeding geven wanneer zij voornemens zijn borstvoeding te gaan
geven
B
Moeders worden binnen vier uur na de geboorte van hun kind geholpen met borstvoeding geven
C
Partners wordt geleerd hoe ze een kind aanleggen aan de borst van moeder
D
Moeder en kind mogen dag en nacht bij elkaar op een kamer blijven

A

D

Moeder en kind mogen dag en nacht bij elkaar op een kamer blijven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
80
Q
Casus:
Een 31-jarige P1 is 8 dagen geleden bevallen middels een ongecompliceerde bevalling. De verloskundige is gebeld omdat patiënte toename van
bloedverlies heeft en zich ook niet lekker voelt. De temperatuur is gemeten en meet 38,5 °C.
Vraag:
Wat is de meest waarschijnlijke oorzaak van de koorts op dit moment?
A
Groep A-Streptokokkeninfectie
B
Mastitis
C
Placentarest
D
Trombosebeen
A

C

Placentarest

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
81
Q
Casus:
Een patiënte meldt zich met algehele malaise 2 dagen na een vlotte, vaginale bevalling. Zij heeft tevens koorts en buikpijn. Ze komt alleen. Haar
man zorgt thuis voor hun zieke dochter van twee met een keelontsteking. U vermoedt een bepaalde diagnose.
Vraag:
Welke diagnostische test geeft de meeste informatie om de juiste diagnose te stellen?
A
Kweek op Groep A-streptokokkeninfectie
B
Urinekweek
C
Infectieparameters bepalen in het bloed
D
Echo abdomen
A

A

Kweek op Groep A-streptokokkeninfectie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
82
Q
Casus:
Een neonaat van 4 uur oud is geboren na een inleiding vanwege langdurig gebroken vliezen. Het valt de verpleegkundige op dat de neonaat bleke
acra, een kreunende ademhaling heeft en neusvleugelt. De temperatuur meet 35,7 °C, bij een ademfrequentie van 40 per minuut.
Vraag:
Wat zijn in deze casus de drie symptomen die het meest alarmerend zijn? (3)
A
ademfrequentie van 40 per minuut
B
bleke acra
C
kreunen
D
neusvleugelen
E
temperatuur van 35,7 °C
A
C
kreunen
D
neusvleugelen
E
temperatuur van 35,7 °C
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
83
Q

Casus:
Een à term geboren zuigeling van 10 dagen oud blijft geel zien. Hij krijgt borstvoeding en hij meldt zich netjes voor elke voeding. Wel valt op dat zijn
ontlasting sinds 2 dagen ontkleurd is en hij ondanks goed drinken donkere urine heeft. Bij lichamelijk onderzoek zijn behoudens zijn gele huidskleur
geen andere bijzonderheden waarneembaar. De huisarts vertrouwt het niet en stuurt hem in voor nadere diagnostiek en eventuele behandeling.
Vraag:
Wat is de meest waarschijnlijke diagnose?
A
Galgangatresie
B
ABO antagonisme
C
Icterus prolongatus bij borstvoeding
D
Galactosemie

A

A

Galgangatresie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
84
Q
Casus:
Een vier dagen oude neonaat, geboren bij een zwangerschapsduur van 35 weken, laat op de monitor herhaalde bradycardieën en apnoes zien. Bij
lichamelijk onderzoek wordt een hartruis gehoord.
Vraag:
Wat is hier de meest waarschijnlijke diagnose?
A
Persisterende pulmonale hypertensie
B
Gesloten foramen ovale
C
Persisterende ductus arteriosus
D
Hyaliene membraanziekte
A

A

Persisterende pulmonale hypertensie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
85
Q

Casus:
Een 26-jarige G1P0 is bij de gynaecoloog onder controle vanwege een zwangerschapsdiabetes met insuline gebruik. Bij een zwangerschapsduur
van 33 weken breken haar vliezen. Er is helder vruchtwater. Zij bevalt 5 uur later spontaan van een zoon van 2600 gram met een goede start. Na
15 minuten toont hij een matige tachypneu en dyspneu, intercostale intrekkingen en kreunt aanhoudend. Hij heeft een blauwe kleur rondom de
mond met een roze kleur van de ledematen.
Vraag:
Wat is de meest waarschijnlijke diagnose?
A
Meconium aspiratie
B
Wet lung
C
Hyaliene membraanziekte
D
Pneumonie

A

C

Hyaliene membraanziekte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
86
Q

Geconjugeerd bilirubine is vet oplosbaar en wordt in het bloed (vrij/aan albumine gebonden) getransporteerd.

A

aan albumine gebonden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
87
Q

Casus:
De kinderarts wordt door de verloskundige in consult gevraagd bij een neonaat van 10 dagen oud vanwege zijn gele kleur. De moeder was onder
controle bij de gynaecoloog vanwege een hyperthyreoïdie. De bevalling verliep ongecompliceerd. De kinderarts constateert dat er sprake is van
een ongeconjugeerde hyperbilirubinemie. De moeder geeft borstvoeding.
Vraag:
Wat is hier de meest waarschijnlijke oorzaak van de icterus?
A
AO-antagonisme
B
Borstvoedingsicterus
C
Galgangatresie
D
Hyperthyreoïdie

A

B

Borstvoedingsicterus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
88
Q

Casus:
Een 29-jarige patiënte heeft een secundaire amenorroe na het stoppen van de pil. Zij was ooit aan de pil begonnen, omdat er vanaf de menarche
eigenlijk nooit een regulaire cyclus is geweest. Ook had zij last had van forse acne. Bij bloedonderzoek blijkt de FSH-spiegel en oestradiol- spiegel
normaal. De LH-spiegel is licht verhoogd.
Vraag:
Welke diagnose is het meest waarschijnlijk?
A
Syndroom van Kallmann
B
Cyclusstoornis ten gevolge van langdurig pilgebruik
C
Polycysteus ovariumsyndroom
D
Menopauze praecox

A

C

Polycysteus ovariumsyndroom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
89
Q

Casus:
Bij een 17-jarige patiënte met een primaire amenorroe worden lage FSH-, LH-, en Oestradiolspiegels gevonden in het bloed. De secundaire

geslachtskenmerken zoals mammaontwikkeling en schaambeharing zijn nauwelijks aanwezig (Stadium I volgens Tanner). Bij een GnRH-
stimulatietest, waarbij GnRH intraveneus wordt ingespoten, stijgen de FSH- en LH-spiegels fors.

Vraag:
In welk orgaan ligt hoogstwaarschijnlijk de stoornis?
A
Hypothalamus
B
Ovarium
C
Hypofyse
D
Uterus
A

A

Hypothalamus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
90
Q

Een obstructieve azoöspermie is meestal (verworven/aangeboren) en wordt hormonaal gekenmerkt door een normaal FSH.

A

verworven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
91
Q

Casus:
Een 16-jarig meisje wordt gepresenteerd op de eerste hulp met buikpijn. De buikpijn is continu aanwezig. Ze heeft geen koorts. Bij lichamelijk
onderzoek vindt u een bolle, gespannen buik met drukpijn onder in de buik. Inwendig onderzoek is pijnlijk vooral bij het opdrukken van de
baarmoedermond. Ze is reeds 1 jaar seksueel actief en gebruikt orale anticonceptie nadat ze vorig jaar ongewenst zwanger was. Zij heeft toen
een abortus laten doen. U denkt aan een adnexitis.
Vraag:
Welk symptoom bij lichamelijk onderzoek maakt de diagnose adnexitis het meest waarschijnlijk?
A
Opstootpijn bij inwendig onderzoek
B
Drukpijn onderin de buik
C
Bolle buik
D
Gespannen buik

A

A

Opstootpijn bij inwendig onderzoek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
92
Q

Casus:
Een 39-jarige patiënte heeft in de avond buikpijn gekregen welke toeneemt gedurende de nacht. De pijn is linksonder gelokaliseerd. Ze wordt door
verwezen naar de SEH alwaar een pols van 100 slagen per minuut wordt gemeten, een bloeddruk van 120/80 en een temperatuur van 38.5 °C. De
laatste weken had zij last van obstipatie. Verder is zij altijd gezond geweest.
Vraag:
Wat is hier de meest waarschijnlijke diagnose?
A
Appendicitis
B
Diverticulitis
C
Cystitis
D
Cholecystitis

A

B

Diverticulitis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
93
Q

Welke stelling betreffende de vasculaire structuren (bloedvaten) in de navelstreng is juist?
A
De navelstreng bevat 1 a. umbilicalis en 1 v. umbilicalis
B
De navelstreng bevat 2 aa. umbilicales en 1 v. umbilicalis
C
De navelstreng bevat 1 a. umbilicalis en 2 vv. umbilicales
D
De navelstreng bevat 2 aa. umbilicales en 2 vv. umbilicales

A

B

De navelstreng bevat 2 aa. umbilicales en 1 v. umbilicalis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
94
Q
Welke bevinding bij lichamelijk onderzoek is het meest ondersteunend voor de diagnose peritoneale prikkeling?
A
Percussiepijn
B
Levendige peristaltiek
C
Leverdemping
D
Bolle buik
A

A

Percussiepijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
95
Q

Welke bewering met betrekking tot de dooierzak is juist?
De dooierzak:
A
biedt bescherming en is een voorloper van het zenuwstelsel
B
bevat voedingsstoffen en draagt bij aan de vorming van het maag-darmstelsel
C
bevat vroege stamcellen en omvat uiteindelijk de amnionholte door ruimtelijke veranderingen
D
produceert vruchtwater en ontwikkelt zich tot de placenta

A

B

bevat voedingsstoffen en draagt bij aan de vorming van het maag-darmstelsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
96
Q
Welke drie structuren ontwikkelen zich hoofdzakelijk uit het ectoderm? (3)
A
darmepitheel
B
epidermis
C
lever
D
ogen
E
ruggenmerg
F
spieren
A
B
epidermis
D
ogen
E
ruggenmerg
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
97
Q

Welk belangrijk proces met betrekking tot de vorm van het embryo vindt in de 4e

week van de ontwikkeling plaats?

A
De kromming (plooiing) van het embryo
B
Het ontstaan van de eerste met vocht gevulde holtes
C
Aanleg van vingers in de bovenste extremiteit
D
De ontwikkeling naar een kiemschijf met 3 lagen

A
A
De kromming (plooiing) van het embryo
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
98
Q

Casus:
Een G2P1 krijgt een echo bij 19 weken vanwege een ernstige groeivertraging in de vorige zwangerschap. Bij deze echo wordt de groei gemeten
welke gemiddeld op de p50 ligt. Ook wordt de doorstroming door de a. uterina gemeten. Deze laat een verhoogde weerstand zien. Na de echo
komt zij op consult bij de gynaecoloog.
Vraag:
Wat dient de gynaecoloog patiënte te vertellen ten aanzien van de verhoogde weerstand in de a. uterina?
A
Er is niets aan de hand want de groei van de foetus is op de p50.
B
Er is sprake van een verhoogde kans op een groeivertraging omdat de weerstand in de a. uterina verhoogd is.
C
De weerstand in de a. uterina dient bij 24 weken opnieuw te worden gemeten.
D
De weerstand in de a.uterina is niet voorspellend voor het optreden van een groeivertraging.

A

C

De weerstand in de a. uterina dient bij 24 weken opnieuw te worden gemeten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
99
Q

Welke verandering vindt plaats in de zwangerschap ten aanzien van aan de schildklier gerelateerde hormonen?
A
Door de aanwezigheid van HCG neemt de productie van T4 toe
B
Door de afgenomen productie van TBG neemt de hoeveelheid vrij T4 af
C
De concentratie van TSH daalt, daardoor neemt de concentratie van T4 ook af
D
De productie van TBG neemt toe onder invloed van HCG

A

A

Door de aanwezigheid van HCG neemt de productie van T4 toe

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
100
Q

Welke fysiologische maternale aanpassing vindt plaats ten aanzien van de spijsvertering in de zwangerschap?
A
De afvoer van gal en galzure zouten in de zwangerschap is toegenomen
B
De a-cellen in de eilandjes van Langerhans worden groter
C
De aanmaak van microsomale leverenzymen neemt toe
D
Er is een toegenomen maagzuursecretie

A

C

De aanmaak van microsomale leverenzymen neemt toe

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
101
Q
Casus:
Een 20-jarige G1P0 is bij de gynaecoloog onder controle vanwege een groeivertraging. Zij is thans 38 weken zwanger. Zij voelt de baby goed
bewegen. De baby is klein maar groeit op zijn eigen percentiel.
Vraag:
Wat is hier het meest aangewezen beleid?
A
Inleiding afspreken
B
Een keizersnede (sectio) afspreken
C
Opname voor dagelijks CTG
D
Afwachtend beleid tot 41 weken
A

A

Inleiding afspreken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
102
Q

Casus:
Bij een 35-jarige zwangere, zwangerschapsduur 34+3 weken, is op een eerdere echo een placenta praevia geconstateerd. Nu heeft zij heeft thuis
400 ml bloedverlies gehad. Bij binnenkomst op de verloskamers wordt een bloeddruk gemeten van 90/45 mmHg en een pols van 110 per minuut.
Er is een goede foetale conditie. Het bloedverlies houdt aan.
Vraag:
Wat is in deze casus het meest aangewezen beleid?
A
Keizersnede (sectio) uitvoeren
B
Opname ter observatie
C
Inleiding met misoprostol
D
Celestone toedienen

A

A

Keizersnede (sectio) uitvoeren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
103
Q
Casus:
een 27-jarige G1P0 is naar de verloskamers gekomen vanwege buikpijn en bloedverlies. De pijn is vanmorgen begonnen tezamen met het
bloedverlies. De zwangerschap is reeds gevorderd tot 34 weken. Het lijkt alsof de baring begonnen is.
Vraag:
Wat is de beste hypothesetoetsende vraag die je nu kunt stellen om een vroeggeboorte waarschijnlijker te maken?
A
Is het een pijn die komt en gaat?
B
Wat is de hoeveelheid bloedverlies?
C
Heeft u de slijmprop verloren?
D
Is de pijn stekend van aard?
A

A

Is het een pijn die komt en gaat?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
104
Q

Casus:
Mevrouw S. is een G2P1 en met een zwangerschapsduur van 30 weken. De controles tot op heden waren in de eerste lijn bij de verloskundige.
Mevrouw S. wordt verwezen naar het spreekuur van de gynaecoloog vanwege een vermoeden op een asymmetrische groeirestrictie.
Vraag:
Wat is de beste hypothesetoetsende vraag om de oorzaak van de asymmetrische groeirestrictie te achterhalen?
A
Wat was het geboortegewicht van uw vorige kind?
B
Heeft u griepachtige klachten gehad?
C
Heeft u een hoge bloeddruk?
D
Werden er opj de 20 weken echo structurele afwijkingen gezien?

A

C

Heeft u een hoge bloeddruk?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
105
Q

Casus:
Bij een 36-jarige G1P0, zwangerschapsduur 34 weken, is sprake van een ernstige asymmetrische groeivertraging. De zwangerschap is tot op
heden ongecompliceerd verlopen. Er is geen 20-weken echo verricht. De NIPT is tot tweemaal mislukt. De bloedruk is tot op heden normotensief.
Vraag:
Welk aanvullend onderzoek is nu het meest geïndiceerd?
A
Geavanceerd Ultrageluid Onderzoek (GUO)
B
Bepaling aanwezigheid van antistoffen tegen cytomegalie
C
Vruchtwaterpunctie
D
Doppleronderzoek

A

D

Doppleronderzoek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
106
Q
Welk van onderstaande echoscopische bevindingen is een sonomarker?
A
Korte humerus
B
Milde ventriculomegalie
C
Klein ventrikel septum defect
D
Echodense nieren
A

B

Milde ventriculomegalie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
107
Q

Casus:
Mevrouw M is een G2P1Pr0 en nu, 15 weken zwanger. Zij bezoekt het spreekuur van de gynaecoloog vanwege een counselingsgesprek over
onderzoek naar trisomie 21. Een eerdere zwangerschap is geëindigd in een foetale sterfte vanwege multipele aangeboren afwijkingen bij 22
weken. Patiënte is bekend met een diabetes mellitus type 2 en heeft daarbij een BMI van 40. Verder is zij gezond. Het echtpaar wil onderzoek laten
doen naar trisomie 21.
Vraag:
Welk gegeven mag niet onderbreken in het counselingsgesprek met dit echtpaar?
A
Er is een reële kans dat de NIPT bij deze hoge BMI geen uitslag geeft
B
Een combinatietest is niet mogelijk vanwege de diabetes mellitus type 2
C
Een vruchtwaterpunctie is geïndiceerd vanwege de voorgaande foetale sterfte

A

A

Er is een reële kans dat de NIPT bij deze hoge BMI geen uitslag geeft

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
108
Q

Casus:
Een echtpaar bezoekt het spreekuur van de gynaecoloog vanwege een nieuwe zwangerschap. Een eerdere zwangerschap hebben zij afgebroken
bij een zwangerschapsduur van 20 weken vanwege een trisomie 18. De NIPT laat opnieuw aanwijzingen zien voor een trisomie 18. Het aanvullend
echoscopisch onderzoek, verricht bij 16 weken, toont structurele afwijkingen passend bij een trisomie 18. Het echtpaar wenst de zwangerschap
af te breken.
Vraag:
Wat is de meest passende methode om de zwangerschap te termineren?
A
Een medicamenteuze afbreking met oxytocine
B
Een curettage onder algehele narcose
C
Een medicamenteuze afbreking met misoprostol
D
Een curettage onder lokale verdoving

A

C

Een medicamenteuze afbreking met misoprostol

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
109
Q
Bij een kruinligging is het aanwijspunt:
A
het achterhoofd
B
de kin
C
de kruin
D
het voorhoofd
A

A

het achterhoofd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
110
Q

Bij een vaginaal toucher wordt een indaling van de schedel gevoeld op H2. Uitgaande van een normale inwendige spildraai, en een kind in
achterhoofdsligging welke stand is dan het meest waarschijnlijk?
A
Achterhoofdsligging achterhoofd voor (AaAV)
B
Achterhoofdsligging achterhoofd links voor (AaLV)
C
Achterhoofdsligging achterhoofd achter (AaA)
D
Achterhoofdsligging achterhoofd links dwars ( Aaldw)

A

B

Achterhoofdsligging achterhoofd links voor (AaLV)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
111
Q

Welke van de onderstaande stellingen met betrekking tot oxytocine is juist?
A
Toediening van oxytocine gebeurt oraal bij een niet rijpe baarmoedermond (cervix)
B
In de preterme periode is de gevoeligheid voor oxytocine groter dan in de à terme periode
C
Oxytocine wordt afgescheiden door de adenohypofyse
D
Een belangrijke bijwerking van oxytocine is overstimulatie

A

D

Een belangrijke bijwerking van oxytocine is overstimulatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
112
Q
Casus:
Een 30-jarige patiënte, zwangerschapsduur 35 weken, ligt opgenomen vanwege een groeivertraging. Bij de echo zijn alle metingen (AC, HC en FL)
veel te klein. De dopplermeting van de a. umbilicalis laat een afwezige einddiastolische flow zien. Het CTG laat een normaal foetaal
hartritmepatroon zien. Er is een grote kans dat de zwangerschap op korte termijn moet worden beëindigd omdat de foetale conditie bedreigd is.
Vraag:
Wat is hier het meest aangewezen beleid?
A
Toedienen van Celestone
B
Geen medicijnen toedienen
C
Toedienen van magnesium
D
Toedienen van progesteron
A

B

Geen medicijnen toedienen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
113
Q
Welke twee van onderstaande condities geven een verhoogd risico op vroeggeboorte? (2)
A
Afwijkende cervixcytologie
B
Congenitale uterusanomalie
C
Hyperthyreoidie
D
Stuitligging
E
Pyelonefritis
A

B
Congenitale uterusanomalie
E
Pyelonefritis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
114
Q

Bij de premature foetus is de basishartfrequentie (lager dan/gelijk aan/hoger dan) bij de à terme foetus.

A

hoger dan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
115
Q

Bij foetale hypoxie is er sprake van een tekort aan zuurstof in de perifere weefsels waarbij (redistributie van bloed / glycogenolyse uit lever en hart) een passend verdedigingsmechanisme is.

A

redistributie van bloed

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
116
Q
Casus:
Een G1P0 is in partu en bevalt in het ziekenhuis vanwege diabetes mellitus type 1. Haar vliezen zijn inmiddels 24 uur gebroken. De ontsluiting
vordert traag. Vanwege een pijnstillingsverzoek kreeg zij een epiduraal. Eén uur na het starten van epidurale anesthesie is er volledige ontsluiting
bereikt en wordt gestart met persen. Na 15 minuten persen wordt een foetale tachycardie opgemerkt bij een verder normaal CTG.
Vraag:
Wat is de meest waarschijnlijke reden voor de foetale tachycardie?
A
Diabetes Mellitus type 1
B
24 Uur gebroken vliezen
C
Epidurale anesthesie
D
Trage vordering ontsluiting
E
Persen van de moeder
A

B

24 Uur gebroken vliezen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
117
Q

Wat is het belang van colostrum?
A
Het helpt het kind wennen aan moedermelk
B
Het stimuleert de groei door hoge concentratie groeihormoon
C
Het bevat antilichamen afkomstig van de moeder
D
Het bevat veel vet en koolhydraten in vergelijking met “gewone” borstvoedingsmelk

A

C

Het bevat antilichamen afkomstig van de moeder

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
118
Q

Wat is de behandeling van mastitis?
A
Start Beta-lactamaseongevoelig smalspectrum antibioticum en continueer borstvoeding
B
Start breedspectrum antibioticum en continueer borstvoeding
C
Start Beta-lactamaseongevoelig smalspectrum antibioticum en stop borstvoeding
D
Start breedspectrum antibioticum en stop borstvoeding

A

A

Start Beta-lactamaseongevoelig smalspectrum antibioticum en continueer borstvoeding

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
119
Q
Casus:
Een 28-jarige P2 is vier dagen geleden bevallen van een gezonde dochter. De verloskundige komt op kraambezoek. Patiënte vertelt dat ze zich
koortsig voelt en heeft daarom haar temperatuur gemeten. Deze meet 38,0 °C. Ze geeft borstvoeding.
Vraag:
Wat is de meest waarschijnlijke oorzaak van de koorts op dit moment?
A
Stuwing
B
GAS
C
Trombosebeen
D
Parametritis
A

A

Stuwing

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
120
Q
Casus:
Mevrouw S. is 4 dagen geleden bevallen. Vanmorgen meldde zij zich met koorts, kortademigheid en pijn op de borst. U vermoedt een bepaalde
diagnose.
Vraag:
Welke diagnostische test komt het meest in aanmerking om de juiste diagnose te stellen?
A
CT-angio
B
MRI
C
X-thorax
D
ECG
A

A

CT-angio

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
121
Q
Casus:
Mevrouw K. is 4 dagen geleden bevallen. Tot nu toe verliep het kraambed ongestoord. Sinds vandaag heeft zij last van buikpijn en toename
bloedverlies.
Vraag:
Wat is de beste hypothesetoetsende vraag die je nu kunt stellen om een endometritis waarschijnlijker te maken?
A
Is er riekende lochia?
B
Wat is de kleur van het bloedverlies/lochia?
C
Is er koorts gemeten?
D
Is de buik opgezet?
A

A

Is er riekende lochia?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
122
Q

Casus:
Een 25-jarige P2 was onder controle van de gynaecoloog vanwege een stuitligging. In de zwangerschap had zij recidiverende urineweginfecties.
De baring werd ingeleid bij 38 weken vanwege langdurig gebroken vliezen. Na een langdurige ontsluiting van 16 uur beviel zij spontaan van een
kind in stuit. Er werd een zoon geboren met een goede start.
Vraag:
Welk gegeven vergroot het risico op complicaties bij het kind in deze casus het meest?
A
Recidiverende urineweginfecties
B
Duur van de bevalling
C
Geboren in stuitligging
D
Langdurig gebroken vliezen

A

D

Langdurig gebroken vliezen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
123
Q

Casus:
Een 2 uur oude neonaat, geboren bij een zwangerschapsduur van 36 weken, kreunt. Het valt de verpleegkundige op dat de neonaat sternale
intrekkingen laat zien en een ademfrequentie heeft van 60 per minuut. Hij heeft een temperatuur van 35,8°C. Vanwege de prematuriteit wordt een
bloedglucose gemeten; deze meet 2.8 mmol/l.
Vraag:
Wat is hier de meest waarschijnlijke diagnose?
A
GBS-infectie
B
Hypoglycemie
C
Persisterende ductus van Botalli (ductus arteriosus)
D
Hernia diafragmatica

A

A

GBS-infectie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
124
Q

Een neonaat geboren bij 39 weken en een geboortegewicht van 2100 gram (

A

polycytemie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
125
Q

Een foetus van een moeder met een diabetes mellitus heeft een gestoorde glucoseregulatie ten gevolge van foetale (hyperinsulinisme/hypoinsulinisme)

A

hyperinsulinisme

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
126
Q

De foetale circulatie kent een aantal shunts.
Hoe verloopt de bloedstroom over het foramen ovale?
A
Van het rechter atrium naar het linker atrium
B
Van de vena umbilicalis naar de vena cava inferior
C
Van de arteria pulmonalis naar de aorta
D
Van de arteria umbilicalis naar de vena cava inferior

A

A

Van het rechter atrium naar het linker atrium

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
127
Q
Casus:
Een patiënte bevalt bij 39 weken per sectio vanwege een stuitligging. De Apgar scores zijn 9 en 10, na respectievelijk 1 en 5 minuten. Een half uur
na de geboorte heeft de baby een ademfrequentie van 80/min en intrekkingen sub- en intercostaal. De consulterend kinderarts neemt bij
auscultatie de harttonen links waar en beiderzijds zacht ademgeruis met wat crepitaties over de longvelden. De gemeten saturatie op dat moment
blijkt 80% te zijn.
Vraag:
Wat is de meest waarschijnlijke diagnose?
A
Pneumothorax
B
Hernia diafragmatica
C
Hyaliene membraanziekte
D
Wet lung
E
Pneumonie
A

D

Wet lung

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
128
Q

Casus:
Een à term geboren zuigeling van 12 uur oud, geboren middels een vacuüm extractie, ziet opvallend geel. Hij krijgt borstvoeding en heeft tijdens
het drinken een goede zuigreflex. Bij lichamelijk onderzoek zijn er, behoudens zijn gele huidskleur, geen andere bijzonderheden waarneembaar. Zijn
temperatuur is 36.9°C. De verloskundige vertrouwt het niet en stuurt hem in voor nadere diagnostiek.
Vraag:
Wat is gezien het tijdstip van de icterus neonatorum de meest waarschijnlijke diagnose?
A
ABO antagonisme
B
Icterus na vacuüm extractie
C
Galgangatresie
D
Galactosemie

A

A

ABO antagonisme

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
129
Q

Casus:
Een à term geboren zuigeling van 10 dagen oud blijft geel zien. Hij krijgt borstvoeding en hij meldt zich netjes voor elke voeding. Wel valt op dat zijn
ontlasting sinds 2 dagen ontkleurd is en hij ondanks goed drinken donkere urine heeft. Bij lichamelijk onderzoek is behoudens zijn gele huidskleur
geen andere bijzonderheden waarneembaar. De huisarts vertrouwt het niet en stuurt hem in voor nadere diagnostiek en eventuele behandeling.
Vraag:
Wat is de meest waarschijnlijke diagnose?
A
Galgangatresie
B
ABO antagonisme
C
Icterus prolongatus bij borstvoeding
D
Galactosemie

A

A

Galgangatresie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
130
Q
Patiënten met PCOS hebben een verhoogd risico op:
A ovariumcarcinoom
B mammacarcinoom
C cervixcarcinoom
D endometriumcarcinoom
A

D endometriumcarcinoom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
131
Q

Aan het eind van de luteale fase treedt de menstruatie op. Waar komt dit door?
A door stijging van de FSH spiegels
B door daling van de progesteronspiegels​
C door reeds beginnende follikelgroei
D door stijging van de oestradiolspiegels

A

B door daling van de progesteronspiegels​

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
132
Q

Meneer en mevrouw K., beiden 26 jaar, bezoeken het spreekuur van de huisarts. Zij hebben een actieve kinderwens maar ondanks dat ze
sinds vijftien maanden op zwangerschap gerichte coïtus hebben, is het nog niet gelukt om zwanger te raken. Meneer en mevrouw zijn beiden
gezond. De anamnese vermeld geen intoxicaties of medicatiegebruik. De gynaecoloog zet een aantal onderzoeken in waaronder een
semenanalyse; deze laat een klein volume zien met laag percentage beweeglijke zaadcellen.
Wat is hier het meest aangewezen beleid?
A IUI
B ICSI
C IVF
D expectatief; nog 6 maanden langer zelf proberen zwanger te geraken
E expectatief; over 2-3 maanden de semenanalyse herhalen

A

E expectatief; over 2-3 maanden de semenanalyse herhalen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
133
Q

De kwaliteit van het cervixslijm is optimaal voor het bewerkstelligen van een zwangerschap bij (hoge/lage) oestrogeenspiegels en
(hoge/lage) progesteronspiegels.

A

hoge, lage

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
134
Q

Welk paar heeft statistisch gezien de beste kans om zwanger te worden middels IVF?
A Vrouw 28 jaar/man 36 jaar; 2 jaar primair subfertiel op basis van ernstige tubapathologie: grote hydrosalpingen op het HSG en bij transvaginale
echoscopie.
B Vrouw 30 jaar, G2P1/man 31 jaar, heeft een vrij ernstige oligospermie, maar bij de opwerkingsprocedure van het semen kunnen toch ongeveer 2
miljoen motiele zaadcellen worden geïsoleerd.
C Vrouw 38 jaar/man 42 jaar; 3 jaar primaire idiopathische fertiliteitsstoornis; zes cycli intra-uteriene inseminatie hebben niet tot een zwangerschap
geleid.
D Vrouw 35 jaar G2P1 Abortus 2/man 34 jaar; secundaire subfertiliteit gedurende 3 jaar, oorzaak subfertiliteit: lichte mannelijke factor en
endometriosis externa. Tevens bij de vrouw een verhoogde FSH spiegel op cyclusdag 3 van 18 IU/L.

A

B Vrouw 30 jaar, G2P1/man 31 jaar, heeft een vrij ernstige oligospermie, maar bij de opwerkingsprocedure van het semen kunnen toch ongeveer 2
miljoen motiele zaadcellen worden geïsoleerd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
135
Q
Bij een obstructieve azoöspermie kan een (laag/normaal/groot) spermavolume met een (lage/normale/hoge) pH-waarde wijzen op een congenitale bilaterale agenesie van het
vas deferens (CBAVD).
A

laag, lage

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
136
Q

Een 29-jarige patiënte komt met buikpijn op de SEH. Ze had een week geleden een positieve zwangerschapstest en is nu 2 weken “overtijd”.
Ze had de pil ook niet helemaal goed ingenomen. Haar voorgeschiedenis vermeld een abortus en een sectio (keizersnede). Ook heeft ze in
het verleden een chlamydia-infectie doorgemaakt. De SEH-arts denkt aan een extra-uteriene graviditeit (EUG).
Welk gegeven uit deze casus maakt de diagnose EUG het meest waarschijnlijk?
A chlamydia-infectie in het verleden
B abortus in de voorgeschiedenis
C pilgebruik
D sectio in de obstetrische voorgeschiedenis

A

A chlamydia-infectie in het verleden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
137
Q

Een 30-jarige P2 is onder controle van de gynaecoloog vanwege een vergroot ovarium. Patiënte meldt zich op de spoedpoli van de
gynaecoloog vanwege acuut ontstane buikpijn linksonder met misselijkheid en braken. Er is een actieve kinderwens. De eerste dag van de
laatste menstruatie was twee weken geleden. De huisarts vermoedt een bepaalde diagnose.
Welk aanvullend onderzoek is hier aangewezen om de meest waarschijnlijke diagnose te bevestigen?
A transvaginale echoscopie
B HCG-bepaling in de urine
C bloedonderzoek naar infectie
D inwendig vaginaal onderzoek

A

A transvaginale echoscopie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
138
Q

Hoe verloopt de ureter?
A Caudaal onder het lig. cardinale en de a. uterina door.
B Ventraal ten opzichte van het lig. teres uteri.
C Kruist het mesovarium en verloopt verder in het mesometrium.

A

A Caudaal onder het lig. cardinale en de a. uterina door.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
139
Q

Een 45-jarige vrouw komt op de SEH in verband met zeer hevige buikpijn. Bij navraag blijkt de pijn vooral rechts in de flank gelokaliseerd. Ze
heeft hoge koorts tot 40.5 °C en een pols van 110 slagen per minuut.
Wat is de meest waarschijnlijke diagnose op basis van deze gegevens?
A acute cholecystitis
B cholelithiasis
C peylonefritis
D ulcus pepticum

A

C peylonefritis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
140
Q
Bij een 20-wekenecho wordt een spina bifida aperta, ofwel myeloschisis, gezien. Ten gevolge van een stoornis in welk embryonaal proces is
deze afwijking ontstaan?
A gastrulatie
B maturatie
C neurulatie
D nidatie
A

C neurulatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
141
Q

Ter hoogte van de decidua (basalis/capsularis/parietalis) ontwikkelt zich de intervilleuze ruimte uit de (primaire/secundaire/tertiaire) vlokken.

A

basalis, tertiaire

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
142
Q

Ten aanzien van de gaswisseling doen zich in de zwangerschap veranderingen voor. Welke fysiologische respiratoire maternale aanpassing
vindt plaats?
A De dode ruimte wordt groter.
B Het teugvolume neemt toe.
C De ademhalingsfrequentie neemt toe.
D Het CO2-gehalte in het bloed wordt hoger.

A

B Het teugvolume neemt toe.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
143
Q

Transport van zuurstof van de moeder naar de foetus vindt plaats door (actief/passief) transplacentair transport en een (afgenomen/toegenomen) binding van zuurstof aan
foetaal hemoglobine ten opzichte van de binding aan moederlijk hemoglobine.

A

passief, toegenomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
144
Q

Een 30-jarige zwangere, met een AD (zwangerschapsduur) van 20 weken, komt op het spreekuur voor een routine prenatale controle. De
verloskundige verricht een uitwendig onderzoek en palpeert de fundus uteri op 2/3 NS (navel-symfyse) hoogte. Ten aanzien van de groei is
sprake van:
A normale groei
B positieve dyscongruentie
C negatieve dyscongruentie

A

A normale groei

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
145
Q

Een G2P1, zwangerschapsduur 30 weken, heeft een groeiecho gehad vanwege een verdenking intra-uteriene groeirestrictie. Haar eerste kind
had een geboortegewicht op de 40e percentiel (p40). Bij de 20-wekenecho was de groei op de p40. Bij de huidige echo worden de volgende
uitslagen vermeld: hoofdomtrek p5, buikomtrek p2,3, femurlengte p5.
Wat is de meest waarschijnlijke oorzaak van deze bevindingen?
A hypertensie
B placenta-insufficiëntie
C foetale infectieziekte
D constitutioneel klein (genetische aanleg)

A

C foetale infectieziekte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
146
Q

Bij een 24-jarige G1P0, zwangerschapsduur 23 weken en 3 dagen, is sprake van een symmetrische groeivertraging. De bloeddruk is tot op
heden normotensief. De patiënte geeft aan de baby minder te voelen bewegen.
Welk aanvullend onderzoek is nu het meest geïndiceerd?
A Meten van infectieparameters in maternaal bloed.
B Doppleronderzoek verrichten van de vene umbilicalis.
C Op zeer korte termijn een vruchtwaterpunctie uitvoeren.
D Een CTG draaien.

A

A Meten van infectieparameters in maternaal bloed.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
147
Q

Een echtpaar kiest voor een combinatietest als screeningsonderzoek naar trisomie 21.
Aan de hand van welke twee stoffen wordt het resultaat van de combinatietest berekend? (2)
A PAPP-A
B oestrogeen
C progesteron
D ß-HCG

A

A PAPP-A

D ß-HCG

148
Q

Een echtpaar bezoekt het spreekuur van de gynaecoloog vanwege een nieuwe zwangerschap. Een eerdere zwangerschap hebben zij
afgebroken bij een zwangerschapsduur van 20 weken vanwege een trisomie 18. De huidige zwangerschap is nu 16 weken gevorderd. Het
echtpaar wenst zo snel mogelijk aanvullend onderzoek om een trisomie 18 uit te sluiten.
Wat is in deze situatie de meest aangewezen test om trisomie 18 uit te sluiten?
A combinatietest
B NIPT
C vlokkentest
D vruchtwaterpunctie

A

D vruchtwaterpunctie

149
Q

Bij het op gang komen van de baring spelen verschillende hormonen een rol.
Welk foetale hormoon draagt bij aan het op gang komen van de baring?
A cortisol
B oestrogenen
C CRH
D oxytocine

A

A cortisol

150
Q

Een 28-jarige G1P0, zwangerschapsduur 37 weken, is opgenomen vanwege een groeivertraging. Bij de echo zijn alle metingen (AC, HC en
FL) veel te klein. De dopplermeting van de a. umbilicalis laat een verhoogde weerstand zien. Het CTG laat een normaal foetaal
hartritmepatroon zien.
Wat is nu het aangewezen beleid?
A Baring inleiden met misoprostol.
B Corticosteroïden geven ter foetale longrijping en na 48 uur inleiden.
C Starten met magnesiumsulfaat ter neuroprotectie.
D Opname continueren en een expectatief beleid voeren tot 39 weken.

A

A Baring inleiden met misoprostol.

151
Q
Bij een dreigende vroeggeboorte wordt in sommige gevallen corticosteroïden voorgeschreven. Met welk doel worden deze corticosteroïden
voorgeschreven?
A foetale longrijping
B remming van de contractie
C open houden van de ductus arteriosus
D foetale neuroprotectie
A

A foetale longrijping

152
Q
In vergelijking met een niet-zwangere vrouw is het risico op trombose voor een vrouw tijdens en in de weken na de zwangerschap verhoogd.
Hoeveel hoger?
A 2x
B 5x
C 10x
D 15x
A

B 5x

153
Q

Mevrouw K. is vier dagen geleden bevallen. Tot nu toe verliep het kraambed ongestoord. Sinds vandaag heeft zij koorts en buikpijn. De
bevalling werd gecompliceerd door een niet-vorderende uitdrijving waarvoor een vacuümextractie werd gedaan. Daarna verloor ze ook nog
eens twee liter bloed op basis van een vastzittende placenta waarvoor ze naar de OK moest om deze manueel te verwijderen.
Welk gegeven in deze casus maakt een endometritis de meest waarschijnlijke diagnose?
A niet-vorderende uitdrijving
B vacuümextractie
C manuele placentaverwijdering
D fluxus postpartum

A

C manuele placentaverwijdering

154
Q

Een 25-jarige P2, bekend met een hypothyreoïdie waarvoor ze levothyroxine gebruikt, wordt ingeleid vanwege een zwangerschapsduur van 41
weken. De patiënte had in de zwangerschap een diabetes gravidarum ontwikkeld met een foetale groei op de p95. De baring verloopt vlot en
spontaan. Bij inspectie van de placenta blijkt er sprake te zijn van een velamenteuze navelstrenginsertie.
Welk gegeven vergroot het risico op complicaties bij het kind in deze casus het meest?
A diabetes gravidarum
B velamenteuze insertie van de navelstreng
C inleiding van de baring
D maternale hypothyreoïdie

A

A diabetes gravidarum

155
Q

Een vier dagen oude neonaat, geboren bij een AD van 35 weken, laat op de monitor herhaalde bradycardieën en apnoes zien. Bij lichamelijk
onderzoek wordt een hartruis gehoord.
Wat is hier de meest waarschijnlijke diagnose?
A persisterende pulmonale hypertensie
B gesloten foramen ovale
C persisterende ductus arteriosus
D hernia diafragmatica

A

C persisterende ductus arteriosus

156
Q

Wat is de juiste definitie van vroeggeboorte?
Alle geboortes met een zwangerschapsduur korter dan
A 24 weken
B 32 weken
C 34 weken
D 37 weken

A

D 37 weken

157
Q
Wat zijn de vier belangrijkste oorzaken van perinatale sterfte? (4)
A aangeboren afwijkingen van de pasgeborene
B diabetes mellitus van de moeder
C drugsgebruik door moeder
D dysmaturiteit
E infectie bij de moeder
F
perinatale asfyxie
G prematuriteit
A
A aangeboren afwijkingen van de pasgeborene
D dysmaturiteit
F
perinatale asfyxie
G prematuriteit
158
Q

Een macrosome zuigeling is na een zwangerschap van 36 weken geboren na een zeer vlotte uitdrijving. Zijn moeder is bekend met diabetes
mellitus. Na de geboorte valt op dat hij aanhoudend kreunt, tachypnoeïsch is en sub- en intercostale intrekkingen vertoont. Bij auscultatie
werden de harttonen links waargenomen en er was zacht ademgeruis over beide longvelden waarneembaar.
Wat zijn de twee meest waarschijnlijke diagnosen? (2)
A hernia diafragmatica
B hyaliene membraanziekte
C meconiumaspiratie
D pneumonie
E pneumothorax
F
wet lung

A

B hyaliene membraanziekte
F
wet lung

159
Q

Bij rhesusantagonisme wordt moeder na de geboorte direct behandeld met anti-D omdat:
A de bloedgroep/rhesusfactor van moeder A negatief en van het kind O negatief is.
B de bloedgroep/rhesusfactor van moeder A positief en van het kind A negatief is.
C de bloedgroep/rhesusfactor van moeder A negatief en van het kind A positief is.
D de bloedgroep/rhesusfactor van moeder O positief en van het kind A negatief is.

A

C de bloedgroep/rhesusfactor van moeder A negatief en van het kind A positief is.

160
Q

Een patiënte bevalt in het ziekenhuis vanwege een maternale hyperthyreoïdie. Op het CTG worden variabele deceleraties gezien.
Welke hypothesetoetsende vragen kunt u stellen om de oorzaak van dit foetaal hartritmepatroon vast te stellen?
Heeft patiënte een oxytocine-infuus?

A

Overstimulatie

161
Q

Een patiënte bevalt in het ziekenhuis vanwege een maternale hyperthyreoïdie. Op het CTG worden variabele deceleraties gezien.
Welke hypothesetoetsende vragen kunt u stellen om de oorzaak van dit foetaal hartritmepatroon vast te stellen?
Heeft patiënte bloedverlies?

A

Abruptio placentae

162
Q

Een patiënte bevalt in het ziekenhuis vanwege een maternale hyperthyreoïdie. Op het CTG worden variabele deceleraties gezien.
Welke hypothesetoetsende vragen kunt u stellen om de oorzaak van dit foetaal hartritmepatroon vast te stellen?
Heeft patiënte in het verleden een sectio gehad?

A

Uterusruptuur

163
Q

Een patiënte bevalt in het ziekenhuis vanwege een maternale hyperthyreoïdie. Op het CTG worden variabele deceleraties gezien.
Welke hypothesetoetsende vragen kunt u stellen om de oorzaak van dit foetaal hartritmepatroon vast te stellen?
Heeft patiënte een epiduraal?

A

Maternale hypotensie

164
Q

Tijdens de baring verandert de positie van de schedel voortdurend om zich aan te passen aan de vorm van het bekken.
Wanneer de schedel op H4 staat bevindt de schedel bij een achterhoofdsligging zich in:
A achterhoofdsligging achterhoofd voor (AaAV)
B achterhoofdsligging achterhoofd links voor (AaLV)
C achterhoofdsligging achterhoofd rechts voor (AaRV)
D achterhoofdsligging achterhoofd links dwars ( Aaldw)

A

A achterhoofdsligging achterhoofd voor (AaAV)

165
Q
De indaling van het voorliggend deel tijdens de baring wordt beschreven in de vlakken van Hodge.
Waar in het bekken bevindt zich Hodge 3?
A vlak van de bekkenuitgang
B vlak door de spinae ischiadicae
C vlak onderrand symfyse
D vlak bovenrand symfyse
A

B vlak door de spinae ischiadicae

166
Q

Meneer K. is 31 jaar en komt op het spreekuur van de huisarts, omdat hij sinds gisteren veel pijn in zijn buik heeft. De pijn begon rond de
navel en is nu naar rechtsonder in de buik afgezakt. Hij kan de meest pijnlijke plek met één vinger aanwijzen. De rit in de auto was zeer pijnlijk,
vooral bij de vele verkeersdrempels in de weg.
De huisarts vermoedt een appendicitis en besluit lichamelijk onderzoek te verrichten.
Welke twee mogelijke bevindingen bij lichamelijk onderzoek maken deze diagnose waarschijnlijker? (2)
A hoogklinkende peristaltiek
B pijn bij hoesten
C hoge koorts
D opgezette buik
E gedempte percussie van de ruimte van Traube
F
diepe drukpijn links onder in de buik
G drukpijn op het punt van Mc Burney

A

B pijn bij hoesten

G drukpijn op het punt van Mc Burney

167
Q

Primaire spermatocyten zijn (diploïd/hapoloïd) en hebben (23/46) chromosomen

A

diploïd, 46

168
Q

De wand van de vagina is opgebouwd uit epitheelcellen die grote hoeveelheden glycogeen bevatten.
Waar wordt dit glycogeen voor gebruikt?
A Glycogeen wordt omgezet in glucose zodat het als voedingsstof kan dienen voor de binnendringende spermatozoën.
B Glycogeen wordt omgezet in glucose en dient als voedingsstof voor de dikke epitheellaag van de vagina.
C Glycogeen wordt in de vagina omgezet in melkzuur en biedt zo bescherming tegen binnendringende micro-organismen.

A

C Glycogeen wordt in de vagina omgezet in melkzuur en biedt zo bescherming tegen binnendringende micro-organismen.

169
Q

Bij de vrouw stoppen de menstruaties normaal gesproken rond het 50e levensjaar (menopauze).
De oorzaak is gelegen op het niveau van de:
A hypothalamus
B ovaria
C uterus
D hypofyse

A

B overia

170
Q

Op welke wijze zou een vrouw die reeds in de postmenopauze is toch nog zwanger kunnen worden?
Eiceldonatie in combinatie met ICSI.
IVF met extra forse ovariële hyperstimulatie met FSH.
Intra-uteriene inseminatie in combinatie met clomifeencitraat.
Embryodonatie met uterusvoorbereiding via hormonale therapie.

A

Embryodonatie met uterusvoorbereiding via hormonale therapie.

171
Q

Een 39-jarige patiënte heeft in de avond buikpijn gekregen welke toeneemt gedurende de nacht. De pijn is rechtsboven gelokaliseerd. Ze is daarbij ook
misselijk. Ze wordt door verwezen naar de SEH alwaar een pols van 100 slagen per minuut wordt gemeten met een bloeddruk van 120/80 en een
temperatuur van 38.5 °C. Patiënte is altijd gezond geweest.
Wat is hier de meest waarschijnlijke diagnose?
appendicitis
cystitis
diverticulitis
cholecystitis

A

cholecystitis

172
Q

Een 16-jarig meisje wordt gepresenteerd op de eerste hulp met buikpijn. Ze is reeds één jaar seksueel actief en gebruikt orale anticonceptie nadat ze
vorig jaar ongewenst zwanger was. Zij heeft toen een abortus laten doen. U denkt aan een adnexitis. Haar algemene voorgeschiedenis vermeld een
uterusanomalie. Haar moeder heeft in het verleden ook een adnexitis doorgemaakt, vertelt zij u.
Welk gegeven uit deze casus maakt de diagnose adnexitis het meest waarschijnlijk?
leeftijd
seksueel actief
adnexitis in de familieanamnese
abortus
uterusanomalie

A

seksueel actief

173
Q

Het centrale zenuwstelsel ontwikkelt zich uit het (ectodermale/mesodermale/endodermale) kiemblad, onder meer door de
vorming van de (chorda dorsalis/neurale buis/neurale lijstcellen)

A

ectodermale, neurale buis

174
Q

Een pasgeborene wordt onderzocht in verband met een opvallend plukje haar en een zwelling mediaal op de onderrug. Er blijkt sprake te zijn van een
spina bifida occulta, waarbij het zenuwweefsel en de omringende vliezen intact zijn.
Tot welk embryonaal kiemblad is het aangetroffen defect te herleiden?
intermediair mesoderm
paraxiaal mesoderm
zijplaatmesoderm
axiaal mesoderm

A

paraxiaal mesoderm

175
Q

Bij het proces van remodelleren gaat het (dwarsgestreepte/gladgestreepte) spierweefsel van de (a. umbilicalis / spiraalarteriën) verloren

A

gladgestreepte, spiraalarteriën

176
Q
Welke maternale hemodynamische verandering vinden plaats in de zwangerschap?
Het slagvolume wordt kleiner.
Het hartminuutvolume wordt kleiner.
De perifere weerstand wordt lager.
De hartfrequentie wordt lager.
A

De perifere weerstand wordt lager.

177
Q

Een zwangere, zwangerschapsduur 32 weken, is opgenomen met een pre-eclampsie. Het betreft een G2P1. Ze heeft al twee jaar diabetes mellitus type
2. De obstetrische voorgeschiedenis vermeldt een spontane partus à terme. De huidige zwangerschap was tot 20 weken ongecontroleerd. Patiënte heeft
in die eerste 20 weken ook forse hoeveelheden alcohol tot zich genomen. Tijdens de opname ontstaat bloedverlies op basis van een abruptio placentae.
Wat is hier de meest waarschijnlijke oorzaak voor de abruptio placentae?
diabetes mellitus type 2
multipariteit
alcoholgebruik in eerste 20 weken zwangerschap
pre-eclampsie

A

pre-eclampsie

178
Q

Een 35-jarige zwangere, zwangerschapsduur 34 weken, heeft thuis 300 ml bloedverlies gehad. De echo bij 32 weken liet een placenta praevia zien. Bij
binnenkomst op de verloskamers wordt een bloeddruk gemeten van 120/70 mmHg en een pols van 90. Er is een goede foetale conditie. Het bloedverlies
is nu gestopt.
Wat is in deze casus het meest aangewezen beleid?
sectio
retour huis
inleiding met misoprostol
opname ter observatie

A

opname ter observatie

179
Q

Een G1P0, zwangerschapsduur 30 weken, heeft een groeiecho gehad vanwege een verdenking van intra-uteriene groeirestrictie. Bij de 20-weken echo
was de groei op de 50e percentiel (p50). Bij de huidige echo worden de volgende uitslagen vermeld: hoofdomtrek p40, buikomtrek p2,3 femurlengte p5.
Wat is de meest waarschijnlijke oorzaak van deze bevindingen?
placenta-insufficiëntie
chromosomale afwijking
syndromale afwijking
er is nog geen oorzaak vast te stellen

A

placenta-insufficiëntie

180
Q

Bij een 36-jarige G1P0, zwangerschapsduur 32 weken, is sprake van een asymmetrische groeivertraging. De zwangerschap is tot op heden
ongecompliceerd verlopen. De 20-wekenecho en NIPT lieten geen afwijkingen zien. Bloedruk tot op heden normotensief.
Welk aanvullend onderzoek is nu het meest geïndiceerd?
echoscopisch doppleronderzoek
CTG
infectieparameters in maternaal bloed
vruchtwaterpunctie

A

echoscopisch doppleronderzoek

181
Q

De NIPT is een screeningstest voor de detectie van foetussen met trisomie 21.
Welk materiaal wordt gebruikt bij de NIPT?

Foetaal (DNA/RNA) uit (het vruchtwater/de placenta)

A

DNA, placenta

182
Q

De indaling van het voorliggend deel tijdens de baring wordt beschreven in de vlakken van Hodge.
Waar in het bekken bevindt zich vlak Hodge 2?
Ter hoogte van de spinae ischiadicae.
Ter hoogte van de onderrand van de symfyse.
Ter hoogte van de bovenrand van de symfyse.
Ter hoogte van de bekkenuitgang.

A

Ter hoogte van de onderrand van de symfyse.

183
Q

Een 40-jarige G3P2 is spontaan in partu gekomen en vlot ontsloten. Patiënte is reeds één uur aan het persen met goede weeën en is zichtbaar vermoeid.
Bij vaginaal toucher (VT) ter beoordeling van de progressie wordt het volgende gevonden.
P: -
O: 10 cm
V: gebroken
I: H2
A: caput
S: kleine fontanel niet voelbaar, grote fontanel rechts achter, mogelijk oogkassen linksvoor
Bij uitwendig onderzoek is het gewicht van het kind geschat op 4250 gram. Bij echoscopisch onderzoek wordt de rug rechts gezien.
De voorgeschiedenis vermeld tweemaal een spontane partus bij een zwangerschapsduur van 38 weken met kinderen van 4000 en 4240 gram. Bij de
laatste bevalling heeft patiënte 15 minuten geperst.
Wat is hier de meest waarschijnlijke oorzaak van de trage vordering?
maternale uitputting
standsafwijking
maternale leeftijd
kind gewicht geschat van 4250 gram

A

standsafwijking

184
Q

Bij een dreigende vroeggeboorte wordt in sommige gevallen magnesiumsulfaat voorgeschreven.
Met welk doel wordt magnesiumsulfaat voorgeschreven?
Foetale neuroprotectie.
Foetale longrijping.
Remming van de contractie.
Open houden van de ductus arteriosus.

A

Foetale neuroprotectie.

185
Q

Een 30-jarige patiënte, zwangerschapsduur 33 weken, wordt opgenomen vanwege een groeivertraging. Bij de echo zijn alle metingen (AC, HC en FL)
veel te klein. De dopplermeting van de a. umbilicalis laat een afwezige einddiastolische flow zien. Het CTG laat een normaal foetaal hartritmepatroon zien.
Er is een grote kans dat de zwangerschap binnen enkele dagen tot weken moet worden beëindigd omdat de foetale conditie bedreigd is.
Welk medicament zou je in dit geval adviseren?
magnesium
progesteron
atosiban
corticosteroiden

A

corticosteroiden

186
Q

Tijdens de baring kan de foetale basishartfrequentie stijgen.
Hiervoor zijn een aantal oorzaken te noemen. Selecteer de twee juiste antwoorden. (2)
foetale hypoxie
foetale infectie
maternale hypotensie
navelstrengprolaps
uterusruptuur

A

foetale hypoxie

foetale infectie

187
Q
Welke aandoening geeft het grootste risico op maternale sterfte (sterfte binnen één jaar postpartum)?
salpingitis
diep veneuze trombose
ernstige psychiatrische problemen
endometritis
A

ernstige psychiatrische problemen

188
Q

Een vier uur oude neonaat, geboren bij een zwangerschapsduur van 35 weken, kreunt. Het valt de verpleegkundige op dat de neonaat sternale
intrekkingen laat zien en een ademfrequentie heeft van 60 per minuut. Vanwege de prematuriteit wordt een bloedglucose gemeten; deze meet 2.4 mmol/l.
Wat is hier de meest waarschijnlijke diagnose?
galgangatresie
hypoglycemie
infectie
persisterende ductus arteriosus

A

infectie

189
Q
Met welke twee specifieke problemen krijgt een premature neonaat jonger dan 32 weken direct na de geboorte te maken? (2)
anemie
gesloten ductus arteriosus
respiratory distress syndrome (RDS)
voedingsintolerantie
A

respiratory distress syndrome (RDS)

voedingsintolerantie

190
Q

Een prematuur is spontaan geboren na een zwangerschapsduur van 30 weken en 5 dagen en is nu enkele uren oud. De baring verliep ongecompliceerd.
Na een goede opvang toont de neonaat een matige tachy- en dyspneu, wat intercostale intrekkingen en kreunt hij aanhoudend. Hij maskert wat rondom
de mond en heeft een aanhoudend blauw-roze kleur van de ledematen. Op de couveuse-afdeling wordt hij ondersteund met nasale CPAP en zuurstof tot
40%.
Waar is hier meest waarschijnlijk sprake van?
respiratory distress syndrome (RDS)
pneumonie
meconiumaspiratie
wet lung

A

respiratory distress syndrome (RDS)

191
Q

De circulatoire veranderingen bij het kind na de geboorte worden onder andere gekenmerkt door:
(afname/toename) in de pulmonale vaatweerstand, ((i) afname van (ii) toename van de systemische bloeddruk) en
sluiting van de ((i) links-rechts (ii) rechts-links shunts) van de foetale circulatie.

A

afname, toename van, rechts-links

192
Q

Wat is bij een à terme foetus doorgaans nog niet rijp, of wat heeft er nog niet plaatsgevonden in het lichaam vlak voor de geboorte?

de urineproductie
de zuigreflex
de productie van surfactant
het glucuronyl-transferasesysteem

A

het glucuronyl-transferasesysteem

193
Q

Een patiënte, G1P0, zwangerschapsduur 38 weken, wordt ingeleid met oxytocine vanwege een zwangerschap geïnduceerde hypertensie. Na het breken
van de vliezen 2 uur geleden kreeg patiënte epidurale anesthesie. Er is een maternale pols van 100 slagen per minuut met een temperatuur van 37.4 °C.
De bloedruk is nu 90/ 50 mmHg. Op het CTG worden variabele deceleraties gezien bij een basishartfrequentie van 150 slagen per minuut. De weeën
frequentie is 4 per 10 minuten.
Wat is de meest waarschijnlijke oorzaak van de variabele deceleraties?
overstimulatie
hypotensie
infectie
chronische hypoxie bij hypertensie

A

hypotensie

194
Q
Bij welke ligging is geen excentrische pool aanwezig?
kruinligging
voorhoofdsligging
achterhoofdsligging
aangezichtsligging
A

kruinligging

195
Q

Een echtpaar bezoekt het spreekuur van de gynaecoloog vanwege een nieuwe zwangerschap. Een eerdere zwangerschap hebben zij afgebroken bij een
zwangerschapsduur van 20 weken vanwege een trisomie 16. Deze zwangerschap is nu 12 weken gevorderd. Het echtpaar wenst zo snel mogelijk
aanvullend onderzoek om een trisomie 16 uit te sluiten.
Wat is in deze situatie de meest aangewezen test om trisomie 16 uit te sluiten?
NIPT
vlokkentest
vruchtwaterpunctie
combinatietest

A

vlokkentest

196
Q

Mevrouw B. wordt door de gynaecoloog gezien nadat zij verwezen is vanuit de eerste lijn vanwege een positieve dyscongruentie. In haar eerste
zwangerschap beviel zij van een zoon van ruim 4000 gram. De gynaecoloog denkt nu aan diabetes gravidarum als oorzaak en verricht vervolgens
aanvullend onderzoek om deze waarschijnlijkheidsdiagnose te bekrachtigen.
Hoe draagt aanvullend onderzoek bij om deze diagnose verder te bekrachtigen?
Er is sprake van een ((i) gestoorde OGTT (ii) verlaagde HbA1c) en bij echoscopisch onderzoek een ((i) oligohydramnion (ii) polyhydramnion)

A

gestoorde OGTT, polyhydramnion

197
Q

Een 45 jarige vrouw komt op de SEH in verband met zeer hevige buikpijn. De pijn bevindt zich rechtsboven in haar buik, straalt uit naar haar rechter
schouderblad en komt in aanvallen.
Ze is tijdens een aanval misselijk en braakt. Ze kan dan ook niet stil blijven zitten.
Wat is de meest waarschijnlijke diagnose op basis van deze gegevens?
pyelonefritis
cholelithiasis
ulcus pepticum
acute cholecystitis

A

cholelithiasis

198
Q

Als de basale temperatuurcurve op het laagst is dan is het goed om zwanger te worden

A

Ja

199
Q
Welk onderdeel van het cytoskelet vormt de basis van een flagel (zweepdraad)?
Flagelline
Vimentine
Microtubuli
Desmine
Microfilamenten
A

Microtubuli

200
Q

Tijdens de meiose II ontstaan twee ((i) spermatiden (ii) spermatocyten) met een ((i) diploïd (ii) haploïd) aantal chromosomen.

A

spermatiden, haploïd

201
Q
De ectocervix is grotendeels bekleed met:
overgangsepitheel
onverhoornend plaveiselepitheel
meerrijig plaveiselepitheel
cilindrisch epitheel
A

onverhoornend plaveiselepitheel

202
Q
De corona radiata is opgebouwd uit:
granulosacellen
thecaluteïnecellen
fibroblasten
pericyten
A

granulosacellen

203
Q

Casus
De heer De B., 33 jaar, komt met zijn 31-jarige vrouwelijke partner op uw spreekuur omdat hun kinderwens niet in vervulling gaat.
Zij is ruim drie jaar geleden gestopt met het slikken van de pil. Bij het oriënterend gynaecologisch fertiliteitsonderzoek (OFO) kwamen geen
bijzonderheden aan het licht.
De algemene anamnese vermeldt DM type I sinds zijn 12e levensjaar. Sinds enige tijd treedt er bij het orgasme geen ejaculatie op (droog klaarkomen). U
vermoedt een specifiek probleem.
Met welk onderzoek kunt u uw waarschijnlijkheidsdiagnose bevestigen?
Bepaling van het serum FSH
Bepaling van het serum HbA1C
Urineonderzoek na orgasme
Bepaling van het serum testosteron

A

Urineonderzoek na orgasme

204
Q
Welk deel van het mesoderm vormt een structuur die van belang is voor de inductie van de ontwikkeling van de wervelkolom?
Zijplaat mesoderm
Axiale mesoderm
Intermediaire mesoderm
Paraxiale mesoderm
A

Axiale mesoderm

205
Q

Zet in chronologische volgorde van de embryonale ontwikkeling:
zygote – embryoblast – morula – drie-lagige kiemschijf
morula – zygote – drie-lagige kiemschijf – embryoblast
morula – drie-lagige kiemschijf – zygote – embryoblast
zygote – morula – embryoblast – drie-lagige kiemschijf

A

zygote – morula – embryoblast – drie-lagige kiemschijf

206
Q
Wat ontwikkelt zich uit het ectoderm? Selecteer de drie juiste antwoorden.
Bijniermerg
Dwarsgestreepte spieren
Grensstrengganglia
Hersenen
Nieren
Sclerotomen
A

Bijniermerg
Grensstrengganglia
Hersenen

207
Q

Hoe noemen we de embryonale cellen die op de plek van de eerdere hypoblastcellen liggen nadat de definitieve dooierzak is ontstaan?
Cellen van het ectoderm
Cellen van het mesoderm
Cellen van het endoderm

A

Cellen van het endoderm

208
Q

Welke twee kenmerken worden gezien bij Marfan syndroom?

(i) Grote (ii) Kleine lengte en (i) infertiliteit (ii) ooglensluxatie

A

Grote, ooglensluxatie

209
Q

Veranderingen in de expressie van homeobox-genen kunnen leiden tot homeote transformaties van de wervelkolom.
Welke combinatie van afwijkingen wordt naar verwachting aangetroffen in een wervelkolom met een complete (multi-segment) anterieure homeote
transformatie?
(i) Thoracalisatie van de onderste halswervel (ii) Cervicalisatie van de bovenste borstwervel en (i) lumbalisatie van de bovenste
sacrale wervel (ii) sacralisatie van de onderste lendewervel

A

“Cervicalisatie van de bovenste borstwervel”

“lumbalisatie van de bovenste sacrale wervel”

210
Q

Een teveel aan vingers of tenen (polydactylie) kan verschillende verschijningsvormen aannemen.
Bij welk van onderstaande vormen is sprake van een posterieur-anterieur-posterieure (P-A-P) polariteit?
Mirror hand
Pre-axiale polydactylie
Triphalangeale duim
Postaxiale polydactylie

A

Mirror hand

211
Q

Uteriene NK-cellen zijn nodig voor de juiste afweer tijdens de implantatie van de blastocyst.
onjuist
juist

A

onjuist

212
Q
Welke twee bevindingen bij lichamelijk onderzoek van de buik pleiten het meest voor een dunnedarmobstructie?
Abdominale uitzetting
Défense musculaire
Drukpijn in de rechter buikhelft
Gedempte percussie
Normale peristaltische geruisen
Palpabel colon
Zichtbare peristaltiek
A

Abdominale uitzetting

Zichtbare peristaltiek

213
Q

Een 58-jarige vrouw komt op het spreekuur van de huisarts.
Al enkele maanden heeft zij regelmatig buikpijn. Sinds 1 dag heeft ze koorts en veel pijn links onder in haar buik. Ook is zij misselijk.
Haar defaecatiepatroon is wisselend. Zij is seksueel actief. Regelmatig heeft zij witte vaginale afscheiding. Niet riekend. De mictie is niet pijnlijk.
Bij lichamelijk onderzoek heeft ze een temperatuur van 38,5°C en druk- en loslaatpijn linksonder in haar buik.
Wat is de meest waarschijnlijke diagnose?
Cystitis
Diverticulitis
Gastroenteritis
Appendicitis
Pelvic inflammatory disease

A

Diverticulitis

214
Q

Meneer Verhip, 28 jaar, komt op het spreekuur van de huisarts. Hij heeft sinds gisteren veel pijn in zijn buik. De pijn begon rond de navel en is nu naar
rechtsonder in de buik afgezakt.
Hij kan de meest pijnlijke plek met een vinger aanwijzen. De rit in de auto was zeer pijnlijk, vooral bij hobbels in de weg.
U vermoedt een specifieke diagnose. Welke twee bevindingen bij lichamelijk onderzoek maken deze diagnose waarschijnlijker?
Diepe drukpijn links onder in de buik
Drukpijn op het punt van Mc Burney
Hoge koorts
Hoogklinkende peristaltiek
Pijn bij hoesten
Pijnlijk rectaal toucher
Positief teken van Murphy

A

Hoge koorts

Pijn bij hoesten

215
Q

Meneer en mevrouw G. hebben een combinatietest laten doen. Er blijkt een verhoogd risico te zijn op trisomie 21. De zwangerschap is inmiddels
gevorderd tot ruim 16 weken.
Naar aanleiding van de uitslag is vandaag een counselingsgesprek gehouden. Het echtpaar geeft daarna te kennen beslist zekerheid te willen over het
kind.
Wel schrikt het invasieve karakter van sommige opties hen af. Zij zijn bang daardoor een miskraam te krijgen van misschien juist wel een gezond kind.
Behalve zekerheid willen ze dus ook een zo klein mogelijk risico voor hun (hopelijk) niet-afwijkende kind.
Welk vervolgonderzoek is in hun situatie aangewezen en met welke argumentatie?
Een vruchtwaterpunctie geeft én zekerheid én een kleine kans op een miskraam in ervaren handen.
Een GUO (geavanceerd ultrageluidsonderzoek), omdat er naar softmarkers gekeken wordt, wat gezien de directe zichtbaarheid ervan wel de
gewenste zekerheid biedt zonder invasief te zijn.
De vlokkentest die bij deze termijn al wordt uitgevoerd geeft de gewenste zekerheid én omdat deze methode in ervaren handen heel veilig is.
NIPT, omdat deze niet-invasief en dus veilig is, én omdat er bij grote ongerustheid toch een invasieve techniek aangeboden wordt, ongeacht de
uitslag.

A

Een vruchtwaterpunctie geeft én zekerheid én een kleine kans op een miskraam in ervaren handen.

216
Q

Een P2 is net bevallen van een gezonde zoon. Zij beviel op medische indicatie in het ziekenhuis vanwege een HELLP-syndroom. De baring werd ingeleid.
Vanwege een niet-vorderende ontsluiting (NVO) en een pijnstillingsverzoek kreeg patiënte oxytocine en epidurale anesthesie. Na 2 uur persen was er
sprake van een niet-vorderende uitdrijving (NVU) waarop een vacuümextractie werd verricht.
Er werd een zoon geboren van 4500 gram met een goede start. De placenta kwam vlot en spontaan. Na de geboorte van de placenta was er sprake van
een fluxus (haemorrhagia post partum) van 2 liter. Bij inspectie van het perineum was een kleine oppervlakkige ruptuur zichtbaar.
Wat is de meest waarschijnlijke oorzaak van de fluxus postpartum?
Perineum letsel
Cervixruptuur
Atonie
Placentarest

A

Atonie

217
Q

Een 24-jarige G1P0 meldt zich in het ziekenhuis met pijnlijke harde buiken.
Zij is thans 31 weken zwanger. Er is een beetje slijm- en bloedverlies. Geen vochtverlies. De zwangerschap is tot op heden ongecompliceerd verlopen.
Er wordt een cervixlengte gemeten van 2 cm. De fibronectinetest is positief.
Wat is nu de meest aangewezen behandeling?
Toediening antibiotica
Toediening corticosteroïden
Toediening surfactant
Toediening progesteron

A

Toediening corticosteroïden

218
Q

Foetale asfyxie wordt gekenmerkt door een gebrek aan zuurstof in
(i) de centrale organen (ii) de perifere weefsels (iii) het bloed .
Het microbloedonderzoek laat in dit geval een (i) gecombineerde metabole en respiratoire acidose (ii) metabole acidose (iii) respiratoire
acidose zien.

A

“de centrale organen”

“metabole acidose”

219
Q

Een 30-jarige G2P1 met een amenorroeduur van 39 weken is onder controle in het ziekenhuis vanwege een keizersnede (sectio) in de voorgeschiedenis
en een groeivertraagde foetus bij deze zwangerschap. De zwangerschap wordt, vanwege de groeivertraging, intensief gemonitord met echo.
Wat is de meest aangewezen behandeling?
Een sectio uitvoeren bij een amenorroeduur van 40 weken
Controle van de foetale conditie met echoscopisch onderzoek en nu ook CTG
Inleiden van de baring middels ballondilatatie

A

Inleiden van de baring middels ballondilatatie

220
Q

Bij dreigende vroeggeboorte worden verschillende medicamenten gebruikt.
Wat is het werkingsmechanisme van nifedipine?
Stimuleren van het sympatische zenuwstelsel
Blokkeren van oxytocinereceptoren
Remmen van prostaglandinesynthese
Blokkeren van calciuminflux

A

Blokkeren van calciuminflux

221
Q

Een 20-jarige G1P0 komt voor een echo bij 22 weken vanwege een verdenking groeivertraging. Bij 16 weken heeft zij ook een echo gehad vanwege
bloedverlies.
Het echoscopisch onderzoek liet toen geen bijzonderheden zien; normale foetale groei met normaal vruchtwater. Heden wordt een foetale groei gezien op
de p50 met een diepste pocket vruchtwater van 1 cm.
Welke specifieke anamnestische vraag is in dit geval belangrijk en waarom?
Komen er nierafwijkingen voor in de familie? Vanwege een verdenking op een nieragenesie.
Voelt patiënte goed leven? Vanwege een verdenking groeivertraging.
Geen. Er zijn geen echoscopische afwijkingen. Er is sprake van een normale zwangerschapscontrole.
Is er vochtverlies? Vanwege een verdenking op immatuur gebroken vliezen

A

Is er vochtverlies? Vanwege een verdenking op immatuur gebroken vliezen

222
Q

Bij een 17-jarige patiënte met een primaire amenorroe worden lage FSH-, LH-, en Oestradiolspiegels gevonden in het bloed.
De secundaire geslachtskenmerken zoals mammaontwikkeling en schaambeharing zijn nauwelijks aanwezig (Stadium I volgens Tanner).
Bij een GnRH-stimulatietest waarbij GnRH intraveneus wordt ingespoten stijgen de FSH- en LH-spiegels fors.
In welk orgaan ligt hoogstwaarschijnlijk de stoornis?
Ovarium
Hypofyse
Uterus
Hypothalamus

A

Hypothalamus

223
Q

Maak de zin compleet.
Tijdens de luteale fase van de menstruele cyclus leidt de vorming van (i) HCG (ii) inhibine A (iii) oestrogenen (iv) progesteron door
(i) de dominante follikel (ii) het corpus luteum tot een (i) daling (ii) stijging van de basale lichaamstemperatuur.

A

“progesteron”
“het corpus luteum”
“stijging”

224
Q

Tijdens een zwangerschapscontrole wordt de zwangere uterus systematisch onderzocht. De zorgverlener maakt hierbij gebruik van de handgrepen van
Leopold.
Wat wordt onderzocht als de zorgverlener de tweede handgreep van Leopold uitoefent?
Beoordeling van de beweeglijkheid van het voorliggend deel
De plaats van de rug van de foetus
De hoogte van de fundus uteri
Beoordeling van het voorliggend deel

A

De plaats van de rug van de foetus

225
Q

Maak de volgende zin compleet.
De aanwezigheid (i) van HCG (ii) van oestrogeen (iii) van progesteron zorgt voor het in stand houden van het corpus luteum in het
(i) eerste trimester (ii) tweede trimester (iii) derde trimester van de zwangerschap.

A

“van HCG”

“eerste trimester”

226
Q
Noem een langetermijncomplicatie van endometriose.
Ovariumcarcinoom
Cervixcarcinoom
Vervroegde menopauze
Endometriumcarcinoom
A

Ovariumcarcinoom

227
Q

Een 24-jarige patiënte wordt naar de gynaecoloog verwezen vanwege cyclische buikpijnklachten bij een actieve kinderwens. Sinds 8 maanden is patiënte
gestopt met de pil en tot op heden is een zwangerschap uitgebleven.
Na het stoppen met de pil zijn de menstruaties ook weer toenemend pijnlijk geworden. Voordat zij startte met de pil had ze ook altijd van die hevig pijnlijke
menstruaties. Hoewel de mictie niet pijnlijk is ervaart zij de defecatie wel als zeer pijnlijk.
Bij lichamelijk onderzoek, inclusief speculumonderzoek, vaginaal en rectaal toucher, werden geen afwijkende bevindingen gedaan.
Welk aanvullend onderzoek is hier het meest geïndiceerd om de juiste diagnose te stellen?
Laparoscopisch onderzoek
CT-scan
MRI
Bepaling van het serum CA-125
Transvaginaal echoscopisch onderzoek

A

Bepaling van het serum CA-125

228
Q

Maak de volgende zin compleet. Tijdens de lactatie kunnen vrouwen klachten ervaren als opvliegers en atrofie van het vagina-epitheel. Dit wordt
veroorzaakt door een verminderde afgifte van (i) Dopamine (ii) GNRH (iii) Oxytocine wat leidt tot een lage (i) oestrogeen
(ii) progesteron spiegel.

A

“GNRH”

“oestrogeen”

229
Q

Een 36-jarige P5 is 3 uur geleden bevallen van een gezonde zoon. De partus verliep zeer vlot en ongecompliceerd.
Patiënte geeft aan hevige buikpijnkrampen te ervaren. Ze heeft verder geen andere klachten. Zij heeft vlak na de bevalling nog mictie gehad. De placenta
kwam makkelijk en spontaan. Bij lichamelijk onderzoek worden, behoudens een pijnlijke buik bij palpatie en percussie, geen afwijkingen gevonden.
Wat is nu de meest logische vervolgstap?
Een vaginale echo omdat hier het meest waarschijnlijk sprake is van een placentarest
Een abdominale echo omdat hier het meest waarschijnlijk sprake is van een appendicitis acuta
Blaascatheterisatie omdat hier het meest waarschijnlijk sprake is van een urineretentie
Niets omdat hier het meest waarschijnlijk sprake is van fysiologische naweeën

A

Niets omdat hier het meest waarschijnlijk sprake is van fysiologische naweeën

230
Q

Een 29-jarige P1 bezoekt de huisartsenpost met koorts, buikpijn en pijnlijke borsten. Zij is 3 dagen geleden bevallen van een gezonde dochter.
De partus werd gecompliceerd door een ernstige fluxus van 3 liter bloed, meest waarschijnlijk op basis van atonie. Bij manueel natasten op de OK werden
geen placentaresten gevonden.
Zij voelt zich lang niet zo fit als ze zou willen en ligt ook nog veel op bed. Tevens heeft zij ruime, ietwat riekende lochia. De baarmoeder staat op
navelhoogte.
Patiënte geeft aan dat beide borsten pijnlijk zijn, maar niet rood.
Er wordt een waarschijnlijkheidsdiagnose gesteld aan de hand van de klachten.
Wat is, op basis van de meest waarschijnlijke diagnose, de meest aangewezen behandeling?
Starten met augmentin omdat hier sprake is van een endometritis
Starten met flucloxacilline omdat hier sprake is van een mastitis.
Er is sprake van stuwing bij borstvoeding en een conservatief beleid is daarom op zijn plaats.
Laparoscopie vanwege een verdenking appendicitis acuta.
Blaaskatheterisatie vanwege een urineretentie.

A

Starten met augmentin omdat hier sprake is van een endometritis

231
Q

Een 40-jarige G1P0 is reeds 20 weken zwanger. Zij komt voor een reguliere controle op het spreekuur. Tot op heden is de zwangerschap
ongecompliceerd verlopen. Zij voelt de baby goed bewegen. De bloeddruk meet 140/95. Bij het structureel echoscopisch onderzoek werden geen
afwijkingen gevonden. De foetale groei (biometrie) meet een hoofdomtrek op de p15, een buikomtrek op de p2,3 en een femurlengte op de p2,1.
Wat is hier de meest waarschijnlijke diagnose?
Maak de zin compleet.
Er is sprake van een (i) asymmetrische (ii) symmetrische groeivertraging meest waarschijnlijk op basis van een (i) infectie (ii)
placenta-insufficiëntie

A

“asymmetrische”

“placenta-insufficiëntie”

232
Q

Een 30-jarige G2P1 komt voor reguliere controle. Zij is reeds 20 weken zwanger. Het betreft een gezonde vrouw met een BMI van 24.
Bij uitwendig onderzoek bevindt de fundus uteri zich 2 vingers boven de centraal gelegen navel. De zwangerschap is tot op heden ongecompliceerd
verlopen.
Deze zwangerschap is gepland en er is een zekere eerste dag laatste menstruatie (EDLM). De termijnecho is gemaakt bij 12 weken.
Een NIPT liet geen afwijkingen zien. Patiënte heeft een bloeddruk van 110/70.
Haar eerste kind had een normaal geboortegewicht voor de termijn.
Wat is in dit geval het meest aangewezen beleid?
een geavanceerd ultrageluid onderzoek afspreken
een nieuwe controleafspraak maken voor over 4 weken
een OGTT afspreken omdat er mogelijk sprake is van een diabetes gravidarum
een routine echoscopisch onderzoek afspreken

A

een routine echoscopisch onderzoek afspreken

233
Q

In de zwangerschap wordt routinematig bloed afgenomen bij 27 weken amenorroeduur bij vrouwen met een rhesus c-negatieve bloedgroep.
Wat wordt bepaald in het maternale bloed?
de rhesusfactor van de foetus
de aanwezigheid van irregulaire erytrocyten antistoffen
het foetale Hb gehalte
de bloedgroep van de foetus

A

de aanwezigheid van irregulaire erytrocyten antistoffen

234
Q

Maak de zin compleet.
Bij een neonaat met kernicterus is een (i) verhoogd (ii) verlaagd gehalte aan (i) geconjugeerd (ii) ongeconjugeerd bilirubine
ten gevolge van (i) de fysiologische afbraak van erythrocyten (ii) een verhoogde entero-hepatische kringloop (iii) onvoldoende
bindingscapaciteit van albumine

A

“verhoogd”
“ongeconjugeerd”
“onvoldoende bindingscapaciteit van albumine”

235
Q

Maak de zin compleet.
De premature neonaat heeft een aantal specifieke klinische problemen waaronder een open ductus arteriosus.
Een open ductus arteriosus zorgt voor shunting van bloed (i) van de linker naar de rechter (ii) van de rechter naar de linker kant van de circulatie en dient behandeld te worden in geval van symptomen middels toediening van (i) cafeïne (ii) corticosteroïden (iii)
prostaglandinesyntheseremmer

A

“van de linker naar de rechter”

“prostaglandinesyntheseremmer”

236
Q

Een vier uur oude neonaat, een meisje, wordt opgenomen op de afdeling neonatologie vanwege een tachypnoe met aanhoudend kreunen.
Er was sprake van een inleiding vanwege langdurig gebroken vliezen. De bevalling verliep verder ongecompliceerd evenals de zwangerschap.
De neonatoloog ziet een zuurstofbehoeftig kind met intrekkingen sub- en intercostaal en tevens neusvleugelen. Bij auscultatie diffuse ronchi over de
gehele longen, rechts meer dan links.
De waarschijnlijkheidsdiagnose is in deze casus:
hyaline membraan ziekte
hernia diafragmatica
Respiratoir Syncytieel Syndroom (door RS virus)
pneumonie door GBS (groep-B-hemolytische-streptokok)
wet lungs

A

pneumonie door GBS (groep-B-hemolytische-streptokok)

237
Q

De ductus

arteriosus shunt: (bloed van -> naar)

A

“bloed vanuit de arteria pulmonalis -> naar de aorta”

238
Q

De ductus

venosus shunt: (bloed van -> naar)

A

“bloed vanuit de vena umbilicalis -> naar de vena cava inferior”

239
Q

Het foramen

ovale shunt: (bloed van -> naar)

A

“bloed vanuit het rechter atrium naar het linker atrium”

240
Q

de glomerulaire filtratiesnelheid …………… dan bij een niet-zwangere.  (i) gelijk aan (ii) relatief hoger (iii) relatief lager

A

(ii) relatief hoger

241
Q

de nierdrempel voor glucose …………… dan bij een niet-zwangere. (i) gelijk aan (ii) relatief hoger (iii) relatief lager

A

(iii) relatief lager

242
Q

de urineafvloed …………… dan bij een niet-zwangere. (i) gelijk aan (ii) relatief makkelijker (iii) relatief moeilijker

A

(iii) relatief moeilijker

243
Q

de afvoer van afvalstoffen …………… dan bij een niet-zwangere.  (i) gelijk aan (ii) relatief hoger (iii) relatief lager

A

(ii) relatief hoger

244
Q

Waar in het lichaam wordt de volgende stof afgegeven aan het lichaam:
Oxytocine  (i) bijnier (ii) hypofyseachterkwab (iii) hypofysevoorkwab (iv) hypothalamus (v) ovarium (vi) placenta

A

“hypofyseachterkwab”

245
Q

Waar in het lichaam wordt de volgende stof afgegeven aan het lichaam: PAPP-A  (i) bijnier (ii) hypofyseachterkwab (iii) hypofysevoorkwab (iv) hypothalamus (v) ovarium (vi) placenta

A

“placenta”

246
Q

Waar in het lichaam wordt de volgende stof afgegeven aan het lichaam: ACTH  (i) bijnier (ii) hypofyseachterkwab (iii) hypofysevoorkwab (iv) hypothalamus (v) ovarium (vi) placenta

A

“hypofysevoorkwab”

247
Q

Waar in het lichaam wordt de volgende stof afgegeven aan het lichaam: Inhibine B  (i) bijnier (ii) hypofyseachterkwab (iii) hypofysevoorkwab (iv) hypothalamus (v) ovarium (vi) placenta

A

“ovarium”

248
Q

Wat is de CTG Basisfrequentie en variabiliteit van een gezonde fetus bij 40 weken?

A

150 slagen/min, variabiliteit = 15 slagen/min

249
Q

Uit welk embryonaal kiemblad ontwikkelt zich de chorda dorsalis?
ectoderm
mesoderm
endoderm

A

mesoderm

250
Q
Welke structuren ontwikkelen zich uit neurale lijst cellen?
Selecteer de drie juiste antwoorden.
bijniermerg
gonaden
melanocyten
miltparenchym
somieten
spinale ganglia
A

bijniermerg
melanocyten
spinale ganglia

251
Q

Uit welke delen bestaat de blastocyst?
ectoderm, endoderm en mesoderm
embryoblast en trofoblast
chorion­ en amnionvlies

A

embryoblast en trofoblast

252
Q
Selecteer de juiste woorden:
Om een drie­lagige kiemschijf te vormen, migreren cellen van de (i) epiblast (ii) hypoblast (iii) trofoblast naar binnen door (i) het
buccopharygeale membraan (ii) de neurale buis (iii) de primitiefstreep .
Het nieuw gevormde, middelste kiemblad wordt (i) ectoderm (ii) endoderm (iii) mesoderm genoemd.
A

IF choice a. matches “epiblast”
AND choice b. matches “de primitiefstreep”
AND choice c. matches “mesoderm”
Set score to 1

253
Q

1­ Welke structuur verbindt de uterus met het
ovarium?

(i) lig. cardinale (ii) lig. ovarii proprium (iii) lig. sacrouterina (iv) lig. suspensorium
ovarii (v) lig. teres uteri

A

“lig. ovarii proprium”

254
Q

2­ Door welk ligament verloopt de a. ovarica?

(i) lig. cardinale (ii) lig. ovarii proprium (iii) lig. sacrouterina (iv) lig. suspensorium
ovarii (v) lig. teres uteri

A

“lig. suspensorium ovarii”

255
Q

3­ Door welk ligament verloopt de a. uterina?

(i) lig. cardinale (ii) lig. ovarii proprium (iii) lig. sacrouterina (iv) lig. suspensorium
ovarii (v) lig. teres uteri

A

“lig. cardinale”

256
Q

Match de differentiaaldiagnose in een casus (a t/m d) met de bijbehorende hypothesetoetsende vraag (1t/m4)
a. EUG (extra
uteriene
graviditeit)

(i) 1 heeft mevrouw al een week of iets langer een pijnlijk of zwaar gevoel in de borsten? (ii) 2 heeft mevrouw de afgelopen
paar dagen veel en helder slijmverlies afkomstig uit de vagina bemerkt? (iii) 3 heeft mevrouw de afgelopen 24 uur of al eerder
bloedverlies of bruine afscheiding gehad? (iv) 4 heeft mevrouw pijn in de schouder in liggende positie die weggaat bij rechtop zitten?

A

“4 heeft mevrouw pijn in de schouder in liggende positie die weggaat bij rechtop zitten?”

257
Q

Match de differentiaaldiagnose in een casus (a t/m d) met de bijbehorende hypothesetoetsende vraag (1t/m4)
b. incomplete
miskraam

(i) 1 heeft mevrouw al een week of iets langer een pijnlijk of zwaar gevoel in de borsten? (ii) 2 heeft mevrouw de afgelopen
paar dagen veel en helder slijmverlies afkomstig uit de vagina bemerkt? (iii) 3 heeft mevrouw de afgelopen 24 uur of al eerder
bloedverlies of bruine afscheiding gehad? (iv) 4 heeft mevrouw pijn in de schouder in liggende positie die weggaat bij rechtop zitten?

A

“3 heeft mevrouw de afgelopen 24 uur of al eerder bloedverlies of bruine afscheiding gehad?”

258
Q

Match de differentiaaldiagnose in een casus (a t/m d) met de bijbehorende hypothesetoetsende vraag (1t/m4)
c. net pre-
ovulatoir zijn in

de menstruele
cyclus

(i) 1 heeft mevrouw al een week of iets langer een pijnlijk of zwaar gevoel in de borsten? (ii) 2 heeft mevrouw de afgelopen
paar dagen veel en helder slijmverlies afkomstig uit de vagina bemerkt? (iii) 3 heeft mevrouw de afgelopen 24 uur of al eerder
bloedverlies of bruine afscheiding gehad? (iv) 4 heeft mevrouw pijn in de schouder in liggende positie die weggaat bij rechtop zitten?

A

“2 heeft mevrouw de afgelopen paar dagen veel en helder slijmverlies afkomstig uit de vagina bemerkt?”

259
Q

Match de differentiaaldiagnose in een casus (a t/m d) met de bijbehorende hypothesetoetsende vraag (1t/m4)
d. vroege intra
uteriene
zwangerschap

(i) 1 heeft mevrouw al een week of iets langer een pijnlijk of zwaar gevoel in de borsten? (ii) 2 heeft mevrouw de afgelopen
paar dagen veel en helder slijmverlies afkomstig uit de vagina bemerkt? (iii) 3 heeft mevrouw de afgelopen 24 uur of al eerder
bloedverlies of bruine afscheiding gehad? (iv) 4 heeft mevrouw pijn in de schouder in liggende positie die weggaat bij rechtop zitten?

A

“1 heeft mevrouw al een week of iets langer een pijnlijk of zwaar gevoel in de borsten?”

260
Q
Welke problematiek is vroeg of later in de fertiele levensfase geassocieerd met PCOS (Poly Cysteus Ovarium Syndroom) ?
Kies er drie uit zes opties.
PCOS:
diabetes type 2
dysmenorroe
langdurige ernstige acné
subfertiliteit door adhesies
verhoogde kans op endometriumcarcinoom
verhoogde kans op ovariumcarcinoom
A

diabetes type 2
langdurige ernstige acné
verhoogde kans op endometriumcarcinoom

261
Q

CASUS
Een 32 jarige vrouw heeft progressieve buikpijnklachten tijdens de menstruaties, zolang zij zich kan herinneren. Regelmatig moest zij school en later werk
verzuimen in het verleden. De pil zorgde ervoor dat haar situatie gedurende enige jaren draaglijk was. Nu zij met de pil moest stoppen wegens kinderwens
komen de klachten helaas in hevige mate terug. Er is nu zelfs helderrood bloed bij de ontlasting te zien, maar alleen tijdens de menstruatieperiodes. Bij
lichamelijk onderzoek (inclusief speculumonderzoek, vaginaal­ en rectaal toucher) werden echter geen afwijkende bevindingen gedaan.
Toch mag men in deze casus op basis van de genoemde bevindingen de waarschijnlijkheidsdiagnose (i) adenomyosis (ii) diepe endometriose
(iii) peritoneale endometriosis niet verwerpen.
Welk aanvullend onderzoek is voor deze waarschijnlijkheidsdiagnose specifiek geïndiceerd?
(i) abdominale echografie (ii) diagnostische laparoscopie (iii) HSG (Hystero Salpingo Gram) (iv) MRI­scan

A

IF choice a. matches “diepe endometriose”
AND choice b. matches “MRI­scan”
Set score to 1

262
Q

Op welke plaats in het lichaam wordt elk van de volgende vier stoffen afgegeven aan de bloedbaan?
ACTH (i) hypofyse achterkwab (ii) hypofyse voorkwab (iii) hypothalamus (iv) ovarium (v) placenta

A

“hypofyse voorkwab”

263
Q

Op welke plaats in het lichaam wordt elk van de volgende vier stoffen afgegeven aan de bloedbaan?
CRF (i) hypofyse achterkwab (ii) hypofyse voorkwab (iii) hypothalamus (iv) ovarium (v) placenta

A

“placenta”

264
Q

Op welke plaats in het lichaam wordt elk van de volgende vier stoffen afgegeven aan de bloedbaan?
Dopamine (i) hypofyse achterkwab (ii) hypofyse voorkwab (iii) hypothalamus (iv) ovarium (v) placenta

A

“hypothalamus”

265
Q

Op welke plaats in het lichaam wordt elk van de volgende vier stoffen afgegeven aan de bloedbaan?
Vasopressine (i) hypofyse achterkwab (ii) hypofyse voorkwab (iii) hypothalamus (iv) ovarium (v) placenta

A

“hypofyse achterkwab”

266
Q

CASUS
Een 21 jarige vrouw is voor de eerste keer zwanger. Zij heeft een amenorroe van 9 weken. Mevrouw is altijd goed gezond geweest en is erg blij met de
zwangerschap.
Vanaf amenorroe 8 weken is zij geleidelijk aan, na een periode van misselijkheid ’s morgens, in toenemende mate gaan braken.
De huisarts is van plan zetpillen voor te schrijven tegen de misselijkheid, maar wil toch eerst weten of haar gezondheidstoestand door al dat braken
misschien zo slecht is geworden dat ze moet worden opgenomen in het ziekenhuis. Welk laboratoriumonderzoek geeft daarvoor uitsluitsel?
Bepaling van:
HCG uit urine
Hb uit bloed
glucose uit bloed
ketonen uit urine
kalium uit bloed

A

ketonen uit urine

267
Q

Hoe ontstaat diabetes gravidarum en welke invloed heeft dat op de foetus?
Zwangerschap zelf is diabetogeen door productie van (i) HPL (ii) Prolactine

Voor de conceptie is het serumglucose in vergelijking tot een fysiologische zwangere: (i) hoger (ii) lager (iii) hetzelfde

Dit maakt dat de foetus (i) wel (ii) geen risico loopt op ernstige aangeboren afwijkingen

A

IF choice a. matches “HPL”
AND choice b. matches “hetzelfde”
AND choice c. matches “geen”
Set score to 1

268
Q

Placentatie die fysiologisch verloopt wordt gekenmerkt door het proces van remodelling van de spiraalarteriën (i) tot en met de decidua (ii) tot
en met een deel van het myometrium dat uiterlijk bij een amenorroe van (i) 12 weken (ii) 24 weken (iii) 36 weken voltooid moet zijn.

A

IF choice a. matches “tot en met een deel van het myometrium”
AND choice b. matches “24 weken”
Set score to 1

269
Q

Wanneer de Placentatie verkeerd is verlopen zullen (i) angiogenese bevorderaars (ii) angiogenese remmers die (i) in de decidua
(ii) in het endotheel van spiraalarteriën gevormd zijn in de circulatie terecht komen van (i) de foetus. (ii) de zwangere.

Het gevolg is dat er beschadiging optreedt van (i) het endotheel overal in het lichaam (ii) de hartspier en de coronairvaten

A

IF choice a. matches “angiogenese remmers”
AND choice b. matches “in de decidua”
AND choice c. matches “de zwangere.”
AND choice d. matches “het endotheel overal in het lichaam”
Set score to 1

270
Q

Ongestoorde trofoblastontwikkeling zorgt er onder andere voor dat (i) progesteron wordt geproduceerd, (ii) prostacycline wordt geproduceerd,

met als gevolg voor de zwangere: (i) verhoging (ii) verlaging van de perifere weerstand en (i) ontstaan van de midpregnancy drop
(ii) uitblijven van de midpregnancy drop

A

IF choice a. matches “prostacycline wordt geproduceerd,”
AND choice b. matches “verlaging”
AND choice c. matches “ontstaan van de midpregnancy drop”
Set score to 1

271
Q

Utero­placentaire insufficiëntie die zich relatief laat in de zwangerschap manifesteert, bijvoorbeeld pas na 34 weken, kan bij een foetus vanaf die tijd
groeirestrictie veroorzaken bij voorheen normale groei.
Hoe zal het groeipatroon er in een dergelijk geval meestal uitzien wanneer men een maand later weer een echo maakt?
symmetrisch met zowel de hoofdomtrek als de buikomtrek evenredig klein
asymmetrisch met de omtrek van het hoofd kleiner dan de buikomtrek
asymmetrisch met de omtrek van de buik kleiner dan de hoofdomtrek

A

asymmetrisch met de omtrek van de buik kleiner dan de hoofdomtrek

272
Q

Casus KR
Een zestienjarig seksueel actief meisje komt ’s avonds naar de huisartsenpost wegens toenemende buikpijn. Lopen is haar nu zelfs bijna onmogelijk
geworden.
De pijn begon enkele dagen geleden midden onder in de buik, direct nadat haar menstruatie al vrijwel was opgehouden. Die was overigens wel normaal
geweest en ook op tijd.
Tegelijk met de buikpijn kreeg zij last van een vies­ruikende vaginale afscheiding.
Wat is de meest waarschijnlijke diagnose van haar buikklachten?
salpingitis
vaginitis
EUG (extra uteriene zwangerschap)
appendicitis
ovulatiebloeding
torsie van een ovariumcyste

A

salpingitis

273
Q

Welke twee kenmerken worden gezien bij achondroplasie? (ii) microcefalie (i) macrocefalie en een kleine lengte, met naar verhouding
(ii) lange (i) korte ledematen.

A

IF choice a. matches “macrocefalie”
AND choice b. matches “korte”
Set score to 1

274
Q

Het ontstaan van lenderibben is een voorbeeld van (i) anterieure homeote transformatie (ii) posterieure homeote transformatie en is synoniem
met (i) lumbalisatie van Thoracale 12 (ii) thoracalisatie van Lumbale 1 .
Dit fenomeen berust op (i) gain­of­function mutatie (ii) loss­of­function mutatie

A

IF choice a. matches “anterieure homeote transformatie”
AND choice b. matches “thoracalisatie van Lumbale 1”
AND choice c. matches “loss­of­function mutatie”
Set score to 1

275
Q

Bij welke van de onderstaande processen spelen uNK cellen(uteriene Natural Killer cellen) in de zwangerschap een zeer belangrijke rol?
het in standhouden van geluteïniseerde cellen
de activering van complement
het bevorderen van apoptose van extravilleuze trofoblastcellen
de vascularisatie van de placenta
het selectief doden van decidua­cellen met paternaal antigeen

A

de vascularisatie van de placenta

276
Q
CASUS
Bij een à terme zwangere is het de vraag of zij op dat moment wel echt “in partu” is. Zij heeft pijnlijke contracties om de 10 minuten. Welke bevinding naast die pijnlijke contracties maakt dat zij inderdaad in partu is?
Wanneer zij daarbij op dat moment ook
een vingertop ontsluiting heeft
een week aanvoelende portio heeft
een half verstreken portio heeft
"tekent"
A

“tekent”

277
Q

Een foetus die al enige weken als gevolg van utero­placentaire insufficiëntie een ernstige groeirestrictie heeft, kan al bij lichte contracties ernstig in nood
raken en daardoor intra­uterien zelfs overlijden. Wat is de reden dat zo’n foetus al bij lichte contracties zo ernstig in nood kan raken?
de reservecapaciteit van de placenta is te beperkt om deze groeivertraagde foetus bij contracties van voldoende zuurstof te voorzien
de geactiveerde parasympathicus gaat als noodmaatregel bij lichte contracties overheersen met als gevolg uitval van de vitale organen
intra­uteriene adembewegingen worden onder invloed van contracties bij dysmaturen eerder dan gebruikelijk geïnitieerd, met als gevolg
meconiumaspiratie en daardoor asfyxie
de foetus met zo’n ernstige groeirestrictie heeft veel minder vruchtwater, waardoor al bij geringe contracties heel zijn lichaam bekneld raakt
zo’n dysmature foetus is enige weken asfyctisch en is daardoor bij lichte contracties niet meer in staat zijn energiereserves aan te spreken

A

de reservecapaciteit van de placenta is te beperkt om deze groeivertraagde foetus bij contracties van voldoende zuurstof te voorzien

278
Q

Wat gebeurt er in de periode direct post partum met de urineproductie van gezonde kraamvrouwen in vergelijking tot de zwangerschap en wat is de
verklaring ervan?
De urineproductie direct post partum
neemt snel toe doordat, als gevolg van het wegvallen van de placenta­invloed, er extracellulair vocht opgenomen wordt in de bloedbaan
neemt snel af nu de nieren niet langer de metabolieten van de foetus hoeven te filtreren
neemt snel af doordat met het onmiddellijk verminderen van placentaire prostacycline in het bloed de nierarteriën meer contraheren dan voor de bevalling
neemt af gedurende de eerste 48 uur doordat de terugvloed naar het hart veel geringer wordt nu er veel minder bloed uit de utero­ placentaire circulatie
deel uit is gaan maken van de gehele circulatie

A

neemt snel toe doordat, als gevolg van het wegvallen van de placenta­invloed, er extracellulair vocht opgenomen wordt in de bloedbaan

279
Q

Welke twee diagnoses passen bij koorts in het kraambed in de eerste 3 tot 5 dagen na de bevalling (pp: post partum),
welke twee diagnoses meer bij koorts vanaf de eerste week en welke twee diagnoses komen onafhankelijk van de pp dag voor?
appendicitis

(i) binnen 3 ­5 dagen pp optredend (ii) meestal pas na 7 dagen pp optredend (iii) onafhankelijk van deze perioden
optredend

A

(iii) onafhankelijk van deze perioden

optredend

280
Q

Welke twee diagnoses passen bij koorts in het kraambed in de eerste 3 tot 5 dagen na de bevalling (pp: post partum),
welke twee diagnoses meer bij koorts vanaf de eerste week en welke twee diagnoses komen onafhankelijk van de pp dag voor?
endometritis

(i) binnen 3 ­5 dagen pp optredend (ii) meestal pas na 7 dagen pp optredend (iii) onafhankelijk van deze perioden
optredend

A

(i) binnen 3 ­5 dagen pp optredend

281
Q

Welke twee diagnoses passen bij koorts in het kraambed in de eerste 3 tot 5 dagen na de bevalling (pp: post partum),
welke twee diagnoses meer bij koorts vanaf de eerste week en welke twee diagnoses komen onafhankelijk van de pp dag voor?
mastitis

(i) binnen 3 ­5 dagen pp optredend (ii) meestal pas na 7 dagen pp optredend (iii) onafhankelijk van deze perioden
optredend

A

(ii) meestal pas na 7 dagen pp optredend

281
Q

Welke twee diagnoses passen bij koorts in het kraambed in de eerste 3 tot 5 dagen na de bevalling (pp: post partum),
welke twee diagnoses meer bij koorts vanaf de eerste week en welke twee diagnoses komen onafhankelijk van de pp dag voor?
mastitis

(i) binnen 3 ­5 dagen pp optredend (ii) meestal pas na 7 dagen pp optredend (iii) onafhankelijk van deze perioden
optredend

A

(ii) meestal pas na 7 dagen pp optredend

282
Q

Welke twee diagnoses passen bij koorts in het kraambed in de eerste 3 tot 5 dagen na de bevalling (pp: post partum),
welke twee diagnoses meer bij koorts vanaf de eerste week en welke twee diagnoses komen onafhankelijk van de pp dag voor?
stuwing

(i) binnen 3 ­5 dagen pp optredend (ii) meestal pas na 7 dagen pp optredend (iii) onafhankelijk van deze perioden
optredend

A

(i) binnen 3 ­5 dagen pp optredend

283
Q

Welke twee diagnoses passen bij koorts in het kraambed in de eerste 3 tot 5 dagen na de bevalling (pp: post partum),
welke twee diagnoses meer bij koorts vanaf de eerste week en welke twee diagnoses komen onafhankelijk van de pp dag voor?
trombose

(i) binnen 3 ­5 dagen pp optredend (ii) meestal pas na 7 dagen pp optredend (iii) onafhankelijk van deze perioden
optredend

A

(ii) meestal pas na 7 dagen pp optredend

284
Q

Welke twee diagnoses passen bij koorts in het kraambed in de eerste 3 tot 5 dagen na de bevalling (pp: post partum),
welke twee diagnoses meer bij koorts vanaf de eerste week en welke twee diagnoses komen onafhankelijk van de pp dag voor?
urineweginfectie

(i) binnen 3 ­5 dagen pp optredend (ii) meestal pas na 7 dagen pp optredend (iii) onafhankelijk van deze perioden
optredend

A

(iii) onafhankelijk van deze perioden

optredend

285
Q

CASUS KR ­vraag twee-
Een kraamvrouw wordt enkele uren na een normale spontane bevalling misselijk, braakt daarbij en heeft hevige constante pijn onderin haar buik die niet

vermindert met paracetamol.
Mevrouw verliest vervolgens ook nog een paar keer in korte tijd waterige ontlasting. Bij palpatie is de gehele onderbuik pijnlijk, maar vooral de uterus is bij
doorvoelen heel erg pijnlijk en voelt hard aan. De fundus uteri staat net onder de navel. Haar temperatuur wordt voor het eerst een keer gemeten en blijkt
rectaal 38 ° Celsius te zijn.
Haar man heeft een flinke tonsillitis (ontsteking van zijn keel amandelen). Sinds een dag wordt hij ervoor behandeld met antibiotica en heeft daardoor, dacht
hijzelf, ook last van dunne ontlasting.
Er wordt een waarschijnlijkheidsdiagnose gesteld van de klachten van de kraamvrouw op grond van bepaalde omstandigheden in deze casus.
En welke twee omstandigheden maken dat deze diagnose het meest waarschijnlijk is?
hevige constante pijn in onderbuik, therapie resistent
misselijkheid met braken
temperatuur van 38° Celsius binnen 24 uur
tonsillitis van de partner
waterige of dunne ontlasting bij zowel de kraamvrouw als haar partner

A

hevige constante pijn in onderbuik, therapie resistent

tonsillitis van de partner

286
Q

Direct na de transitie heeft elke pasgeborene meer behoefte aan energie dan toen hij nog intra­uterien leefde.
Die behoefte is in die periode voornamelijk vergroot door (i) ademhalingsarbeid (ii) cardiale arbeid (iii) gastro­intestinale arbeid
Daarbij verliest de pasgeborene al gauw veel warmte via (i) zijn extremiteiten (ii) zijn hoofdhuid (iii) zijn uitademingslucht

A

IF choice a. matches “ademhalingsarbeid”
AND choice b. matches “zijn hoofdhuid”
Set score to 1

287
Q

Welke omstandigheden veroorzaken perinatale asfyxie door intra­uteriene zuurstofnood?
Selecteer er twee.
compressie van de maternale vena cava inferior
Groep­B­hemolytische­streptokokken infectie
holoprosencefalie (milde vorm van spectrum)
longhypoplasie
micrognatie
RDS

A

compressie van de maternale vena cava inferior

Groep­B­hemolytische­streptokokken infectie

288
Q

Waar bevindt zich de aanhechting van de foetale wervelkolom aan het foetale caput?
Die aanhechting bevindt zich ten opzichte van het foetale caput (i) dicht bij de kin (ii) dicht bij het achterhoofd (iii) precies in het midden
tussen achterhoofd en kin
De reden daarvan is dat hierdoor (i) de flexiehouding (ii) de deflexiehouding (iii) de hoofdligging (iv) het ballottement van het caput
van de foetus wordt bevorderd.

A

IF choice a. matches “dicht bij het achterhoofd”
AND choice b. matches “de flexiehouding”
Set score to 1

289
Q

Welke handeling moet er gebeuren zodra het kinderlijke hoofdje vaginaal in A.a.v. is geboren? Mevrouw ligt ruggelings tot halfzittend op een verlosbed.
met twee vingers in de hals voelen naar de aanwezigheid van de navelstreng
eerst de uitwendige spildraai laten voltooien en dan het hoofd met twee handen links en rechts van het hoofdje naar de symfyse duwen
twee handen over de wangen van het kind plaatsen en het horizontaal trekkend geboren laten worden
met één hand op en één hand onder het hoofdje deze in A.a.v. omvatten en dan onder de symfyse door naar sacraal duwen

A

met twee vingers in de hals voelen naar de aanwezigheid van de navelstreng

290
Q
Wat is een typische bevinding bij de anamnese en het lichamelijk onderzoek wanneer een patiënt een koliekaanval heeft?
bewegingsdrang
stilliggen
hoestpijn
vervoerspijn
A

bewegingsdrang

291
Q

Een 15­jarig meisje komt vanwege heftige continue buikpijn en koorts op het inloopspreekuur van de huisarts. De pijn is ongeveer 24 uur geleden begonnen
en neemt in heftigheid toe. Zij is misselijk en heeft twee keer gebraakt. Haar eetlust is minimaal.
Welk van deze symptomen vergroot de kans op de aanwezigheid van peritoneale prikkeling het meest?
anorexie
continue buikpijn
braken
koorts

A

continue buikpijn

292
Q

Vul de zin aan:

Secundaire spermatocyten bezitten (i) 23 (ii) 46 (i) enkele (ii) dubbele chromosomen

A

IF choice a. matches “23”
AND choice b. matches “dubbele”
Set score to 1

293
Q

Bij een 30 jarige primair subfertiele man met azoöspermie is het serum FSH evident verhoogd en het testisvolume 8 ml.
Kies de juiste begrippen om deze zin compleet te maken.
In deze casus is sprake van (i) obstructieve (ii) spermatogenetische azoöspermie, waarvoor als behandeling in aanmerking komt (i)
chirurgische spermawinning (TESE) (ii) elektro­ejaculatie (iii) vaso­vasostomie

A

IF choice a. matches “spermatogenetische”
AND choice b. matches “chirurgische spermawinning (TESE)”
Set score to 1

294
Q
Hoe wordt het proces genoemd waarbij de drie­lagige kiemschijf gevormd wordt?
invaginatie
gastrulatie
neurulatie
nidatie
A

gastrulatie

295
Q
Welke structuur vormt de afscheiding tussen het foramen ischiadicum majus en minus?
membrana obturatoria
lig. sacrotuberale
lig. sacrospinale
lig. inguinale
linea arcuata
A

lig. sacrospinale

296
Q

Hieronder zie je de anamneses van vier vrouwen tussen 15 en 45 jaar die buikpijn hebben gekregen. Welke waarschijnlijkheidsdiagnose past bij welke anamnese?
De pijn begon……
a. een dag of vijf geleden na een vrijpartij zonder condooms. De pijn wordt steeds erger;
a= (i) appendicitis acuta (ii) ovulatiepijn (iii) salpingitis (iv) torsie van het adnex

A

“salpingitis”

297
Q

Hieronder zie je de anamneses van vier vrouwen tussen 15 en 45 jaar die buikpijn hebben gekregen. Welke waarschijnlijkheidsdiagnose past bij welke anamnese?
De pijn begon……
b. daarnet opeens tijdens een potje tennis, toen ik me heel snel bukte om nog net een backhand te kunnen slaan;
b = (i) appendicitis acuta (ii) ovulatiepijn (iii) salpingitis (iv) torsie van het adnex

A

“torsie van het adnex”

298
Q

Hieronder zie je de anamneses van vier vrouwen tussen 15 en 45 jaar die buikpijn hebben gekregen. Welke waarschijnlijkheidsdiagnose past bij welke anamnese?
De pijn begon……
c. een paar uur geleden, met even een heel gemene scherpe pijn rechts onder in mijn buik, die gelukkig maar een kwartiertje duurde. Nu zeurt het wel nog
steeds wat na. Vorige maand had ik een uur lang dezelfde gemene pijn aan de andere kant;\
c= (i) appendicitis acuta (ii) ovulatiepijn (iii) salpingitis (iv) torsie van het adnex

A

“ovulatiepijn”

299
Q

Hieronder zie je de anamneses van vier vrouwen tussen 15 en 45 jaar die buikpijn hebben gekregen. Welke waarschijnlijkheidsdiagnose past bij welke anamnese?
De pijn begon……
d. vannacht ergens bij mijn navel en het zit nu hier precies, rechtsonder;
d= (i) appendicitis acuta (ii) ovulatiepijn (iii) salpingitis (iv) torsie van het adnex

A

“appendicitis acuta”

300
Q
Welke problematiek is het meest geassocieerd met endometriosis externa?
Kies uit onderstaande lijst drie problemen het meest passend bij endometriosis externa.
dysmenorroe
hirsutisme
pijn bij het vrijen
subfertiliteit door anovulatoire cycli
subfertiliteit door adhesies
verhoogde insuline resistentie
A

dysmenorroe
pijn bij het vrijen
subfertiliteit door adhesies

301
Q

Een 20 jarige vrouw is voor het eerst zwanger. Zij heeft een amenorroe van ongeveer 8 weken. Wegens ernstige hyperemesis gravidarum moet zij worden
opgenomen in het ziekenhuis voor intraveneuze vochttoediening.
Wat moet er, naast het gangbare infuus met vocht, ook nog worden gesuppleerd?
schildklier hormoon
hoogcalorische glucose
vitamine B en C
ketonen
ijzer
albumine

A

vitamine B en C

302
Q

Vul de volgende twee zinnen aan met de juiste begrippen.
Diabetes Mellitus type 2 is pathofysiologisch (i) vergelijkbaar (ii) niet vergelijkbaar met “zwangerschapssuiker” (GDM) wat betreft het risico
voor de foetus op ernstige aangeboren afwijkingen, zoals bijvoorbeeld neuraal buis defect.
(i) De belangrijkste overeenkomst (ii) Het belangrijkste verschil zit in (i) het gemiddelde bloedsuikergehalte aan HbA1c (ii) het
periconceptionele serum glucose waardoor de foetus dit risico loopt.

A

IF choice a. matches “niet vergelijkbaar”
AND choice b. matches “Het belangrijkste verschil”
AND choice c. matches “het periconceptionele serum glucose”
Set score to 1

303
Q
Welke omstandigheden doen zich gelijktijdig voor waardoor een baring op gang komt?
CRH productie (i) blijft gelijk (ii) neemt zeer sterk af in korte tijd (iii) neemt zeer sterk toe in korte tijd
oestrogenen productie (i) blijft gelijk (ii) neemt sterk af in korte tijd (iii) neemt sterk toe in korte tijd
progesteron productie (i) blijft gelijk (ii) neemt sterk af in korte tijd (iii) neemt sterk toe in korte tijd
A

IF choice a.(iii) is selected
AND choice b.(i) is selected
AND choice c.(ii) is selected
Add 1 to score. Continue evaluating.

304
Q

Vul de volgende zin aan met de juiste begrippen.
Bij een volledige en goedverlopende placentatie behoort:
(i) het toenemen (ii) het verdwijnen van compliantie van de spiraal artieriën,
(i) afname van (ii) toename van de doorstromingscapaciteit en (i) afname (ii) toename van de lokale bloeddruk.

A

IF choice a. matches “het verdwijnen”
AND choice b. matches “toename van”
AND choice c. matches “afname”
Set score to 1

305
Q

Een virale infectie met bijvoorbeeld Cytomegalie Virus tijdens de eerste helft van de zwangerschap veroorzaakt bij een aangedane foetus onder meer
groeirestrictie.
De biometrie van de groeiparameters drukt men uit in p waarden: p van percentiel.
Hoe zal het echografische groeipatroon vanaf expositie van de foetus aan het virus er in geval van groeirestrictie na enkele weken uit gaan zien?
asymmetrisch en na enkele weken is de buikomtrek te klein (< p5) en nog steeds kleiner dan de hoofdomtrek (p50–p10)
eerst asymmetrisch, maar na enkele weken zijn alle groeiparameters symmetrisch te klein (< p5)
symmetrisch en na enkele weken zijn beide groeiparameters te klein (< p5)

A

symmetrisch en na enkele weken zijn beide groeiparameters te klein (< p5)

306
Q

Vul de volgende zin aan met de juiste begrippen.
Lumbalisatie van Sacrale 1 berust op hetzelfde principe als (i) sacralisatie van Coccygis 1 (ii) sacralisatie van Lumbale 5
namelijk (i) anterieure homeote transformatie (ii) posterieure homeote transformatie
welke veroorzaakt wordt door een (i) gain­of­function mutatie (ii) loss­of­function mutatie in een homeobox gen

A

IF choice a. matches “sacralisatie van Coccygis 1”
AND choice b. matches “anterieure homeote transformatie”
AND choice c. matches “loss­of­function mutatie”
Set score to 1

307
Q

De embryonale ontwikkeling van vingers en tenen staat mede onder invloed van het belangrijke signaal­gen Sonic Hedgehog (SHH).
Vul onderstaande zinnen aan met de juiste begrippen.
SHH beïnvloedt de Zone of Polarising Activity (ZPA) die gelegen is aan de (i) anterieure zijde (ii) posterieure zijde van de vier embryonale
extremiteitsknoppen.
In de twee voorste wordt daardoor de ontwikkeling van (i) de duimzijde (ii) de pinkzijde geïnduceerd.

A

IF choice a. matches “posterieure zijde”
AND choice b. matches “de pinkzijde”
Set score to 1

308
Q

Een deel van de immuno­tolerantie die tijdens de zwangerschap optreedt wordt als volgt verklaard:
Vul de volgende zin aan met de juiste begrippen.
Een van de unieke MHC klasse I moleculen “HLA­G”, dat op (i) deciduacellen (ii) syncytiotrofoblast wordt gepresenteerd (i) remt
(ii) stimuleert
de activiteit van (i) de regulatoire T lymfocyt (ii) de uNK cel (uteriene Natural Killer cell) , waardoor cytotoxische activiteit wordt
teruggedrongen.

A

IF choice a. matches “syncytiotrofoblast”
AND choice b. matches “remt”
AND choice c. matches “de uNK cel (uteriene Natural Killer cell)”
Set score to 1

309
Q

In het kader van de combinatietest wordt een nekplooi meting (NT meting) verricht.
Die NT meting blijkt verdikt te zijn.
Selecteer uit vijf opties die hieronder staan de twee omstandigheden die geassocieerd worden met een verdikte nekplooi.
een gezonde foetus
foetus die later in de zwangerschap macrosoom wordt
foetus die later serotien wordt
foetus met hartafwijking
foetus met hypothyreoidie

A

een gezonde foetus

foetus met hartafwijking

310
Q

Wanneer er utero­placentaire insufficiëntie bestaat is de foetus in staat zichzelf nog een tijdlang tegen toenemend zuurstofgebrek te beschermen.
Van welke mogelijkheden maakt de foetus achtereenvolgens gebruik bij toenemende zuurstofnood?
Geef de juiste volgorde aan:
1: er ontstaat brainsparing
2: er ontstaat een reversed flow in de beide arteria umbilicalis
3: het aerobe metabolisme gaat over in anaerobe
4: de foetus groeit nauwelijks meer

3­1­2­4
3­2­4­1
3­4­1­2
3­1­4­2

A

3­4­1­2

311
Q

De kraamperiode is voor een belangrijk deel de tijd waarin het zogenaamde “proces van ontzwangering” plaatsvindt.
Een kraamvrouw, para 1, vraagt hoelang het zal duren voordat bij haar “alles” weer zal zijn terug veranderd. Zij geeft borstvoeding.
Relatieve terugverandering naar de situatie van vóór deze eerste doorgemaakte zwangerschap van bepaalde delen van het lichaam, zoals hieronder
aangegeven, kost aan tijd gerekend vanaf de bevalling:
de cervix, met name het bijna gesloten zijn ervan:

(i) 7 dagen (ii) 2 weken (iii) tot de eerste bijvoeding bij onvoldoende
melkproductie

A

“7 dagen”

312
Q

De kraamperiode is voor een belangrijk deel de tijd waarin het zogenaamde “proces van ontzwangering” plaatsvindt.
Een kraamvrouw, para 1, vraagt hoelang het zal duren voordat bij haar “alles” weer zal zijn terug veranderd. Zij geeft borstvoeding.
Relatieve terugverandering naar de situatie van vóór deze eerste doorgemaakte zwangerschap van bepaalde delen van het lichaam, zoals hieronder
aangegeven, kost aan tijd gerekend vanaf de bevalling:
het endometrium, de regeneratie ervan:

(i) 7 dagen (ii) 2 weken (iii) tot de eerste bijvoeding bij onvoldoende
melkproductie

A

“2 weken”

313
Q

De kraamperiode is voor een belangrijk deel de tijd waarin het zogenaamde “proces van ontzwangering” plaatsvindt.
Een kraamvrouw, para 1, vraagt hoelang het zal duren voordat bij haar “alles” weer zal zijn terug veranderd. Zij geeft borstvoeding.
Relatieve terugverandering naar de situatie van vóór deze eerste doorgemaakte zwangerschap van bepaalde delen van het lichaam, zoals hieronder
aangegeven, kost aan tijd gerekend vanaf de bevalling:
het ovarium, de functie ervan als er borstvoeding wordt
gegeven:

(i) 7 dagen (ii) 2 weken (iii) tot de eerste bijvoeding bij onvoldoende
melkproductie

A

“tot de eerste bijvoeding bij onvoldoende melkproductie”

314
Q

Vul de volgende zinnen aan met de juiste begrippen.
Na de bevalling wordt prolactinevorming veroorzaakt door de zoogreflex.
De productie van (i) dopamine (ii) oxytocine wordt als gevolg van deze reflex (i) afgeremd (ii) gestimuleerd ,
waardoor lactotrope cellen van de (i) ductuli van de mammae (ii) hypofyse voorkwab tijdens het zogen steeds veel prolactine maken ten
gunste van behoud van lactatie.

A

IF choice a. matches “dopamine”
AND choice b. matches “afgeremd”
AND choice c. matches “hypofyse voorkwab”
Set score to 1

315
Q

Welke twee diagnoses passen bij koorts in het kraambed in de eerste 3 tot 5 dagen na de bevalling (pp = post partum) en welke twee komen meer voor na 6
a 7 dagen?
Geef ook de twee diagnosen aan die onafhankelijk van de genoemde perioden koorts in het kraambed kunnen veroorzaken.
cholecystitis (i) binnen 3­5 dagen pp (ii) meestal pas na 6 à 7 dagen pp (iii) onafhankelijk van deze dagen

A

(iii) onafhankelijk van deze dagen

316
Q

Welke twee diagnoses passen bij koorts in het kraambed in de eerste 3 tot 5 dagen na de bevalling (pp = post partum) en welke twee komen meer voor na 6
a 7 dagen?
Geef ook de twee diagnosen aan die onafhankelijk van de genoemde perioden koorts in het kraambed kunnen veroorzaken.
mastitis (i) binnen 3­5 dagen pp (ii) meestal pas na 6 à 7 dagen pp (iii) onafhankelijk van deze dagen

A

meestal pas na 6 à 7 dagen pp

317
Q

Welke twee diagnoses passen bij koorts in het kraambed in de eerste 3 tot 5 dagen na de bevalling (pp = post partum) en welke twee komen meer voor na 6
a 7 dagen?
Geef ook de twee diagnosen aan die onafhankelijk van de genoemde perioden koorts in het kraambed kunnen veroorzaken.
parametritis (i) binnen 3­5 dagen pp (ii) meestal pas na 6 à 7 dagen pp (iii) onafhankelijk van deze dagen

A

meestal pas na 6 à 7 dagen pp

318
Q

Welke twee diagnoses passen bij koorts in het kraambed in de eerste 3 tot 5 dagen na de bevalling (pp = post partum) en welke twee komen meer voor na 6
a 7 dagen?
Geef ook de twee diagnosen aan die onafhankelijk van de genoemde perioden koorts in het kraambed kunnen veroorzaken.
stuwing (i) binnen 3­5 dagen pp (ii) meestal pas na 6 à 7 dagen pp (iii) onafhankelijk van deze dagen

A

stuwing ­ binnen 3­5 dagen pp

319
Q

Welke twee diagnoses passen bij koorts in het kraambed in de eerste 3 tot 5 dagen na de bevalling (pp = post partum) en welke twee komen meer voor na 6
a 7 dagen?
Geef ook de twee diagnosen aan die onafhankelijk van de genoemde perioden koorts in het kraambed kunnen veroorzaken.
urineweginfectie (i) binnen 3­5 dagen pp (ii) meestal pas na 6 à 7 dagen pp (iii) onafhankelijk van deze dagen

A

urineweginfectie ­ onafhankelijk van deze dagen

320
Q

Welke twee diagnoses passen bij koorts in het kraambed in de eerste 3 tot 5 dagen na de bevalling (pp = post partum) en welke twee komen meer voor na 6
a 7 dagen?
Geef ook de twee diagnosen aan die onafhankelijk van de genoemde perioden koorts in het kraambed kunnen veroorzaken.
wondinfectie (i) binnen 3­5 dagen pp (ii) meestal pas na 6 à 7 dagen pp (iii) onafhankelijk van deze dagen

A

wondinfectie ­ 3­5 dagen pp

321
Q

Casus
Een zwangere wordt gecontroleerd door de verloskundige.
Bij onderzoek van de buik staat de navel halverwege de lijn tussen de bovenrand van de symfyse en de onderrand van het xyfoid.
Uitwendig staat de fundus uteri op 2/3 afstand vanaf de symfyse tot de navel ( (2/3 NS).
Bij welke amenorroe past deze bevinding?
12 weken
16 weken
20 weken
24 weken

A

20 weken

322
Q

Waarom is het relevant dat de aanhechting van de foetale wervelkolom aan de foetale schedel excentrisch is?
Deze positie bevordert in belangrijke mate
de indaling van het foetale hoofd
moulage van de foetale schedelbeenderen
de hoofdligging van de à terme foetus
de flexie van het foetale hoofd
het ballottement van het foetale hoofd

A

de flexie van het foetale hoofd

323
Q
Wat is van onderstaande opties het meest bewijzend voor peritoneale prikkeling?
loslaatpijn
scherpe pijn
gelokaliseerde pijn
drukpijn
A

loslaatpijn

324
Q

Wat gebeurt er tijdens de meiose I?
Tijdens de meiose I ontstaan twee (i) primaire (ii) secundaire spermatocyten met een (i) diploïd (ii) haploïd aantal
chromosomen.

A

IF choice a. matches “secundaire”
AND choice b. matches “haploïd”
Set score to 1

325
Q

Wanneer krijgen de spermatozoën het vermogen tot een gecoördineerde vrije beweeglijkheid?
Als ze de tubuli seminiferi verlaten.
Wanneer ze in de epididymis aankomen.
Als ze door de ductus deferens heen gaan.
Bij de ejaculatie.

A

Bij de ejaculatie.

326
Q

Het corpus luteum, dat ontstaat uit granulosacellen en de theca (i) externa, (ii) interna, produceert voornamelijk (i) oestrogeen.
(ii) progesteron.

A

IF choice a. matches “interna,”
AND choice b. matches “progesteron.”
Set score to 1

327
Q
Wat is een belangrijk bestanddeel van moedermelk en wordt door plasmacellen in het bindweefsel van de mamma geproduceerd?
Complement
IgA
Cholesterol
IgG
A

IgA

328
Q

Uit welke kiemlaag ontwikkelt zich de placenta?
Hypoblast
Epiblast
Trofoblast

A

Trofoblast

329
Q
Wat ontwikkelt zich uit het paraxiale mesoderm? Selecteer de drie juiste antwoorden.
Dwarsgestreepte spieren
Gonaden
Notochord
Ribben
Subcutis
Viscerale en pariëtale peritoneum
A

Dwarsgestreepte spieren
Ribben
Subcutis

330
Q
Welke structuur induceert de ontwikkeling van de wervelkolom?
Dooierzak
Chorda dorsalis
Myotoom
Neurale buis
A

Chorda dorsalis

331
Q
Bij welk proces is de primitiefstreep van groot belang?
Maturatie
Gastrulatie
Nidatie
Neurulatie
A

Gastrulatie

332
Q
Door welk ligament verloopt de a. uterina?
ligamentum suspensorium ovarii
ligamentum teres uteri
ligamentum cardinale
ligamentum sacrouterina
A

ligamentum cardinale

333
Q

Welke twee kenmerken worden gezien bij Beckwith-Wiedemann syndroom?
(i) Hoog (ii) Laag geboortegewicht en een (i) navelbreuk (ii) webbed neck

A

IF choice a. matches “Hoog”
AND choice b. matches “navelbreuk”
Set score to 1

334
Q

Veranderingen in de expressie van homeobox-genen kunnen leiden tot homeote transformaties van de wervelkolom. Welke combinatie van afwijkingen
wordt naar verwachting aangetroffen in een wervelkolom met een complete (multi-segment) posterieure homeote transformatie?
(i) Cervicalisatie van de bovenste borstwervel (ii) Thoracalisatie van de onderste halswervel en (i) lumbalisatie van de bovenste
sacrale wervel (ii) sacralisatie van de onderste lendewervel

A

IF choice a. matches “Thoracalisatie van de onderste halswervel”
AND choice b. matches “sacralisatie van de onderste lendewervel”
Set score to 1

335
Q

Mevrouw Jans, 68 jaar, vraagt een visite aan bij haar huisarts. Al twee weken heeft zij toenemend last van buikpijn, aanvankelijk in wisselende mate.
Gisteren is de pijn flink toegenomen en sindsdien is deze continu aanwezig. De pijn is diffuus in haar buik aanwezig.
Al enkele maanden is haar defecatiepatroon veranderd: soms hard, soms diarree, niet dagelijks. De laatste week heeft ze geen defecatie meer gehad.
Ook is zij misselijk en heeft gebraakt.
Haar voorgeschiedenis vermeldt een uterusextirpatie, cholecystectomie en prikkelbaredarmsyndroom. Familieanamnese: vader coloncarcinoom.
U voert vervolgens lichamelijk onderzoek uit. Na afloop hiervan vermoedt u een specifieke diagnose.
Welke bevindingen in het lichamelijk onderzoek bevestigen uw waarschijnlijkheidsdiagnose?
gedempte percussie van de ruimte van Traube
hoogklinkende peristaltiek met gootsteengeruisen
opdrukpijn bij rectaal toucher
opgezette buik
palpabele weerstand
psoasfenomeen

A

hoogklinkende peristaltiek met gootsteengeruisen

opgezette buik

336
Q
Waar ligt de positief voorspellende waarde van de NIPT voor trisomie 13 het dichtst bij, bij toepassing in de algemene populatie?
95%
50%
25%
10%
A

25%

337
Q
Wat is het meest gevaarlijke gevolg van een slechte placentatie voor de zwangere in de betreffende zwangerschap?
Hypertensie
Verhoogde stollingsneiging
Myocardinfarcering
Arterosclerose
A

Hypertensie

338
Q

Een P1 is net bevallen van een gezonde zoon. De bevalling is ongecompliceerd verlopen. Een half uur na de geboorte begint patiënte te vloeien. Bij
onderzoek blijkt sprake van een niet goed gecontraheerde uterus. De dienstdoende arts-assistent probeert de placenta geboren te laten worden door
tractie aan de navelstreng. De placenta komt niet los. Kort daarop geeft patiënte aan dat zij niet lekker wordt; ze heeft pijn in de buik, is hypotensief en
heeft een hoge pols. Het bloedverlies continueert.
De meest waarschijnlijke diagnose is een (i) hypovolemische shock (ii) neurogene shock (iii) neurogene en hypovolemische shock op
basis van een (i) atonie (ii) cervixruptuur (iii) inversio uteri (iv) retentio placentae .

A

IF choice a. matches “neurogene en hypovolemische shock”
AND choice b. matches “inversio uteri”
Set score to 1

339
Q

Bij een 27-jarige G1P0 wordt de baring ingeleid vanwege aanhoudend minder leven voelen. De klinisch verloskundige verricht een vaginaal toucher.
In de status noteert zij haar bevindingen volgens POVIAS: P: half verstreken, stug. O: krappe vingertop toegankelijk. V: staand. I: H1. A: caput. S: niet te
beoordelen.
Wat is de meest aangewezen methode voor het inleiding van de baring?
Foley-ballonkatheter
Oxytocine
Amniotomie
Misoprostol

A

Misoprostol

340
Q

Bij echoscopisch onderzoek wordt een oligohydramnion gezien.
Hieronder staan 4 klinische condities genoemd.
Welke is de meest waarschijnlijke oorzaak van een oligohydramnion?
intra-uteriene groeivertraging
neuromusculaire aandoening bij de foetus
diabetes mellitus bij de moeder
bilaterale nieragenesie

A

intra-uteriene groeivertraging

341
Q

Een 20-jarige G1P0 komt voor een echo bij 22 weken vanwege een verdenking groeivertraging. Bij 16 weken heeft zij ook een echo gehad vanwege
bloedverlies.
Het echoscopisch onderzoek liet toen geen bijzonderheden zien; normale foetale groei met normaal vruchtwater.
Heden wordt een foetale groei gezien op de p50 met een anhydramnion. Anamnestisch zijn er geen bijzonderheden.
Wat is in dit geval het meest aangewezen beleid?
Een verwijzing voor een geavanceerd ultrageluid onderzoek vanwege een verdenking op nieragenesie
Een varentest vanwege de verdenking immatuur gebroken vliezen
Er zijn geen echoscopische afwijkingen. Er behoeft geen verder onderzoek ingezet te worden
Expectatief met de instructie veel te drinken en herhaling van het echoscopisch onderzoek over 2 weken

A

Een verwijzing voor een geavanceerd ultrageluid onderzoek vanwege een verdenking op nieragenesie

342
Q

Vul de juiste antwoordopties in.
Follikelgroei in de folliculaire fase leidt tot de productie (i) van inhibine B (ii) van LH (iii) van progesteron en via een (i) daling
(ii) stijging van (i) FSH, (ii) oestrogeen, uiteindelijk tot selectie van een dominante follikel.

A

IF choice a. matches “van inhibine B”
AND choice b. matches “daling”
AND choice c. matches “FSH,”
Set score to 1

343
Q

Op welke manier verschilt een zwangere met een amenorroe van 24-28 weken van een niet-zwangere wat betreft hemodynamische veranderingen?
Bij een zwangere patiënte is:
De colloid osmotische druk ………. een niet-zwangere  (i) gelijk aan (ii) relatief hoger dan bij (iii) relatief lager dan bij

A

(iii) relatief lager dan bij

344
Q

Op welke manier verschilt een zwangere met een amenorroe van 24-28 weken van een niet-zwangere wat betreft hemodynamische veranderingen?
Bij een zwangere patiënte is:
Het slagvolume ………. een niet-zwangere  (i) gelijk aan (ii) relatief hoger dan bij (iii) relatief lager dan bij

A

(ii) relatief hoger dan bij

345
Q

Op welke manier verschilt een zwangere met een amenorroe van 24-28 weken van een niet-zwangere wat betreft hemodynamische veranderingen?
Bij een zwangere patiënte is:
De perifere weerstand ………… een niet-zwangere  (i) gelijk aan (ii) relatief hoger dan bij (iii) relatief lager dan bij

A

(iii) relatief lager dan bij

346
Q

Op welke manier verschilt een zwangere met een amenorroe van 24-28 weken van een niet-zwangere wat betreft hemodynamische veranderingen?
Bij een zwangere patiënte is:
De systolische bloeddruk …………… een niet-zwangere  (i) gelijk aan (ii) relatief hoger dan bij (iii) relatief lager dan bij

A

(iii) relatief lager dan bij

347
Q

Als coassistent begeleid je een baring. Het hoofd en de voorste schouder zijn net geboren onder begeleiding van de arts-assistent. Jij mag het
overnemen.
Wat is nu de volgende handeling om het kind geboren te laten worden?
Het hoofd met twee handen bipariëtaal omvatten en naar ventraal bewegen
Het hoofd in A.a.v. omvatten met beide handen en dan onder de symfyse door naar sacraal duwen
Met twee vingers in de hals voelen naar de aanwezigheid van de navelstreng
Eerst de uitwendige spildraai laten voltooien en dan het hoofd met twee handen omvatten en naar sacraal bewegen

A

Het hoofd met twee handen bipariëtaal omvatten en naar ventraal bewegen

348
Q

Een 32-jarige patiënte wordt naar de gynaecoloog verwezen vanwege een langer bestaande kinderwens.
Sinds 14 maanden is patiënte gestopt met de pil en tot op heden is een zwangerschap uitgebleven. Na het stoppen met de pil zijn de menstruaties ook
weer toenemend pijnlijk geworden.
Voordat zij startte met de pil had ze ook altijd van die hevig pijnlijke menstruaties. Mictie en defecatie zijn niet pijnlijk.
Bij lichamelijk onderzoek, inclusief speculumonderzoek, vaginaal en rectaal toucher, werden geen afwijkende bevindingen gedaan.
Welk aanvullend onderzoek is hier het meest geïndiceerd om de juiste diagnose te stellen?
CT-scan
Laparoscopisch onderzoek
Transvaginaal echoscopisch onderzoek
MRI

A

Laparoscopisch onderzoek

349
Q

Voor de totstandkoming van de lactatie zijn een aantal processen nodig. Deze staan onder invloed van verschillende hormonen.
Match de verschillende processen met de juiste hormonen.
Ontwikkeling van alveoli  (i) Dopamine (ii) HPL (iii) Oestrogeen (iv) Oxytocine (v) Progesteron (vi) Prolactine

A

ii) HPL

350
Q

Voor de totstandkoming van de lactatie zijn een aantal processen nodig. Deze staan onder invloed van verschillende hormonen.
Match de verschillende processen met de juiste hormonen.
Productie van melk  (i) Dopamine (ii) HPL (iii) Oestrogeen (iv) Oxytocine (v) Progesteron (vi) Prolactine

A

“Prolactine”

351
Q

Voor de totstandkoming van de lactatie zijn een aantal processen nodig. Deze staan onder invloed van verschillende hormonen.
Match de verschillende processen met de juiste hormonen.
Proliferatie van ductuli  (i) Dopamine (ii) HPL (iii) Oestrogeen (iv) Oxytocine (v) Progesteron (vi) Prolactine

A

“Progesteron”

352
Q

Voor de totstandkoming van de lactatie zijn een aantal processen nodig. Deze staan onder invloed van verschillende hormonen.
Match de verschillende processen met de juiste hormonen.
Toeschieten van melk uit de alveoli  (i) Dopamine (ii) HPL (iii) Oestrogeen (iv) Oxytocine (v) Progesteron (vi) Prolactine

A

“Oxytocine”

353
Q

Maak de zin compleet.
Tijdens de lactatie ontstaat meestal een lactatieamenorroe welke wordt veroorzaakt door een (i) toegenomen (ii) verminderde afgifte van
(i) Dopamine (ii) GNRH (iii) Oxytocine uit de (i) hypofyseachterkwab (ii) hypofysevoorkwab (iii) hypothalamus .

A

IF choice a. matches “verminderde”
AND choice b. matches “GNRH”
AND choice c. matches “hypothalamus”
Set score to 1

354
Q

Bij een groeivertraging op basis van een placenta-insufficiëntie wordt Doppler ultrageluidonderzoek verricht van een aantal maternale en foetale
bloedvaten.
Hoe veranderen de metingen van de verschillende vaten in geval van placenta-insufficiëntie ten opzichte van een zwangerschap met een normaal
functionerende placenta?
De weerstand in de a. umbilicalis  (i) blijft gelijk (ii) wordt hoger (iii) wordt lager
De weerstand in de foetale a. cerebri media  (i) blijft gelijk (ii) wordt hoger (iii) wordt lager
De weerstand in de maternale a. uterina  (i) blijft gelijk (ii) wordt hoger (iii) wordt lager

A

IF choice a.(ii) is selected
AND choice b.(iii) is selected
AND choice c.(ii) is selected
Add 1 to score. Continue evaluating.

355
Q

In de zwangerschap wordt routinematig bloed afgenomen bij 27 weken amenorroeduur bij vrouwen met een rhesus (D)-negatieve bloedgroep.
Wat is de belangrijkste reden voor afname van maternaal bloed bij deze termijn?
Bepaling van het HB
Bepaling van de rhesusfactor van de foetus
Bepaling van de bloedgroep van de foetus
Screening op de aanwezigheid van irregulaire erytrocyten anitstoffen

A

Bepaling van de rhesusfactor van de foetus

356
Q

Maak de zin compleet.
De foetale circulatoire veranderingen bij een succesvolle transitie na de geboorte worden onder andere gekenmerkt door een (i) afname in
(ii) toename in de pulmonale vaatweerstand en
(i) een afname (ii) een toename in de systemische bloeddruk (i) met (ii) zonder een sluiting van de rechts-links shunts van
de foetale circulatie.

A

IF choice a. matches “afname in”
AND choice b. matches “een toename”
AND choice c. matches “met”
Set score to 1

357
Q

Maak de zin compleet.
Bij icterus op basis van ABO-antagonisme is er sprake van een (i) geconjugeerde (ii) ongeconjugeerde hyperbilirubinemie waarbij
(i) IgG (ii) IgM antistoffen de placenta passeren.
De bloedgroep van de moeder is in dit geval (i) A (ii) B (iii) O en van de neonaat (i) A. (ii) O.

A
IF choice a. matches "ongeconjugeerde"
AND choice b. matches "IgG"
AND choice c. matches "O"
AND choice d. matches "A."
Set score to 1
358
Q

De premature foetus heeft een aantal specifieke klinische problemen.
Match het juiste klinische probleem met de juiste behandeling.
Bradycardie (i) Plaatsen van een thoraxdrain (ii) Toediening van cafeïne (iii) Toediening van een

prostaglandinesyntheseremmer (iv) Toediening van surfactant

A

“Toediening van cafeïne”

359
Q

De premature foetus heeft een aantal specifieke klinische problemen.
Match het juiste klinische probleem met de juiste behandeling.
IRDS (i) Plaatsen van een thoraxdrain (ii) Toediening van cafeïne (iii) Toediening van een

prostaglandinesyntheseremmer (iv) Toediening van surfactant

A

“Toediening van surfactant”

360
Q

De premature foetus heeft een aantal specifieke klinische problemen.
Match het juiste klinische probleem met de juiste behandeling.
Open ductus
arteriosus

(i) Plaatsen van een thoraxdrain (ii) Toediening van cafeïne (iii) Toediening van een
prostaglandinesyntheseremmer (iv) Toediening van surfactant

A

“Toediening van een prostaglandinesyntheseremmer”

361
Q

De premature foetus heeft een aantal specifieke klinische problemen.
Match het juiste klinische probleem met de juiste behandeling.
Pneumothorax (i) Plaatsen van een thoraxdrain (ii) Toediening van cafeïne (iii) Toediening van een

prostaglandinesyntheseremmer (iv) Toediening van surfactant

A

“Plaatsen van een thoraxdrain”

362
Q

Een patiënte met bewezen endometriose wordt verwezen door de huisarts naar de gynaecoloog. Er is sprake van kinderwens en daarom gebruikt
patiënte al ruim een jaar geen anticonceptie.
Sinds enkele maanden is er sprake van diepe dyspareunie en cyclisch (ten tijde van de menstruatie) optredende obstipatie. U denkt aan diepe
endometriose.
Welke twee organen zijn hier het meest waarschijnlijk bij betrokken?
blaas
galblaas
sigmoïd
uterus
vagina

A

sigmoïd

vagina

363
Q

Maak de zin compleet.
Tijdens de zwangerschap (i) daalt (ii) stijgt de productie van TBG (Thyroxine-binding globulin) onder invloed van (i) oestrogenen,
(ii) progesteron,
wat leidt tot een (i) afname (ii) toename (iii) gelijk blijven van totaal T4 met een (i) afname van (ii) gelijk blijven van
(iii) toename van de schildklierfunctie.

A
IF choice a. matches "stijgt"
AND choice b. matches "oestrogenen,"
AND choice c. matches "toename"
AND choice d. matches "gelijk blijven van"
Set score to 1
364
Q

Casus
De heer en mevrouw F. komen op het spreekuur van de gynaecoloog met een onvervulde kinderwens. Mevrouw F. is anderhalf jaar geleden gestopt met
de pil.
Anamnestisch hebben beiden een blanco voorgeschiedenis. Zij heeft een regelmatige menstruele cyclus. Uit een bij herhaling verrichte semenanalyse
komt tot twee keer toe een azoöspermie naar voren.
Differentiaaldiagnostisch denkt u aan een spermatogenetische- of obstructieve azoöspermie.
Bij lichamelijk onderzoek stelt u een normaal testisvolume vast. Het vas deferens is niet palpabel. Bij bloedonderzoek wordt een normaal FSH gemeten.
Welke behandeling stelt u voor?
Winning van sperma door middel van electroejaculatie
Behandeling van de man met testosteron en de semenanalyse 6 weken later herhalen
Chirurgische spermawinning
Winning van sperma uit de blaas na ejaculatie

A

Chirurgische spermawinning

365
Q

Gevolgen van slechte placentatie kunnen ernstig zijn voor zowel de zwangere, haar kind als de placenta.
Bij welke van de drie is het gevolg dat beschreven staat juist?
voor de zwangere vrouw is het gevolg van slechte placentatie: myocard infarcering
voor de foetus is het gevolg van slechte placentatie: overdragenheid (serotiniteit)
voor de placenta is het gevolg van slechte placentatie: infarcering

A

voor de placenta is het gevolg van slechte placentatie: infarcering

366
Q

Vul de volgende zin aan met de juiste begrippen.
Bij slecht functionerend trofoblast wordt (i) te veel (ii) te weinig (i) progesteron (ii) prostacycline geproduceerd,
met als gevolg voor de zwangere: (i) ontstaan van de midpregnancy drop (ii) verlaging van de perifere weerstand (iii)
zwangerschapshypertensie

A

IF choice a. matches “te weinig”
AND choice b. matches “prostacycline”
AND choice c. matches “zwangerschapshypertensie”
Set score to 1