Practica Flashcards

1
Q

Een spermatide heeft (23/46) (enkele/dubbele) chromatiden.

A

23 enkele

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

De secundaire spematocyten II zijn (haploïd/diploïd) wat betreft de genetische informatie van het DNA en vertonen een (normale/extreem lange) profase.

A

haploïd, normale

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welk celtype van de spermatogenetische reeks wordt gezien als echte stamcel?

A

spermatogonium A

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

In welk stadium van de spermatogenetische reeks vindt crossing over het meest uitgebreid plaats?

A

primaire spermatocyt naar secundaire spermatocyt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Tijdens de spermiogenese steekt de flagel richting het (lumen/Sertolicel), terwijl de cel met de kern lang contact houdt met de (celwand/Sertolicel)

A

lumen, sertolicel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Bij castratie (wegnemen van de testis) zal de testosteronproductie (afnemen/toenemen) en de spermatogese (afnemen/toenemen)

A

afnemen, afnemen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Bij sterilisatie (onderbreken van de ductus deferens) zal de testosteronproductie (afnemen/onveranderd blijven) en de spermatogenese (afnemen/onveranderd blijven)

A

onveranderd blijven, afnemen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Waarom blijft de testosteronproductie onveranderd bij sterilisatie (onderbreken van de ductus deferens)?

A

Testosteron wordt voornamelijk in de testis gemaakt en bij sterilisatie zal de productie niet afnemen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Waarom neemt de spermatogenese af bij sterilisatie (ontbreken van de ductus deferens)?

A

Door het ontbreken van afvoer van de spermatozoa zal de spermatogenese gaan afnemen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Uit welk type epitheel bestaat de ductus epididymidis?

A

Meerrijig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Afsluiting van een van de twee epididymides na bijvoorbeeld een eenzijdige infectie (bof) heeft geen gevolgen voor de vruchtbaarheid (waar/niet waar, waarom)

A

niet waar, de hoeveelheid spermatozoa in het sperma zal bij eenzijdige afsluiting toch sterk afnemen (gehalveerd) en dit kan leiden tot verlaagde fertiliteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

een secundair follikel is multilamellair en heeft (nog geen/wel een) antrum

A

nog geen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat wordt door de cellen van de theca interna geproduceerd?

A

androsteendion

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Tussen mesotheel en tunica albuginea bevindt zich een basaalmembraan.

A

waar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

De tunica albuginea bestaat uit (kubisch epitheel / collageenvezels) en geeft aan het ovarium een (witte/blauwe) kleur

A

collageenvezels, witte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

De eerste meiotische deling van de oocyt wordt voltooid bij (de bevruchting/de ovulatie) en staat onder invloed van (FSH/LH)

A

de ovulatie, LH

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Het myometrium bestaat uit (dwarsgestreept/glad) spierweefsel waarvan de spiervezels vooral (longitudinaal/concentrisch) rond het lumen van de uterus zijn gerangschikt

A

glad, longitudinaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

De enorme groei van het myometrium tijdens de zwangerschap kan optreden door het aanzienlijk vermogen van individuele spiervezels tot hypertrofie. De cellen delen niet. (waar/onwaar en waarom)

A

Waar, Toename in dikte van het endometrium bij zwangerschap is een gevolg van hypertrofie en deling (hyperplasie).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat is haploïd?

A

Een cel met een enkel chromosoom van een chromosomen paar per kern.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Haploïde geslachtscellen worden gevormd uit haploïde/diploïde voorlopercellen

A

Diploïde

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Tijdens welke fase van de meiotische reductiedeling is er crossing over tussen moederlijke en vaderlijke chromosomen?

A

De eerste

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Secundaire spermatocyten zijn diploïd wat betreft hun DNA (2n), maar haploïd wat betreft hun genetische informatie

A

ja

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Hoeveel spermatiden vormt een spermatogonium?

A

4

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

De cel van Sertoli is een voedstercel.

A

ja

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Hoe heet de basis voor de staart van een spermacel?

A

axonema

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Waaruit bestaat een axonema? (3)

A

9 microtubuli en dyneine-moleculen en 2 centrale microtubuli

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Waardoor wordt het acrosoom gevormd?

A

Het Golgi-apparaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Wat doet het acrosoom?

A

belangrijk bij de penetratie van de eicel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Wat levert de energie voor de beweging van de spermacel

A

De mitochondrieën

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Waar vindt de spermatogenese plaats (welk orgaan)?

A

In de testis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Waar in de testis vindt de differentiatie uit de spermatogoniën plaats?

A

In de tubuli seminiferi

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Waar worden de spermatozoën verzameld en opgeslagen?

A

In de epididymis

33
Q

Waar krijgt een spermacel zijn beweeglijkheid (welk orgaan)?

A

In de epididymis

34
Q

Hoe zijn de tubuli seminiferi van elkaar gescheiden?

A

Door bindweefsel

35
Q

Waardoor is het epitheel van de tubuli seminiferi omgeven?

A

Door de tunica propria

36
Q

Wat vormt de basale laag van het epitheel van de tubuli seminiferi?

A

Sertoli cellen

37
Q

De minst gedevelopde spermacellen in de tubuli seminiferi zitten aan de (binnen/buiten)kant

A

buiten

38
Q

Spermatogonia hebben een (lichte/donkere) kern

A

donkere

39
Q

Wat is de vorm van de spermatogonia?

A

rond

40
Q

Spermatogonia zijn (klein/groot)

A

klein

41
Q

Wat is de grootste cel van de spermatogenetische reeks?

A

Spermatocyt I

42
Q

Welke sperma voorlopercel heeft kenmerken van een lange profase?

A

Spermatocyt I

43
Q

Waardoor is Spermatocyt II maar heel kort te vinden?

A

dit stadium van de spermatogenese duurt maar heel kort, dit stadium gaat vrijwel meteen over in spermatide.

44
Q

Wat voor vorm heeft de spermatide?

A

Rond

45
Q

De spermatide is (klein/groot)

A

klein

46
Q

De kern van de spermatide is (licht/donker)

A

licht

47
Q

welke spermatozo is meer volwassen:

  1. licht, ovaal, excentrische kern
  2. lang, slank, flagella, gecondenseerde kern (donker streepje)
A

2

48
Q

Waar vormen de v gameten?

A

In het ovarium

49
Q

Na de geboorte van een vrouw zijn alle gameten al in een stadium van de eerste meiotische deling

A

Ja

50
Q

Hoe heet een gameet in het stadium van de eerste meiotische deling bij een v?

A

dictyoteen

51
Q

Wanneer wordt de eerste meiotische deling van een v gameet afgemaakt?

A

Bij de ovulatie van de oöcyt

52
Q

Wat wordt er gevormd bij de eerste meiotische deling van een v gameet?

A

Een secundaire oocyt en een poollichaampje

53
Q

Kan een poollichaampje bevrucht worden?

A

Nee

54
Q

Wanneer wordt de tweede meiotische deling afgemaakt bij een v gameet?

A

Bij bevruchting

55
Q

Wanneer bij een v gameet wordt er een tweede poollichaampje gevormd?

A

Bij de tweede meiotische deling

56
Q

Waaruit ontstaat de follikel (uit welk soort cellen) bij een v?

A

stromale cellen

57
Q

Waar bevinden zich de stromale cellen bij het ontstaan van een follikel bij een v?

A

Omringd het oöcyt

58
Q

Waaruit wordt het primaire follikel gevormd?

A

primordiaal follikel

59
Q

Wat doet de laag met granulosacellen in het primordiaal follikel?

A

Vorming van de primaire follikel

60
Q

Tijdens de vorming van de primaire follikel is de oöcyt (niet/wel) omgeven door een zona pellucida

A

wel

61
Q

Wat vormen de stromale cellen aan de buitenkant tijdens de vorming van het secundaire folikel?

A

theca interna

62
Q

Wanneer spreken we van een multilaminaire follikel?

A

Wanneer er een theca interna is

63
Q

De follikelrijping staat onder hormonale controle vanuit de (hypothalamus/hypofyse)

A

hypofyse

64
Q

Welk hormoon regelt de primaire groei van de follikel?

A

FSH

65
Q

Wat doet FSH met de theca internacellen?

A

Stimuleert de theca interna cellen om androsteendion te produceren

66
Q

Wat doen de granulosacellen onder invloed van FSH?

A

Onder invloed van FSH produceren ze het enzym arometase, wat het androsteendion omzet in estrogeen.

67
Q

Wat doet oestrogeen bij de follikel?

A

Stimulering groei

68
Q

Wat doet oestrogeen met de hypothalamus?

A

stimulering vorming van LH en

69
Q

Wat doen hoge concentraties van LH met de follikel?

A

Stimulering van zwelling van de follikel

70
Q

Waarvoor zorgt zwelling van de follikel?

A

Ovulatie

71
Q

Wat doet oestrogeen met de granulosacellen?

A

stimulering making inhibine

72
Q

Wat doet inhibine bij de hypofyse?

A

Remming van afgifte van FSH

73
Q

Bij ovulatie is de eicel (niet/wel) omgeven door de zona pellucida en een krans van granulosacellen

A

wel

74
Q

Wat is de corona radiata?

A

De krans van granulosacellen bij de ovulatie van een eicel

75
Q

Wat trekt de oöcyt de tuba uterina in?

A

Fimbriae

76
Q

Wat voor soort epitheel is de tuba uterina van gemaakt?

A

Eenlagig cilindrisch

77
Q

Heeft de tuba uterina trilharen?

A

Ja

78
Q

Heeft de tuba uterina secretoïre cellen?

A

Ja