Vragen tentamens Flashcards
Door het zuigen van de neonaat aan de tepel wordt de (neurohypose/adenohypofyse) aangezet tot de productie van oxytocine welke leidt tot (het vrijkomen van melk uit de borst/de productie van melk in de borst)
neurohypofyse, vrijkomen van melk uit de borst
Casus
Een 28-jarige G2P1, 20 weken zwanger, heeft net een 20-weken echo (SEO) gehad. Er werden geen aanwijzingen voor structurele afwijkingen
gezien. De cervixlengte was 18 mm.
Vraag
Wat is nu het meest aangewezen beleid?
Kies: een cervixlengtemeting herhalen over 2 weken, start progesteron, een fibronectinetest afnemen, een cerclage aanleggen
start progesteron
Wat is d esensitiviteit voor de NIPT test?
97%
Casus
Bij een 36-jarige G1P0, zwangerschapsduur 22 weken, is sprake van een asymmetrische groeivertraging. De zwangerschap is tot op heden
ongecompliceerd verlopen. Er wordt Doppleronderzoek van de a. uterina verricht.
Vraag
Welke uitslag van het Doppleronderzoek verwacht u?
Een (verlaagde/verhoogde) pulsatility index van de arteria uterina in (af/aanwezigheid) van notching
verhoogde, aanwezigheid
Dyspnoe is een veel voorkomende klacht in de zwangerschap en wordt vooral veroorzaakt door een (verlaagde/verhoogde) (PaO2/PaCO2)
Verlaagde PaCO2
Casus
Een 36-jarige G2P1, 34 weken zwanger, wordt gepresenteerd op de SEH vanwege dyspnoe. Er zijn geen andere klachten. Patiënte heeft een
blanco voorgeschiedenis.
Vraag
Wat is nu het meest aangewezen onderzoek om een diagnose te kunnen stellen?
Kies uit: D-dimeer bepalen, X-thorax, CT-angio, ventilatie/perfusie scan
CT-angio
Het proces van ‘remodelling’ is klaar bij een zwangerschapsduur van (12/16/20) weken en kan indirect gemeten worden met echoscopie door het
bepalen van de weerstand in de arteria (cerebri media/uterina/umbilicalis) .
20, arteria uterina
Welke van de onderstaande beweringen ten aanzien van het vouwen van het embryo is juist?
Het vouwen…
geeft aanleiding tot de ontwikkeling van het cardiovasculaire systeem.
vormt het begin van de aanleg van de extremiteiten.
leidt ertoe dat de dooierzak wordt opgenomen in het embryo.
geeft aanleiding tot het vormen van de chorionholte.
leidt ertoe dat de dooierzak wordt opgenomen in het embryo.
Welke proces met betrekking tot de vorm van het embryo vindt in de 3e week van de ontwikkeling plaats?
het embryo komt te bestaan uit een embryoblast en trofoblast
er ontstaat een drielagige kiemschijf
de aanleg van de somieten wordt begonnen
er ontwikkelt zich een chorionholte
er ontstaat een drielagige kiemschijf
Casus
Een 36-jarige patiënte komt naar de eerste hulp vanwege koorts en acuut ontstane buikpijn. Ze braakt daarbij. In het lab zijn de
infectieparameters verhoogd. U vermoedt een peritonitis.
Vraag
Welke bevindingen bij het onderzoek van de buik zullen dit vermoeden bevestigen?
Bij auscultatie is (verzwakte/levendige) peristaltiek hoorbaar en tevens is er sprake van (buikwandpijn/percussiepijn)
Verzwakte, percussiepijn
Casus
Bij een 34-jarige vrouw met kinderwens wordt een diagnostische laparoscopie verricht in verband met acute hevige buikpijn klachten, meest
waarschijnlijk op basis van een torsie van het linker adnex.
Vraag
Welke preoperatieve bevinding ondersteunt deze diagnose het meest?
A verhoogd CRP en leucocyten aantal
B koorts > 39 graad Celsius met koude rillingen
C peritoneale prikkeling bij onderzoek van de buik
D opstootpijn naar rechts
C peritoneale prikkeling bij onderzoek van de buik
Vrouwen met PCOS en overgewicht zijn minder vruchtbaar en wordt geadviseerd af te vallen.
Bij hoeveel procent gewichtsreductie ontstaat vaak toch een ovulatoire cyclus?
A 5 %
B 10%
C 15%
D 20%
A 5 %
Casus
Meneer en mevrouw K., beiden 26 jaar, bezoeken het spreekuur van de huisarts. Zij hebben een actieve kinderwens maar ondanks dat ze sinds
15 maanden op zwangerschap gerichte coïtus hebben, is het nog niet gelukt om zwanger te raken. De cyclus is regelmatig, 32 dagen. De
anamnese vermeldt, behoudens een doorgemaakte chlamydia infectie bij mevrouw, geen bijzonderheden. De verrichte semenanalyse toont een
klein volume met normaal percentage beweeglijke zaadcellen.
Vraag
Wat is hier het meest aangewezen beleid?
A doorverwijzen naar de gynaecoloog voor verder onderzoek
B bijhouden van een basale temperatuurcurve (BTC)
C expectatief; nog 6 maanden langer zelf proberen zwanger te geraken
D expectatief; over 2-3 maanden de semenanalyse herhalen
A doorverwijzen naar de gynaecoloog voor verder onderzoek
Het (LH/progesteron) wordt door de hypofyse (continu/in pulsen) afgegeven waardoor (desensitisatie/hypersensitisatie) wordt voorkomen.
LH, in pulsen, desensitisatie
Welk peptide hormoon uit de ovaria is verantwoordelijk voor de selectieve onderdrukking van FSH afgifte door de hypofyse?
inhibine
Welk van de onderstaande stoffen speelt een centrale rol tijdens de corticale reactie in een bevruchte eicel? A calciumionen B FSH C inhibine D progesteron
calciumionen
Patiënte C. is aan het bevallen van haar eerste kind. Bij vaginaal toucher is het hoofd ingedaald tot op de spinae ischiadicae.
Welke stand zal voelbaar zijn bij vaginaal toucher (VT) indien sprake is van een baring in AAV?
A A.A.V
B A.A.Lv
C A.A.Rdw
D A.A.A
B A.A.Lv
Patiente B. is 28 weken zwanger van haar eerste kind en komt op het gynaecologisch spreekuur voor haar zwangerschapscontrole. Bij
uitwendig onderzoek is de fundus uteri palpabel halverwege navel-xiphoïd.
Is de foetale groei passend voor de zwangerschapsduur?
A Nee, er is sprake van een positieve dyscongruentie.
B Nee, er is sprake van een negatieve dyscongruentie.
C Ja, de groei is passend voor de termijn.
B Nee, er is sprake van een negatieve dyscongruentie.
Welke van de onderstaande aandoeningen ontwikkelt zich ten gevolge van een defect van de neurale buis? A spina bifida B ectopia cordis C sirenomelie (“zeemeerminnensyndroom”) D meckel’s divertikel
A spina bifida
Hoe werkt clomifeen als middel om ovulatie te induceren?
A
Het werkt rechtstreeks op de ovaria en heeft daar een anti-oestrogeen effect.
B
Het remt de negatieve oestrogeenfeedback waardoor de hypofyse meer gonodotrofines afgeeft.
C
Het geeft een hyperandrogene status welke leidt tot een ovulatoire cyclus.
D
Het vermindert de insulineresistentie waardoor de oorspronkelijke ovulatie herstelt.
B
Het remt de negatieve oestrogeenfeedback waardoor de hypofyse meer gonodotrofines afgeeft.
Bij een obstructieve azoöspermie is er sprake van een (klein/normaal/groot) testisvolume en een (laag/normaal/hoog) FSH
normaal, normaal
Casus:
Een 22-jarige vrouw bezoekt poli gynaecologie bij een amenorroeduur van 5 weken. Zij heeft een regelmatige menstruele cyclus van 28 dagen,
waarbij zeer milde buikpijnklachten. Bij lichamelijk onderzoek wordt geen geprikkelde buik vastgesteld. Bij transvaginale echografie wordt een
verdikt endometrium gezien met daarin een kleine cysteuze structuur met een doorsnede van 2 mm. Er is geen ectopic mass of vrij vocht
zichtbaar. Het serum HCG blijkt 900 IU/L.
Vraag
Wat is hier het meest aangewezen beleid?
A
Diagnostische laparoscopie en handelen naar bevinden.
B
Starten van behandeling met Methotrexaat.
C
Serum hCG en transvaginale echo herhalen na 48 uur.
D
Herhalen van de transvaginale echo over 2 weken.
C
Serum hCG en transvaginale echo herhalen na 48 uur.
Besloten wordt een jonge vrouw, onder de diagnose adnexitis, te behandelen met intraveneuze antibiotica. De kweekuitslag laat nog 48 uur op zich wachten. Welke combinatie van (2 typen) antibiotica verdient nu de voorkeur? (2) Kies er twee. A Erythromycine B Metronidazol C Amoxycilline D Gentamycine E Levofloxacine F Amoxicilline met Clavulaanzuur
Metronidazol, Levofloxacine
Casus
Een 23-jarige vrouw komt bij haar huisarts. Ze is al drie weken over tijd. Zij geeft aan niet zwanger te willen zijn en ze wil de zwangerschap
afbreken. Haar huisarts heeft echter ernstige gewetensbezwaren als het om abortus gaat.
Vraag
Wat moet de huisarts in dit geval doen?
A
De arts heeft een behandelrelatie met haar, en daarom ook een behandelplicht. Hij moet haar dus helpen en zijn bezwaren voor zich houden.
B
De arts moet meedelen dat hij gewetensbezwaren heeft en haar niet hoeft te helpen. Hij is echter wel verplicht haar door te verwijzen naar een
andere zorgverlener die haar verder kan helpen.
C
De arts moet meedelen dat hij gewetensbezwaren heeft en haar niet hoeft te helpen. Hij hoeft haar ook niet door te verwijzen naar een andere
zorgverlener die haar verder kan helpen.
D
De arts moet meedelen dat hij gewetensbezwaren heeft en haar niet hoeft te helpen. In dat geval is hij tevens verplicht de voortzetting van de
behandelrelatie met haar te bespreken.
C
De arts moet meedelen dat hij gewetensbezwaren heeft en haar niet hoeft te helpen. Hij hoeft haar ook niet door te verwijzen naar een andere
zorgverlener die haar verder kan helpen.
De bekkeningang (pelvic inlet) wordt gevormd door:
A
os pubis, de linae arcuatae van het ilium en het sacrale promontorium
B
os pubis, ligg. sacrotuberales en het meest distale deel van het os coccygis
C
symphisis pubica, ligg. inguinales, cristae iliaca en het sacrale promontorium
D
ramus ossis ischii, ramus inferior ossis pubis en symphisis pubica
A
os pubis, de linae arcuatae van het ilium en het sacrale promontorium
Lees de onderstaande beweringen betreffende de anatomie van de bekkenbodem.
Welke twee beweringen zijn juist? (2)
A
Het corpus perineale (perineal body) is essentieel voor de stevigheid van de bekkenbodem.
B
Het volwassen os coxae bestaat uit twee gefuseerde botten: os ischium en os pubis.
C
De m. puborectalis speelt een belangrijke rol in de fecale continentie.
D
In het sacroiliacale gewricht is in het geheel geen beweging mogelijk.
A
Het corpus perineale (perineal body) is essentieel voor de stevigheid van de bekkenbodem.
C
De m. puborectalis speelt een belangrijke rol in de fecale continentie.
Casus De huisarts ziet op het spreekuur een 45-jarige man met krampende pijn in de bovenbuik. De pijn is vannacht begonnen. Hij is misselijk en heeft gebraakt. Ook heeft hij koorts en diarree. Bij lichamelijk onderzoek is sprake van een levendige peristaltiek, drukpijn diffuus over de buik, maar geen loslaatpijn. Vraag Wat is hier de meest waarschijnlijke diagnose? A cholecystitis B gastroenteritis C prikkelbare darmsyndroom D ulcus pepticum E urolithiasis
B
gastroenteritis
mond, darmkanaal en cloaca : Endoderm, mesoderm of ectoderm?
endoderm
botten, spieren en peritoneum: Endoderm, mesoderm of ectoderm?
Mesoderm
Huid en zenuwstelsel: Endoderm, mesoderm of ectoderm?
huid en zenuwstelsel
In de eerste weken na conceptie ontwikkelen zich binnen het embryo verschillende holtes.
Kies het antwoord waarin de ontwikkelingen op chronologische volgorde zijn benoemd:
A
blastocystholte (blastocoel), dooierzak, amnionholte, chorionholte
B
dooierzak, blastocystholte (blastocoel), amnionholte, chorionholte
C
blastocystholte (blastocoel), dooierzak, chorionholte, amnionholte
D
dooierzak, blastocystholte (blastocoel), chorionholte, amnionholte
A blastocystholte (blastocoel), dooierzak, amnionholte, chorionholte
Wat wordt verstaan onder het proces dat we neurulatie noemen?
A
de aanleg van het perifere zenuwstelsel in de extremiteiten
B
het ontwikkelen van de vier hersenkwabben en het ventrikelsysteem
C
het vouwen en ontstaan van de neurale buis uit de neurale plaat
D
de aanleg van hersenzenuwen en spinale zenuwen
C
het vouwen en ontstaan van de neurale buis uit de neurale plaat
Cotyledonen maken onderdeel uit van het (foetale/maternale) deel van de placenta en worden gevormd door ingroei van de (decidua basalis/capsularis/parietalis) in de
intervilleuze ruimte.
foetale, basalis
Casus Een 36-jarige G2P1, heden 34 weken zwanger, wordt gepresenteerd op de Spoedeisende hulp vanwege een pijnlijk dik been. De echo duplex van de v. poplitea en de v. femoralis is niet afwijkend. Vraag Wat is nu het meest aangewezen beleid? A bepalen van D-dimeer in het bloed B maken van een x-thorax C echo duplex herhalen over 3 dagen D expectatief beleid
C
echo duplex herhalen over 3 dagen
In de zwangerschap is er een afname van het aantal (trombocyten/leucocyten) ten gevolge van (hypersplenisme/hyposplenisme)
trombocyten, hypersplenisme
Casus Een 24-jarige G2P1, nu 33 weken zwanger, presenteert zich op de Verloskamers met bloedverlies. Mevrouw heeft voor haar zwangerschap nog geen controles ondergaan. De verpleegkundige luistert als eerste naar de foetale hartactie. Deze is 140 slagen per minuut. Vraag Welk onderzoek is nu het meest aangewezen? A echoscopie B vaginaal toucher C Hb bepalen D speculumonderzoek
A
echoscopie
Casus
Bij een 36-jarige G1P0, zwangerschapsduur 33 weken, is sprake van een asymmetrische groeivertraging. De zwangerschap is tot op heden
ongecompliceerd verlopen. Er is geen 20-wekenecho verricht. De bloedruk is tot op heden normotensief.
Vraag
Welk aanvullend onderzoek is nu het meest geïndiceerd?
A
Geavanceerd Ultrageluid Onderzoek (GUO)
B
bepaling aanwezigheid van antistoffen tegen cytomegalie
C
vruchtwaterpunctie
D
NIPT
E
Doppleronderzoek
E
Doppleronderzoek
De sensitiviteit van de niet-invasieve prenatale test (NIPT) voor trisomie 18 is: A 70% B 87% C 90% D 97%
C
90%
Casus
Patiente B. is 16 weken zwanger van haar tweede kind en komt op het gynaecologisch spreekuur voor haar zwangerschapscontrole. Bij
uitwendig onderzoek is de fundus uteri palpabel op navelhoogte.
Vraag
Is de foetale groei passend voor de zwangerschapsduur?
A
Nee, er is sprake van een positieve dyscongruentie.
B
Nee, er is sprake van een negatieve dyscongruentie.
C
Ja, de groei is passend voor de termijn.
A
Nee, er is sprake van een positieve dyscongruentie.
Casus Een 28-jarige G1P0, nu 19 weken zwanger, heeft net een uitgebreide 20- weken echo gehad. Er werden geen aanwijzingen voor structurele afwijkingen gezien. De cervixlengte was 20 mm. Vraag Wat is hier het meest aangewezen beleid? A een cervixlengtemeting herhalen over twee weken B start progesteron C een fibronectinetest afnemen D een cerclage aanleggen
B
start progesteron
Casus Een 22-jarige patiënte, zwanger van haar eerste kind, heeft een verzoek tot pijnstilling en wordt overgedragen aan de gynaecoloog. Bij 5 cm ontsluiting wordt een epiduraal geplaatst. Zij ontwikkelt tevens koorts. Op het CTG ontstaan deceleraties. Vraag Wat is nu het meest aangewezen beleid? A het toedienen van een tocolyticum B het toedienen van ephedrine C het verrichten van een keizersnede
B
het toedienen van ephedrine
Casus Een 34-jarige P1 is 8 dagen geleden bevallen van een gezonde zoon. Zij heeft hoge koorts en voelt zich ziek. Ze kan nog maar nauwelijks borstvoeding geven omdat haar borst zo pijnlijk is. U onderzoekt patiënte en zet een bloedkweek in. Vraag Welk micro-organisme verwacht u te vinden in de bloedkweek? A E. coli B S. aureus C groep A streptococci D Klebsiella
B
S. aureus
Casus Een 32-jarige P1 is een dag geleden bevallen. Zij voelt zich “niet lekker”; ze heeft het warm en ervaart tevens vage buikpijn. Ook heeft ze toename van vaginaal bloedverlies ten opzichte van gisteren. De verpleegkundige heeft controles gedaan en meet de volgende waarden: pols 100 slagen per minuut, temperatuur 40,1 °C, ademfrequentie 40 per minuut, bloeddruk 100/60 mmHg. Vraag Welke twee gegevens uit de casus zijn het meest alarmerend. (2) A temperatuur B buikpijn C toename van vaginaal bloedverlies D ademfrequentie E polsslag F bloeddruk
A
temperatuur, D ademfrequentie
Casus
De kinderarts ziet een jongetje geboren na een zwangerschapsduur van 36 weken, met een laag geboortegewicht van 2180 gram. Moeder heeft
gedurende de zwangerschap ongeveer 10-15 sigaretten gerookt. Het jongetje heeft een kreunende ademhaling en is snel moe tijdens het drinken
aan de borst. De neonaat ziet blauw roze, vertoont lichte tachypneu met intrekkingen sub- en intercostaal. De harttonen worden rechts
waargenomen; links is er geen ademgeruis.
Vraag
Aan welke twee aandoeningen kan worden gedacht? (2)
A
pneumonie
B
wet lung
C
hernia diafragmatica
D
spanningspneumothorax links
C
hernia diafragmatica
D
spanningspneumothorax links
Lees onderstaande beweringen.
Welke bewering is juist?
A
Bij een succesvolle transitie na de geboorte stijgt de pulmonale vaatweerstand en daalt de systemische vaatweerstand.
B
De ductus arteriosus is bij een minderheid van de premature neonaten binnen 1 dag gesloten.
C
Bij een spanningspneumothorax in de rechterlong is de linkerlong over het algemeen slechts matig ontplooid.
D
Hyaliene membraanziekte treedt met name op bij prematuren geboren na een zwangerschapsduur langer dan 32 weken.
B
De ductus arteriosus is bij een minderheid van de premature neonaten binnen 1 dag gesloten.
Wat zijn de twee belangrijkste oorzaken van kernicterus die na de geboorte kan ontstaan bij een pasgeborene?
A
bloedgroep antagonisme
B
een vertraagde enterohepatische kringloop
C
G6PD-deficientie
D
een hoge concentratie geconjugeerd bilirubine
A
bloedgroep antagonisme
C
G6PD-deficientie
Wat is een echo duplex?
Echo + doppleronderzoek
Wat is doppleronderzoek?
Doppleronderzoek is een bloedvatonderzoek waarbij de bloeddoorstroming en de bloeddruk van de te onderzoeken bloedvaten wordt geregistreerd met behulp van geluidsgolven en een bloeddruk meettoestel.
Wat is amniotomie?
Breken van de vliezen
Wat doet ephedrine? (2)
Efedrine verhoogt de bloeddruk en versnelt de hartslag
Welke bewering aangaande de menstruele cyclus is juist?
A
De kortst mogelijke ovulatoire menstruele cyclus duurt tenminste 25 dagen.
B
Over het algemeen wordt de menstruele cyclus korter bij toenemende leeftijd.
C
De normale duur van de luteale fase bedraagt 9 tot 10 dagen.
D
De folliculaire fase is het minst variabele deel van de menstruele cyclus.
B
Over het algemeen wordt de menstruele cyclus korter bij toenemende leeftijd
Casus 1:
Een 32-jarige vrouw heeft een secundaire amenorroe na het stoppen van de pil. Zij wil zwanger worden. Bij analyse blijken de FSH en LH spiegels
in het bloed verhoogd te zijn, terwijl het oestradiolgehalte aan de lage kant is.
Vraag:
Wat is de meest waarschijnlijke oorzaak van de secundaire amenorroe bij deze vrouw?
A
Een GnRH producerende tumor uitgaande van de hypothalamus
B
Een prolactinoom uitgaande van de hypofyse
C
Menopauze praecox
D
Polycysteus ovariumsyndroom
C
Menopauze praecox
Bij een 44-jarige vrouw worden in het bloed een licht verhoogd FSH, hoge LH en hoge oestradiolspiegels vastgesteld.
Welke bewering is juist?
A
Patiënte heeft een LH producerende tumor
B
Patiënte heeft een FSH producerende tumor
C
Patiënte zit in haar menstruele cyclus rond de ovulatie
D
Patiënte is ongeveer 8 weken zwanger
C
Patiënte zit in haar menstruele cyclus rond de ovulatie
Het bijhouden van een BTC (basale temperatuurcurve) is belangrijk in het fertiliteitsonderzoek.
Welke van de onderstaande stellingen is juist?
A
De temperatuur dient gedurende een cyclus iedere avond gemeten te worden
B
Een temperatuurstijging van 1°C is indicatief voor een ovulatoire cyclus
C
De temperatuur kan zowel rectaal als auriculair gemeten worden
D
Een temperatuurcurve geeft een indicatie van de duur van de luteale fase
D
Een temperatuurcurve geeft een indicatie van de duur van de luteale fase
Een niet-obstructieve azoöspermie wordt meestal veroorzaakt door een gestoorde testisontwikkeling (in de zwangerschap/op kinderleeftijd)
in de zwangerschap
Casus:
Een 29-jarige patiënte komt met acuut ontstane buikpijn op de SEH. Ze is daarbij misselijk en braakt. Ze had twee weken geleden haar
menstruatie. Haar cyclus is regelmatig 28 dagen. Ze heeft een vaste relatie en een actieve kinderwens. Haar voorgeschiedenis vermeldt een
abortus en een sectio (keizersnede). Ook heeft ze in het verleden een chlamydia-infectie doorgemaakt.
Vraag:
Welke diagnose is nu het meest waarschijnlijk?
A
Torsie van het ovarium
B
Adnexitis
C
Miskraam
D
Extra- uteriene graviditeit (EUG)
A
Torsie van het ovarium
Casus:
Een 30-jarige P2 is onder controle van de gynaecoloog vanwege een vergroot ovarium. Patiënte meldt zich op de spoedpoli van de gynaecoloog
vanwege buikpijn. Er is een actieve kinderwens. De eerste dag van de laatste menstruatie is zes weken geleden. De cyclus is onregelmatig
variërend van 5-7 weken. De gynaecoloog vermoedt een bepaalde diagnose.
Vraag:
Welk aanvullend onderzoek is hier aangewezen om de meest waarschijnlijke diagnose te bevestigen?
A
Transvaginale echoscopie
B
Een HCG bepaling in de urine
C
Bloedonderzoek naar infectie
D
Inwendig vaginaal onderzoek
B
Een HCG bepaling in de urine
De bekkenuitgang heeft voor-achterwaarts de grootste diameter. Bij de inwendige spildraai beweegt de foetus zodoende met het achterhoofd
naar (lateraal/ventraal)
ventraal
Welke bewering is juist met betrekking tot het leveronderzoek?
A
Bij palpatie van de lever is de leverrand het beste te voelen tijdens uitademing
B
Bij levercirrose is de lever meestal vergroot en duidelijk palpabel
C
Opgeheven leverdemping past bij een maagperforatie
D
Een afwijkende levergrens wordt meestal veroorzaakt door een aandoening van de lever
C
Opgeheven leverdemping past bij een maagperforatie
Casus: Een 45-jarige vrouw komt op de SEH in verband met zeer hevige buikpijn. Bij navraag blijkt de pijn vooral rechts in de flank gelokaliseerd. Ze heeft hoge koorts tot 40.5 °C en een pols van 110 slagen per minuut. Vraag: Wat is de meest waarschijnlijke diagnose op basis van deze gegevens? A acute cholecystitis B cholelithiasis C pyelonefritis D ulcus pepticum
C
pyelonefritis
Welke drie structuren ontwikkelen zich hoofdzakelijk uit het mesoderm? (3) A darmepitheel B dermis C lever D nieren E ogen F wervelkolom
dermis, nieren, wervelkolom
Wat kenmerkt de structuur van een embryo bij de start van de innesteling in het endometrium?
A
Het bestaat uit een embryoblast en trofoblast
B
Er is een drielagige kiemschijf te onderscheiden
C
De aanleg van de somieten wordt begonnen
D
Er heeft zich al een chorionholte ontwikkeld
A
Het bestaat uit een embryoblast en trofoblast
Casus:
Een G2P1, 16 weken zwanger, krijgt een groeiecho omdat zij in de vorige zwangerschap een ernstige hypertensie ontwikkelde. Deze
zwangerschap werd bij 34 weken beëindigd met een keizersnede. Behalve de groei meet de gynaecoloog ook de weerstand in de a. uterina.
Vraag:
Is het meten van de weerstand in de a. uterina bij deze termijn van toegevoegde waarde?
A
Ja, een verhoogde weerstand in de a. uterina bij deze termijn duidt op een verminderde placentatie
B
Ja, na een keizersnede is de kans verhoogd op een afwijkende placentatie: dit kan worden aangetoond door het meten van de weerstand
C
Nee, want een eventuele verhoogde weerstand in de a. uterina is bij deze termijn niet pathologisch
D
Nee, de gynaecoloog moet de weerstand in de a. umbilicalis meten omdat deze voorspellend is voor de mate van succesvolle placentatie
C
Nee, want een eventuele verhoogde weerstand in de a. uterina is bij deze termijn niet pathologisch
In het (1e/2e/3e) trimester is de foetus afhankelijk van maternaal schildklierhormoon.
1e
Casus: Een 30-jarige zwangere, met een zwangerschapsduur van 24 weken, komt op het spreekuur voor een routine prenatale controle. De verloskundige verricht een uitwendig onderzoek en palpeert de fundus uteri op 1⁄4 NX (navel-xyphoid). Vraag: Ten aanzien van de groei is sprake van: A normale groei B positieve dyscongruentie C negatieve dyscongruentie
B
positieve dyscongruentie
Casus: Een 27- jarige G4P1 is naar de verloskamers gekomen vanwege buikpijn en bloedverlies. De pijn is vanmorgen begonnen tezamen met het bloedverlies. De zwangerschap is reeds gevorderd tot 34 weken. Het lijkt alsof de baring begonnen is. Vraag: Wat is de beste hypothesetoetsende vraag die je nu kunt stellen om een vroeggeboorte waarschijnlijker te maken? A Bent u eerder te vroeg bevallen? B Voelt u de baby goed bewegen? C Heeft u de slijmprop verloren? D Hoeveel bloedverlies heeft u?
A
Bent u eerder te vroeg bevallen?
Casus:
Een 26-jarige G2P1 is 26 weken zwanger. De controles tot op heden waren ongestoord en vonden plaats in de eerste lijn bij de verloskundige.
Patiënte wordt doorverwezen naar jouw spreekuur vanwege een asymmetrische groeivertraging bij de echo. Jij bent arts in opleiding tot
gynaecoloog. Voor je de patiënt de spreekkamer binnenhaalt bestudeer je nog eens goed de zwangerschapskaart.
Vraag:
In welk gegeven op de zwangerschapskaart ben je het meest geïnteresseerd om de oorzaak van de asymmetrische groeivertraging te
achterhalen?
A
Hypertensieve aandoening in de vorige zwangerschap
B
Verloop van de vorige bevalling
C
Geboortegewicht van het vorige kind
D
Of er een NIPT gedaan is
A
Hypertensieve aandoening in de vorige zwangerschap
Casus:
Een G1P0, zwangerschapsduur 30 weken, heeft een groeiecho gehad vanwege een verdenking intra-uteriene groeivertraging. Bij de 20-weken
echo was de groei op de 40e
percentiel (p40). Bij de huidige echo worden de volgende uitslagen vermeld:
hoofdomtrek p5; buikomtrek p2,3; femurlengte p5. De doppler van de a. umbilicalis is normaal. Er is sprake van een placenta praevia. Vraag: Wat is de meest waarschijnlijke oorzaak van de groeivertraging? A Hypertensie B Placenta-insufficiëntie C Foetale infectieziekte D Placenta praevia E Primipariteit
C
Foetale infectieziekte
Een sonomarker is een echoscopische bevinding die vaak (specifiek/aspecifiek) is en ook frequent gezien wordt bij een chromosomaal normale foetus.
aspecifiek
Casus:
Een echtpaar bezoekt het spreekuur van de gynaecoloog vanwege aanwijzingen voor een trisomie 18 uit de NIPT. Een eerdere zwangerschap
hebben zij afgebroken bij een zwangerschapsduur van 20 weken vanwege een trisomie 18. Het aanvullend echoscopisch onderzoek toont
structurele afwijkingen passend bij een trisomie 18. Het echtpaar wenst de zwangerschap af te breken.
Vraag:
Welk gegeven mag niet ontbreken in het counselingsgesprek?
A
Een curettage kan in dit geval niet meer worden uitgevoerd
B
Een medicamenteuze afbreking met misoprostol leidt binnen enkele uren tot geboorte van de foetus
C
Misoprostol is niet geregistreerd voor het afbreken van de zwangerschap
D
Een curettage brengt geen extra risico met zich mee voor de lange termijn
C
Misoprostol is niet geregistreerd voor het afbreken van de zwangerschap
Casus:
Een echtpaar bezoekt het spreekuur van de gynaecoloog vanwege een nieuwe zwangerschap. Een eerdere zwangerschap is geëindigd in een
miskraam nadat zij een vlokkentest hadden laten doen vanwege een verdenking op een trisomie 21. De uitslag van de vlokkentest toen toonde
inderdaad een trisomie 21. Deze zwangerschap is nu 12 weken gevorderd. Het echtpaar wil graag onderzoek laten doen naar trisomie 21. Zij
willen echter niet weer het risico lopen op een miskraam.
Vraag:
Wat is in deze situatie de meest aangewezen test om trisomie 21 uit te sluiten?
A
Combinatietest
B
NIPT
C
Vlokkentest
D
Vruchtwaterpunctie
B
NIPT
Bij een aangezichtsligging is het aanwijspunt: A het achterhoofd B de kin C de kruin D het voorhoofd
B
de kin
De inwendige spildraai is de draaiing van de foetus om de (frontale/sagittale/verticale) as en treedt onder andere op door flexie van de foetale schedel.
verticale
Wat is waar met betrekking tot misoprostol?
A
Misoprostol is een neuropeptide en zorgt voor uteruscontracties
B
Misoprostol wordt vooral gegeven voor het rijper maken van de baarmoedermond
C
Een belangrijke bijwerking van misoprostol is overstimulatie
D
Misoprostol wordt per infuus toegediend bij een inleiding
B
Misoprostol wordt vooral gegeven voor het rijper maken van de baarmoedermond
In welke situaties moet een vaginaal toucher worden vermeden? A Placenta praevia B Hoogstaand hoofd C Vaginale cerclage D Dreigende vroeggeboorte
A
Placenta praevia
De variabiliteit van het foetale hartritme staat onder invloed van het (para)sympatische zenuwstelsel.
Bij een foetus van 37 weken is de activiteit van het (parasympatische/sympatische) zenuwstelsel relatief hoger dan bij een foetus van 42 weken.
sympatische
Casus:
Een G2P1 is in partu en bevalt in het ziekenhuis vanwege meconiumhoudend vruchtwater. Haar vliezen zijn inmiddels 16 uur gebroken. De
ontsluiting vordert traag. Vanwege een niet vorderende ontsluiting kreeg zij oxytocine toegediend. Ook kreeg zij een epiduraal. Een uur na het
starten van epidurale anesthesie en start oxytocine is de contractie frequentie 5 per 10 minuten. Het CTG laat deceleraties zien.
Vraag:
Wat is de meest waarschijnlijke reden voor het ontstaan van de deceleraties?
A
Meconium houdend vruchtwater
B
16 uur gebroken vliezen
C
Epidurale anesthesie
D
Oxytocine
D
Oxytocine
Een CTG passend bij langdurende hypoxie heeft een aantal specifieke kenmerken. Noem twee kenmerken. (2) A Afgenomen variabiliteit B Bradycardie C Tachycardie D Toegenomen variabiliteit E Vroege deceleraties
A
Afgenomen variabiliteit en
C
Tachycardie
Welke van de onderstaande vuistregels behoort tot de 10 vuistregels van de WHO/Unicef om een borstvoeding vriendelijke situatie te creëren?
A
Zwangere vrouwen worden voorgelicht over de voordelen en de praktijk van borstvoeding geven wanneer zij voornemens zijn borstvoeding te gaan
geven
B
Moeders worden binnen vier uur na de geboorte van hun kind geholpen met borstvoeding geven
C
Partners wordt geleerd hoe ze een kind aanleggen aan de borst van moeder
D
Moeder en kind mogen dag en nacht bij elkaar op een kamer blijven
D
Moeder en kind mogen dag en nacht bij elkaar op een kamer blijven
Casus: Een 31-jarige P1 is 8 dagen geleden bevallen middels een ongecompliceerde bevalling. De verloskundige is gebeld omdat patiënte toename van bloedverlies heeft en zich ook niet lekker voelt. De temperatuur is gemeten en meet 38,5 °C. Vraag: Wat is de meest waarschijnlijke oorzaak van de koorts op dit moment? A Groep A-Streptokokkeninfectie B Mastitis C Placentarest D Trombosebeen
C
Placentarest
Casus: Een patiënte meldt zich met algehele malaise 2 dagen na een vlotte, vaginale bevalling. Zij heeft tevens koorts en buikpijn. Ze komt alleen. Haar man zorgt thuis voor hun zieke dochter van twee met een keelontsteking. U vermoedt een bepaalde diagnose. Vraag: Welke diagnostische test geeft de meeste informatie om de juiste diagnose te stellen? A Kweek op Groep A-streptokokkeninfectie B Urinekweek C Infectieparameters bepalen in het bloed D Echo abdomen
A
Kweek op Groep A-streptokokkeninfectie
Casus: Een neonaat van 4 uur oud is geboren na een inleiding vanwege langdurig gebroken vliezen. Het valt de verpleegkundige op dat de neonaat bleke acra, een kreunende ademhaling heeft en neusvleugelt. De temperatuur meet 35,7 °C, bij een ademfrequentie van 40 per minuut. Vraag: Wat zijn in deze casus de drie symptomen die het meest alarmerend zijn? (3) A ademfrequentie van 40 per minuut B bleke acra C kreunen D neusvleugelen E temperatuur van 35,7 °C
C kreunen D neusvleugelen E temperatuur van 35,7 °C
Casus:
Een à term geboren zuigeling van 10 dagen oud blijft geel zien. Hij krijgt borstvoeding en hij meldt zich netjes voor elke voeding. Wel valt op dat zijn
ontlasting sinds 2 dagen ontkleurd is en hij ondanks goed drinken donkere urine heeft. Bij lichamelijk onderzoek zijn behoudens zijn gele huidskleur
geen andere bijzonderheden waarneembaar. De huisarts vertrouwt het niet en stuurt hem in voor nadere diagnostiek en eventuele behandeling.
Vraag:
Wat is de meest waarschijnlijke diagnose?
A
Galgangatresie
B
ABO antagonisme
C
Icterus prolongatus bij borstvoeding
D
Galactosemie
A
Galgangatresie
Casus: Een vier dagen oude neonaat, geboren bij een zwangerschapsduur van 35 weken, laat op de monitor herhaalde bradycardieën en apnoes zien. Bij lichamelijk onderzoek wordt een hartruis gehoord. Vraag: Wat is hier de meest waarschijnlijke diagnose? A Persisterende pulmonale hypertensie B Gesloten foramen ovale C Persisterende ductus arteriosus D Hyaliene membraanziekte
A
Persisterende pulmonale hypertensie
Casus:
Een 26-jarige G1P0 is bij de gynaecoloog onder controle vanwege een zwangerschapsdiabetes met insuline gebruik. Bij een zwangerschapsduur
van 33 weken breken haar vliezen. Er is helder vruchtwater. Zij bevalt 5 uur later spontaan van een zoon van 2600 gram met een goede start. Na
15 minuten toont hij een matige tachypneu en dyspneu, intercostale intrekkingen en kreunt aanhoudend. Hij heeft een blauwe kleur rondom de
mond met een roze kleur van de ledematen.
Vraag:
Wat is de meest waarschijnlijke diagnose?
A
Meconium aspiratie
B
Wet lung
C
Hyaliene membraanziekte
D
Pneumonie
C
Hyaliene membraanziekte
Geconjugeerd bilirubine is vet oplosbaar en wordt in het bloed (vrij/aan albumine gebonden) getransporteerd.
aan albumine gebonden
Casus:
De kinderarts wordt door de verloskundige in consult gevraagd bij een neonaat van 10 dagen oud vanwege zijn gele kleur. De moeder was onder
controle bij de gynaecoloog vanwege een hyperthyreoïdie. De bevalling verliep ongecompliceerd. De kinderarts constateert dat er sprake is van
een ongeconjugeerde hyperbilirubinemie. De moeder geeft borstvoeding.
Vraag:
Wat is hier de meest waarschijnlijke oorzaak van de icterus?
A
AO-antagonisme
B
Borstvoedingsicterus
C
Galgangatresie
D
Hyperthyreoïdie
B
Borstvoedingsicterus
Casus:
Een 29-jarige patiënte heeft een secundaire amenorroe na het stoppen van de pil. Zij was ooit aan de pil begonnen, omdat er vanaf de menarche
eigenlijk nooit een regulaire cyclus is geweest. Ook had zij last had van forse acne. Bij bloedonderzoek blijkt de FSH-spiegel en oestradiol- spiegel
normaal. De LH-spiegel is licht verhoogd.
Vraag:
Welke diagnose is het meest waarschijnlijk?
A
Syndroom van Kallmann
B
Cyclusstoornis ten gevolge van langdurig pilgebruik
C
Polycysteus ovariumsyndroom
D
Menopauze praecox
C
Polycysteus ovariumsyndroom
Casus:
Bij een 17-jarige patiënte met een primaire amenorroe worden lage FSH-, LH-, en Oestradiolspiegels gevonden in het bloed. De secundaire
geslachtskenmerken zoals mammaontwikkeling en schaambeharing zijn nauwelijks aanwezig (Stadium I volgens Tanner). Bij een GnRH-
stimulatietest, waarbij GnRH intraveneus wordt ingespoten, stijgen de FSH- en LH-spiegels fors.
Vraag: In welk orgaan ligt hoogstwaarschijnlijk de stoornis? A Hypothalamus B Ovarium C Hypofyse D Uterus
A
Hypothalamus
Een obstructieve azoöspermie is meestal (verworven/aangeboren) en wordt hormonaal gekenmerkt door een normaal FSH.
verworven
Casus:
Een 16-jarig meisje wordt gepresenteerd op de eerste hulp met buikpijn. De buikpijn is continu aanwezig. Ze heeft geen koorts. Bij lichamelijk
onderzoek vindt u een bolle, gespannen buik met drukpijn onder in de buik. Inwendig onderzoek is pijnlijk vooral bij het opdrukken van de
baarmoedermond. Ze is reeds 1 jaar seksueel actief en gebruikt orale anticonceptie nadat ze vorig jaar ongewenst zwanger was. Zij heeft toen
een abortus laten doen. U denkt aan een adnexitis.
Vraag:
Welk symptoom bij lichamelijk onderzoek maakt de diagnose adnexitis het meest waarschijnlijk?
A
Opstootpijn bij inwendig onderzoek
B
Drukpijn onderin de buik
C
Bolle buik
D
Gespannen buik
A
Opstootpijn bij inwendig onderzoek
Casus:
Een 39-jarige patiënte heeft in de avond buikpijn gekregen welke toeneemt gedurende de nacht. De pijn is linksonder gelokaliseerd. Ze wordt door
verwezen naar de SEH alwaar een pols van 100 slagen per minuut wordt gemeten, een bloeddruk van 120/80 en een temperatuur van 38.5 °C. De
laatste weken had zij last van obstipatie. Verder is zij altijd gezond geweest.
Vraag:
Wat is hier de meest waarschijnlijke diagnose?
A
Appendicitis
B
Diverticulitis
C
Cystitis
D
Cholecystitis
B
Diverticulitis
Welke stelling betreffende de vasculaire structuren (bloedvaten) in de navelstreng is juist?
A
De navelstreng bevat 1 a. umbilicalis en 1 v. umbilicalis
B
De navelstreng bevat 2 aa. umbilicales en 1 v. umbilicalis
C
De navelstreng bevat 1 a. umbilicalis en 2 vv. umbilicales
D
De navelstreng bevat 2 aa. umbilicales en 2 vv. umbilicales
B
De navelstreng bevat 2 aa. umbilicales en 1 v. umbilicalis
Welke bevinding bij lichamelijk onderzoek is het meest ondersteunend voor de diagnose peritoneale prikkeling? A Percussiepijn B Levendige peristaltiek C Leverdemping D Bolle buik
A
Percussiepijn
Welke bewering met betrekking tot de dooierzak is juist?
De dooierzak:
A
biedt bescherming en is een voorloper van het zenuwstelsel
B
bevat voedingsstoffen en draagt bij aan de vorming van het maag-darmstelsel
C
bevat vroege stamcellen en omvat uiteindelijk de amnionholte door ruimtelijke veranderingen
D
produceert vruchtwater en ontwikkelt zich tot de placenta
B
bevat voedingsstoffen en draagt bij aan de vorming van het maag-darmstelsel
Welke drie structuren ontwikkelen zich hoofdzakelijk uit het ectoderm? (3) A darmepitheel B epidermis C lever D ogen E ruggenmerg F spieren
B epidermis D ogen E ruggenmerg
Welk belangrijk proces met betrekking tot de vorm van het embryo vindt in de 4e
week van de ontwikkeling plaats?
A
De kromming (plooiing) van het embryo
B
Het ontstaan van de eerste met vocht gevulde holtes
C
Aanleg van vingers in de bovenste extremiteit
D
De ontwikkeling naar een kiemschijf met 3 lagen
A De kromming (plooiing) van het embryo
Casus:
Een G2P1 krijgt een echo bij 19 weken vanwege een ernstige groeivertraging in de vorige zwangerschap. Bij deze echo wordt de groei gemeten
welke gemiddeld op de p50 ligt. Ook wordt de doorstroming door de a. uterina gemeten. Deze laat een verhoogde weerstand zien. Na de echo
komt zij op consult bij de gynaecoloog.
Vraag:
Wat dient de gynaecoloog patiënte te vertellen ten aanzien van de verhoogde weerstand in de a. uterina?
A
Er is niets aan de hand want de groei van de foetus is op de p50.
B
Er is sprake van een verhoogde kans op een groeivertraging omdat de weerstand in de a. uterina verhoogd is.
C
De weerstand in de a. uterina dient bij 24 weken opnieuw te worden gemeten.
D
De weerstand in de a.uterina is niet voorspellend voor het optreden van een groeivertraging.
C
De weerstand in de a. uterina dient bij 24 weken opnieuw te worden gemeten.
Welke verandering vindt plaats in de zwangerschap ten aanzien van aan de schildklier gerelateerde hormonen?
A
Door de aanwezigheid van HCG neemt de productie van T4 toe
B
Door de afgenomen productie van TBG neemt de hoeveelheid vrij T4 af
C
De concentratie van TSH daalt, daardoor neemt de concentratie van T4 ook af
D
De productie van TBG neemt toe onder invloed van HCG
A
Door de aanwezigheid van HCG neemt de productie van T4 toe
Welke fysiologische maternale aanpassing vindt plaats ten aanzien van de spijsvertering in de zwangerschap?
A
De afvoer van gal en galzure zouten in de zwangerschap is toegenomen
B
De a-cellen in de eilandjes van Langerhans worden groter
C
De aanmaak van microsomale leverenzymen neemt toe
D
Er is een toegenomen maagzuursecretie
C
De aanmaak van microsomale leverenzymen neemt toe
Casus: Een 20-jarige G1P0 is bij de gynaecoloog onder controle vanwege een groeivertraging. Zij is thans 38 weken zwanger. Zij voelt de baby goed bewegen. De baby is klein maar groeit op zijn eigen percentiel. Vraag: Wat is hier het meest aangewezen beleid? A Inleiding afspreken B Een keizersnede (sectio) afspreken C Opname voor dagelijks CTG D Afwachtend beleid tot 41 weken
A
Inleiding afspreken
Casus:
Bij een 35-jarige zwangere, zwangerschapsduur 34+3 weken, is op een eerdere echo een placenta praevia geconstateerd. Nu heeft zij heeft thuis
400 ml bloedverlies gehad. Bij binnenkomst op de verloskamers wordt een bloeddruk gemeten van 90/45 mmHg en een pols van 110 per minuut.
Er is een goede foetale conditie. Het bloedverlies houdt aan.
Vraag:
Wat is in deze casus het meest aangewezen beleid?
A
Keizersnede (sectio) uitvoeren
B
Opname ter observatie
C
Inleiding met misoprostol
D
Celestone toedienen
A
Keizersnede (sectio) uitvoeren
Casus: een 27-jarige G1P0 is naar de verloskamers gekomen vanwege buikpijn en bloedverlies. De pijn is vanmorgen begonnen tezamen met het bloedverlies. De zwangerschap is reeds gevorderd tot 34 weken. Het lijkt alsof de baring begonnen is. Vraag: Wat is de beste hypothesetoetsende vraag die je nu kunt stellen om een vroeggeboorte waarschijnlijker te maken? A Is het een pijn die komt en gaat? B Wat is de hoeveelheid bloedverlies? C Heeft u de slijmprop verloren? D Is de pijn stekend van aard?
A
Is het een pijn die komt en gaat?
Casus:
Mevrouw S. is een G2P1 en met een zwangerschapsduur van 30 weken. De controles tot op heden waren in de eerste lijn bij de verloskundige.
Mevrouw S. wordt verwezen naar het spreekuur van de gynaecoloog vanwege een vermoeden op een asymmetrische groeirestrictie.
Vraag:
Wat is de beste hypothesetoetsende vraag om de oorzaak van de asymmetrische groeirestrictie te achterhalen?
A
Wat was het geboortegewicht van uw vorige kind?
B
Heeft u griepachtige klachten gehad?
C
Heeft u een hoge bloeddruk?
D
Werden er opj de 20 weken echo structurele afwijkingen gezien?
C
Heeft u een hoge bloeddruk?
Casus:
Bij een 36-jarige G1P0, zwangerschapsduur 34 weken, is sprake van een ernstige asymmetrische groeivertraging. De zwangerschap is tot op
heden ongecompliceerd verlopen. Er is geen 20-weken echo verricht. De NIPT is tot tweemaal mislukt. De bloedruk is tot op heden normotensief.
Vraag:
Welk aanvullend onderzoek is nu het meest geïndiceerd?
A
Geavanceerd Ultrageluid Onderzoek (GUO)
B
Bepaling aanwezigheid van antistoffen tegen cytomegalie
C
Vruchtwaterpunctie
D
Doppleronderzoek
D
Doppleronderzoek
Welk van onderstaande echoscopische bevindingen is een sonomarker? A Korte humerus B Milde ventriculomegalie C Klein ventrikel septum defect D Echodense nieren
B
Milde ventriculomegalie
Casus:
Mevrouw M is een G2P1Pr0 en nu, 15 weken zwanger. Zij bezoekt het spreekuur van de gynaecoloog vanwege een counselingsgesprek over
onderzoek naar trisomie 21. Een eerdere zwangerschap is geëindigd in een foetale sterfte vanwege multipele aangeboren afwijkingen bij 22
weken. Patiënte is bekend met een diabetes mellitus type 2 en heeft daarbij een BMI van 40. Verder is zij gezond. Het echtpaar wil onderzoek laten
doen naar trisomie 21.
Vraag:
Welk gegeven mag niet onderbreken in het counselingsgesprek met dit echtpaar?
A
Er is een reële kans dat de NIPT bij deze hoge BMI geen uitslag geeft
B
Een combinatietest is niet mogelijk vanwege de diabetes mellitus type 2
C
Een vruchtwaterpunctie is geïndiceerd vanwege de voorgaande foetale sterfte
A
Er is een reële kans dat de NIPT bij deze hoge BMI geen uitslag geeft
Casus:
Een echtpaar bezoekt het spreekuur van de gynaecoloog vanwege een nieuwe zwangerschap. Een eerdere zwangerschap hebben zij afgebroken
bij een zwangerschapsduur van 20 weken vanwege een trisomie 18. De NIPT laat opnieuw aanwijzingen zien voor een trisomie 18. Het aanvullend
echoscopisch onderzoek, verricht bij 16 weken, toont structurele afwijkingen passend bij een trisomie 18. Het echtpaar wenst de zwangerschap
af te breken.
Vraag:
Wat is de meest passende methode om de zwangerschap te termineren?
A
Een medicamenteuze afbreking met oxytocine
B
Een curettage onder algehele narcose
C
Een medicamenteuze afbreking met misoprostol
D
Een curettage onder lokale verdoving
C
Een medicamenteuze afbreking met misoprostol
Bij een kruinligging is het aanwijspunt: A het achterhoofd B de kin C de kruin D het voorhoofd
A
het achterhoofd
Bij een vaginaal toucher wordt een indaling van de schedel gevoeld op H2. Uitgaande van een normale inwendige spildraai, en een kind in
achterhoofdsligging welke stand is dan het meest waarschijnlijk?
A
Achterhoofdsligging achterhoofd voor (AaAV)
B
Achterhoofdsligging achterhoofd links voor (AaLV)
C
Achterhoofdsligging achterhoofd achter (AaA)
D
Achterhoofdsligging achterhoofd links dwars ( Aaldw)
B
Achterhoofdsligging achterhoofd links voor (AaLV)
Welke van de onderstaande stellingen met betrekking tot oxytocine is juist?
A
Toediening van oxytocine gebeurt oraal bij een niet rijpe baarmoedermond (cervix)
B
In de preterme periode is de gevoeligheid voor oxytocine groter dan in de à terme periode
C
Oxytocine wordt afgescheiden door de adenohypofyse
D
Een belangrijke bijwerking van oxytocine is overstimulatie
D
Een belangrijke bijwerking van oxytocine is overstimulatie
Casus: Een 30-jarige patiënte, zwangerschapsduur 35 weken, ligt opgenomen vanwege een groeivertraging. Bij de echo zijn alle metingen (AC, HC en FL) veel te klein. De dopplermeting van de a. umbilicalis laat een afwezige einddiastolische flow zien. Het CTG laat een normaal foetaal hartritmepatroon zien. Er is een grote kans dat de zwangerschap op korte termijn moet worden beëindigd omdat de foetale conditie bedreigd is. Vraag: Wat is hier het meest aangewezen beleid? A Toedienen van Celestone B Geen medicijnen toedienen C Toedienen van magnesium D Toedienen van progesteron
B
Geen medicijnen toedienen
Welke twee van onderstaande condities geven een verhoogd risico op vroeggeboorte? (2) A Afwijkende cervixcytologie B Congenitale uterusanomalie C Hyperthyreoidie D Stuitligging E Pyelonefritis
B
Congenitale uterusanomalie
E
Pyelonefritis
Bij de premature foetus is de basishartfrequentie (lager dan/gelijk aan/hoger dan) bij de à terme foetus.
hoger dan
Bij foetale hypoxie is er sprake van een tekort aan zuurstof in de perifere weefsels waarbij (redistributie van bloed / glycogenolyse uit lever en hart) een passend verdedigingsmechanisme is.
redistributie van bloed
Casus: Een G1P0 is in partu en bevalt in het ziekenhuis vanwege diabetes mellitus type 1. Haar vliezen zijn inmiddels 24 uur gebroken. De ontsluiting vordert traag. Vanwege een pijnstillingsverzoek kreeg zij een epiduraal. Eén uur na het starten van epidurale anesthesie is er volledige ontsluiting bereikt en wordt gestart met persen. Na 15 minuten persen wordt een foetale tachycardie opgemerkt bij een verder normaal CTG. Vraag: Wat is de meest waarschijnlijke reden voor de foetale tachycardie? A Diabetes Mellitus type 1 B 24 Uur gebroken vliezen C Epidurale anesthesie D Trage vordering ontsluiting E Persen van de moeder
B
24 Uur gebroken vliezen
Wat is het belang van colostrum?
A
Het helpt het kind wennen aan moedermelk
B
Het stimuleert de groei door hoge concentratie groeihormoon
C
Het bevat antilichamen afkomstig van de moeder
D
Het bevat veel vet en koolhydraten in vergelijking met “gewone” borstvoedingsmelk
C
Het bevat antilichamen afkomstig van de moeder
Wat is de behandeling van mastitis?
A
Start Beta-lactamaseongevoelig smalspectrum antibioticum en continueer borstvoeding
B
Start breedspectrum antibioticum en continueer borstvoeding
C
Start Beta-lactamaseongevoelig smalspectrum antibioticum en stop borstvoeding
D
Start breedspectrum antibioticum en stop borstvoeding
A
Start Beta-lactamaseongevoelig smalspectrum antibioticum en continueer borstvoeding
Casus: Een 28-jarige P2 is vier dagen geleden bevallen van een gezonde dochter. De verloskundige komt op kraambezoek. Patiënte vertelt dat ze zich koortsig voelt en heeft daarom haar temperatuur gemeten. Deze meet 38,0 °C. Ze geeft borstvoeding. Vraag: Wat is de meest waarschijnlijke oorzaak van de koorts op dit moment? A Stuwing B GAS C Trombosebeen D Parametritis
A
Stuwing
Casus: Mevrouw S. is 4 dagen geleden bevallen. Vanmorgen meldde zij zich met koorts, kortademigheid en pijn op de borst. U vermoedt een bepaalde diagnose. Vraag: Welke diagnostische test komt het meest in aanmerking om de juiste diagnose te stellen? A CT-angio B MRI C X-thorax D ECG
A
CT-angio
Casus: Mevrouw K. is 4 dagen geleden bevallen. Tot nu toe verliep het kraambed ongestoord. Sinds vandaag heeft zij last van buikpijn en toename bloedverlies. Vraag: Wat is de beste hypothesetoetsende vraag die je nu kunt stellen om een endometritis waarschijnlijker te maken? A Is er riekende lochia? B Wat is de kleur van het bloedverlies/lochia? C Is er koorts gemeten? D Is de buik opgezet?
A
Is er riekende lochia?
Casus:
Een 25-jarige P2 was onder controle van de gynaecoloog vanwege een stuitligging. In de zwangerschap had zij recidiverende urineweginfecties.
De baring werd ingeleid bij 38 weken vanwege langdurig gebroken vliezen. Na een langdurige ontsluiting van 16 uur beviel zij spontaan van een
kind in stuit. Er werd een zoon geboren met een goede start.
Vraag:
Welk gegeven vergroot het risico op complicaties bij het kind in deze casus het meest?
A
Recidiverende urineweginfecties
B
Duur van de bevalling
C
Geboren in stuitligging
D
Langdurig gebroken vliezen
D
Langdurig gebroken vliezen
Casus:
Een 2 uur oude neonaat, geboren bij een zwangerschapsduur van 36 weken, kreunt. Het valt de verpleegkundige op dat de neonaat sternale
intrekkingen laat zien en een ademfrequentie heeft van 60 per minuut. Hij heeft een temperatuur van 35,8°C. Vanwege de prematuriteit wordt een
bloedglucose gemeten; deze meet 2.8 mmol/l.
Vraag:
Wat is hier de meest waarschijnlijke diagnose?
A
GBS-infectie
B
Hypoglycemie
C
Persisterende ductus van Botalli (ductus arteriosus)
D
Hernia diafragmatica
A
GBS-infectie
Een neonaat geboren bij 39 weken en een geboortegewicht van 2100 gram (
polycytemie
Een foetus van een moeder met een diabetes mellitus heeft een gestoorde glucoseregulatie ten gevolge van foetale (hyperinsulinisme/hypoinsulinisme)
hyperinsulinisme
De foetale circulatie kent een aantal shunts.
Hoe verloopt de bloedstroom over het foramen ovale?
A
Van het rechter atrium naar het linker atrium
B
Van de vena umbilicalis naar de vena cava inferior
C
Van de arteria pulmonalis naar de aorta
D
Van de arteria umbilicalis naar de vena cava inferior
A
Van het rechter atrium naar het linker atrium
Casus: Een patiënte bevalt bij 39 weken per sectio vanwege een stuitligging. De Apgar scores zijn 9 en 10, na respectievelijk 1 en 5 minuten. Een half uur na de geboorte heeft de baby een ademfrequentie van 80/min en intrekkingen sub- en intercostaal. De consulterend kinderarts neemt bij auscultatie de harttonen links waar en beiderzijds zacht ademgeruis met wat crepitaties over de longvelden. De gemeten saturatie op dat moment blijkt 80% te zijn. Vraag: Wat is de meest waarschijnlijke diagnose? A Pneumothorax B Hernia diafragmatica C Hyaliene membraanziekte D Wet lung E Pneumonie
D
Wet lung
Casus:
Een à term geboren zuigeling van 12 uur oud, geboren middels een vacuüm extractie, ziet opvallend geel. Hij krijgt borstvoeding en heeft tijdens
het drinken een goede zuigreflex. Bij lichamelijk onderzoek zijn er, behoudens zijn gele huidskleur, geen andere bijzonderheden waarneembaar. Zijn
temperatuur is 36.9°C. De verloskundige vertrouwt het niet en stuurt hem in voor nadere diagnostiek.
Vraag:
Wat is gezien het tijdstip van de icterus neonatorum de meest waarschijnlijke diagnose?
A
ABO antagonisme
B
Icterus na vacuüm extractie
C
Galgangatresie
D
Galactosemie
A
ABO antagonisme
Casus:
Een à term geboren zuigeling van 10 dagen oud blijft geel zien. Hij krijgt borstvoeding en hij meldt zich netjes voor elke voeding. Wel valt op dat zijn
ontlasting sinds 2 dagen ontkleurd is en hij ondanks goed drinken donkere urine heeft. Bij lichamelijk onderzoek is behoudens zijn gele huidskleur
geen andere bijzonderheden waarneembaar. De huisarts vertrouwt het niet en stuurt hem in voor nadere diagnostiek en eventuele behandeling.
Vraag:
Wat is de meest waarschijnlijke diagnose?
A
Galgangatresie
B
ABO antagonisme
C
Icterus prolongatus bij borstvoeding
D
Galactosemie
A
Galgangatresie
Patiënten met PCOS hebben een verhoogd risico op: A ovariumcarcinoom B mammacarcinoom C cervixcarcinoom D endometriumcarcinoom
D endometriumcarcinoom
Aan het eind van de luteale fase treedt de menstruatie op. Waar komt dit door?
A door stijging van de FSH spiegels
B door daling van de progesteronspiegels
C door reeds beginnende follikelgroei
D door stijging van de oestradiolspiegels
B door daling van de progesteronspiegels
Meneer en mevrouw K., beiden 26 jaar, bezoeken het spreekuur van de huisarts. Zij hebben een actieve kinderwens maar ondanks dat ze
sinds vijftien maanden op zwangerschap gerichte coïtus hebben, is het nog niet gelukt om zwanger te raken. Meneer en mevrouw zijn beiden
gezond. De anamnese vermeld geen intoxicaties of medicatiegebruik. De gynaecoloog zet een aantal onderzoeken in waaronder een
semenanalyse; deze laat een klein volume zien met laag percentage beweeglijke zaadcellen.
Wat is hier het meest aangewezen beleid?
A IUI
B ICSI
C IVF
D expectatief; nog 6 maanden langer zelf proberen zwanger te geraken
E expectatief; over 2-3 maanden de semenanalyse herhalen
E expectatief; over 2-3 maanden de semenanalyse herhalen
De kwaliteit van het cervixslijm is optimaal voor het bewerkstelligen van een zwangerschap bij (hoge/lage) oestrogeenspiegels en
(hoge/lage) progesteronspiegels.
hoge, lage
Welk paar heeft statistisch gezien de beste kans om zwanger te worden middels IVF?
A Vrouw 28 jaar/man 36 jaar; 2 jaar primair subfertiel op basis van ernstige tubapathologie: grote hydrosalpingen op het HSG en bij transvaginale
echoscopie.
B Vrouw 30 jaar, G2P1/man 31 jaar, heeft een vrij ernstige oligospermie, maar bij de opwerkingsprocedure van het semen kunnen toch ongeveer 2
miljoen motiele zaadcellen worden geïsoleerd.
C Vrouw 38 jaar/man 42 jaar; 3 jaar primaire idiopathische fertiliteitsstoornis; zes cycli intra-uteriene inseminatie hebben niet tot een zwangerschap
geleid.
D Vrouw 35 jaar G2P1 Abortus 2/man 34 jaar; secundaire subfertiliteit gedurende 3 jaar, oorzaak subfertiliteit: lichte mannelijke factor en
endometriosis externa. Tevens bij de vrouw een verhoogde FSH spiegel op cyclusdag 3 van 18 IU/L.
B Vrouw 30 jaar, G2P1/man 31 jaar, heeft een vrij ernstige oligospermie, maar bij de opwerkingsprocedure van het semen kunnen toch ongeveer 2
miljoen motiele zaadcellen worden geïsoleerd.
Bij een obstructieve azoöspermie kan een (laag/normaal/groot) spermavolume met een (lage/normale/hoge) pH-waarde wijzen op een congenitale bilaterale agenesie van het vas deferens (CBAVD).
laag, lage
Een 29-jarige patiënte komt met buikpijn op de SEH. Ze had een week geleden een positieve zwangerschapstest en is nu 2 weken “overtijd”.
Ze had de pil ook niet helemaal goed ingenomen. Haar voorgeschiedenis vermeld een abortus en een sectio (keizersnede). Ook heeft ze in
het verleden een chlamydia-infectie doorgemaakt. De SEH-arts denkt aan een extra-uteriene graviditeit (EUG).
Welk gegeven uit deze casus maakt de diagnose EUG het meest waarschijnlijk?
A chlamydia-infectie in het verleden
B abortus in de voorgeschiedenis
C pilgebruik
D sectio in de obstetrische voorgeschiedenis
A chlamydia-infectie in het verleden
Een 30-jarige P2 is onder controle van de gynaecoloog vanwege een vergroot ovarium. Patiënte meldt zich op de spoedpoli van de
gynaecoloog vanwege acuut ontstane buikpijn linksonder met misselijkheid en braken. Er is een actieve kinderwens. De eerste dag van de
laatste menstruatie was twee weken geleden. De huisarts vermoedt een bepaalde diagnose.
Welk aanvullend onderzoek is hier aangewezen om de meest waarschijnlijke diagnose te bevestigen?
A transvaginale echoscopie
B HCG-bepaling in de urine
C bloedonderzoek naar infectie
D inwendig vaginaal onderzoek
A transvaginale echoscopie
Hoe verloopt de ureter?
A Caudaal onder het lig. cardinale en de a. uterina door.
B Ventraal ten opzichte van het lig. teres uteri.
C Kruist het mesovarium en verloopt verder in het mesometrium.
A Caudaal onder het lig. cardinale en de a. uterina door.
Een 45-jarige vrouw komt op de SEH in verband met zeer hevige buikpijn. Bij navraag blijkt de pijn vooral rechts in de flank gelokaliseerd. Ze
heeft hoge koorts tot 40.5 °C en een pols van 110 slagen per minuut.
Wat is de meest waarschijnlijke diagnose op basis van deze gegevens?
A acute cholecystitis
B cholelithiasis
C peylonefritis
D ulcus pepticum
C peylonefritis
Bij een 20-wekenecho wordt een spina bifida aperta, ofwel myeloschisis, gezien. Ten gevolge van een stoornis in welk embryonaal proces is deze afwijking ontstaan? A gastrulatie B maturatie C neurulatie D nidatie
C neurulatie
Ter hoogte van de decidua (basalis/capsularis/parietalis) ontwikkelt zich de intervilleuze ruimte uit de (primaire/secundaire/tertiaire) vlokken.
basalis, tertiaire
Ten aanzien van de gaswisseling doen zich in de zwangerschap veranderingen voor. Welke fysiologische respiratoire maternale aanpassing
vindt plaats?
A De dode ruimte wordt groter.
B Het teugvolume neemt toe.
C De ademhalingsfrequentie neemt toe.
D Het CO2-gehalte in het bloed wordt hoger.
B Het teugvolume neemt toe.
Transport van zuurstof van de moeder naar de foetus vindt plaats door (actief/passief) transplacentair transport en een (afgenomen/toegenomen) binding van zuurstof aan
foetaal hemoglobine ten opzichte van de binding aan moederlijk hemoglobine.
passief, toegenomen
Een 30-jarige zwangere, met een AD (zwangerschapsduur) van 20 weken, komt op het spreekuur voor een routine prenatale controle. De
verloskundige verricht een uitwendig onderzoek en palpeert de fundus uteri op 2/3 NS (navel-symfyse) hoogte. Ten aanzien van de groei is
sprake van:
A normale groei
B positieve dyscongruentie
C negatieve dyscongruentie
A normale groei
Een G2P1, zwangerschapsduur 30 weken, heeft een groeiecho gehad vanwege een verdenking intra-uteriene groeirestrictie. Haar eerste kind
had een geboortegewicht op de 40e percentiel (p40). Bij de 20-wekenecho was de groei op de p40. Bij de huidige echo worden de volgende
uitslagen vermeld: hoofdomtrek p5, buikomtrek p2,3, femurlengte p5.
Wat is de meest waarschijnlijke oorzaak van deze bevindingen?
A hypertensie
B placenta-insufficiëntie
C foetale infectieziekte
D constitutioneel klein (genetische aanleg)
C foetale infectieziekte
Bij een 24-jarige G1P0, zwangerschapsduur 23 weken en 3 dagen, is sprake van een symmetrische groeivertraging. De bloeddruk is tot op
heden normotensief. De patiënte geeft aan de baby minder te voelen bewegen.
Welk aanvullend onderzoek is nu het meest geïndiceerd?
A Meten van infectieparameters in maternaal bloed.
B Doppleronderzoek verrichten van de vene umbilicalis.
C Op zeer korte termijn een vruchtwaterpunctie uitvoeren.
D Een CTG draaien.
A Meten van infectieparameters in maternaal bloed.