Vragen: Algemene regels Flashcards
Het is verboden om een schip te besturen met een alcoholpromillage in het bloed hoger dan?
A. 0,3
B. 0,5
C. 0,8
B. 0,5
Mag je met vaarbewijs 1 met een vaarbewijsplichtig schip op de volgende vaarwegen varen: Waddenzee, IJsselmeer, Maas, Gelderse IJssel, Westerschelde, Amsterdam-Rijnkanaal?
A. Ja
B. Niet alle genoemde wateren, maar wel op: IJsselmeer, Maas en Gelderse IJssel
C. Niet op alle genoemde wateren, maar wel op: Maas, Gelderse IJssel en Amsterdam-Rijnkanaal
C. Niet op alle genoemde wateren, maar wel op: Maas, Gelderse IJssel en Amsterdam-Rijnkanaal
Een vaarbewijs is vereist voor het varen met een?
A. Motorschip van 12m met een max. snelheid van <20 km/h
B. Zeilschip van 16m
C. Motorschip met max. snelheid van 16 km/h en met een lengte van <15 m
B. Zeilschip van 16m
Vaarbewijs 1 is verplicht voor het varen met een vaarbewijsplichtig schip op?
A. Alle binnenwateren met uitzondering van de Waddenzee
B. Alle binnenwateren
C. Alleen rivieren, kanalen en meren
C. Alleen rivieren, kanalen en meren
Je hebt een klein rubberen bootje met een buitenboordmotor die max. 25 km/h kan. Heb je een vaarbewijs nodig?
A. Nee, voor rubberen bootjes is dat niet nodig
B. Ja, het bootje kan harder dan 20 km/h varen
B. Ja, het bootje kan harder dan 20 km/h varen
Een motorboot vaart 60 km/h waar 6 km/h is toegestaan, een andere motorboot vaart daar 6 km/h, maar de bestuurder heeft een alcoholpromillage van 2,2 in het bloed. Van wie kan het vaarbewijs worden ingenomen?
A. De bestuurder die te hard voer
B. De bestuurder die teveel gedronken had
C. Beiden
D. Geen van beiden
C. Beiden
De minimum leeftijd voor het verkrijgen van klein vaarbewijs 1 is?
A. 18
B. 16
C. 21
A. 18
Het vaarbewijs examen doe je bij?
A. Erkende vaarschool
B. VAMEX
C. CBR
C. CBR
Vaarbewijs 2 is verplicht voor het varen op een vaarbewijsplichtige boot op?
A. Rivieren, kanalen en meren
B. Alle binnenwateren
C. Alle binnenwateren met uitzondering van het IJsselmeer
B. Alle binnenwateren
Heb je voor een jetski een vaarbewijs nodig?
A. Nee, die is kleiner dan 15m
B. Ja, die kan sneller dan 20 km/h
C. Ja, maar alleen als je sneller dan 20 km/h vaart
B. Ja, die kan sneller dan 20 km/h
Je zeilt met een zeilboot van 20 m op open zee. Heb je een vaarbewijs nodig?
A. Ja, want de boot is vaarbewijsplichtig
B. Nee, de boot is niet vaarbewijsplichtig
C. Nee, op open zee heb je geen vaarbewijs nodig
C. Nee, op open zee heb je geen vaarbewijs nodig
Een snel schip is
A. Een schip dat >40km/h tov water kan varen
B. Een schip dat >40km/h tov grond kan varen
C. Een schip dat >20km/h tov water kan varen
A. Een schip dat >40km/h tov water kan varen
Een waterscooter/jetski is
A. Een schip gebouwd/ingericht om door >1 personen skiënd door/over het water te worden voortbewogen
B. Een klein schip gebouwd/ingericht om door >1 personen skiënd door/over het water te worden voortbewogen
C. Snelle motorboot gebouwd/ingericht om door >1 personen skiënd door/over het water te worden voortbewogen
C. Snelle motorboot gebouwd/ingericht om door >1 personen skiënd door/over het water te worden voortbewogen
De geschiktheid voor het varen in golven wordt voor een belangrijk deel bepaald door de vorm van het onderwaterschip. Het meest geschikt voor golven is een
A. Multiknikspantschip
B. Rondspantschip
C. Kinkspantschip
B. Rondspantschip
Een multikninkspant is herkenbaar aan
A. Eén knik aan de linker- en rechterkant van de romp
B. Een vloeiende S-vorm van de romp
C. Meerdere knikken in de romp
C. Meerdere knikken in de romp
Een stilliggend schip is een schip dat
A. Geen motor in werking heeft
B. Ten anker of gemeerd ligt
C. Geen vaart heeft door het water
B. Ten anker of gemeerd ligt
Een veerpont is een
A. Schip dat mensen, auto’s of andere vervoersmiddelen kan vervoeren
B. Schip dat personen van de ene over naar een andere oever verplaatst
C. Schip dat een veerdienst onderhoudt en waarbij een vaarweg wordt overgestoken en dat door de bevoegde autoriteit als veerpont is aangemerkt
C. Schip dat een veerdienst onderhoudt en waarbij een vaarweg wordt overgestoken en dat door de bevoegde autoriteit als veerpont is aangemerkt
Een schip dat >12 passagiers mag vervoeren en waarvan de max lengte <20m is, moet overdag dit teken voeren
A. Gele ruit
B. Gele bol
C. Gele cilinder
A. Gele ruit
Is een zeilboot met de zeilen opgetuigd dat bij windstil weer ronddobbert varend?
A. Ja
B. Nee
A. Ja
Het BPR geeft voorschriften voor het stilliggen. Schip Henk is vastgevaren. Schip Kees drijft stuurloos met motorpech. Welk schip/schepen ligt/liggen stil volgens het BPR?
A. Schip Kees ligt stil, schip Henk ligt niet stil
B. Beide schepen liggen stil
C. Geen van beide schepen
D. Schip Henk ligt stil en schip Kees ligt niet stil
C. Geen van beide schepen
Wat wordt er bedoeld met het vaarwater?
A. Het water wat is gemarkeerd met rode en groene betonning
B. Al het binnenwater in NL
C. Het deel van het water dat daadwerkelijk door schepen kan worden gebruikt
C. Het deel van het water dat daadwerkelijk door schepen kan worden gebruikt
Een schip dat onder zeil vaart en dat tevens de motor gebruikt, is volgens het BPR een
A. Motorsailer
B. Zeilschip
C. Motorschip
C. Motorschip
Een vissersschip is een schip dat
A. Minimaal een persoon aan boord heeft die aan het vissen is
B. Een schip dat vist met netten, lijnen, sleepnetten etc die de manoeuvreerbaarheid van het schip beperken
C. Een schip dat is ingericht om vissen te koelen en/of te verwerken
B. Een schip dat vist met netten, lijnen, sleepnetten etc die de manoeuvreerbaarheid van het schip beperken
Een ‘klein schip’ is in het BPR gedefinieerd als een schip waarvan de lengte over de stevens minder bedraagt dan A. 12 meter B. 15 meter C. 20 meter D. 7 meter
C. 20 meter
Een sleepboot van 17 meter is een
A. Klein schip
B. Groot schip
C. Groot schip als het een groot schip sleept
C. Groot schip als het een groot schip sleept
Een schip is volgens de definitie varend als
A. Het aan de grond zit
B. Zonder motor stuurloos ronddobbert
C. Met spudpalen aan de grond vast zit
B. Zonder motor stuurloos ronddobbert
Een oliebrand aan boord mag niet met water geblust worden, wegens gevaar voor
A. Kortsluiting
B. Zinken van het schip
C. Verspreiding van de brand
C. Verspreiding van de brand
D-branden zijn
A. Metaalbranden zoals magnesium en natrium
B. Vloeistofbranden, zoals benzine en petroleum
C. Branden in vaste stoffen, zoals hout
A. Metaalbranden zoals magnesium en natrium
Wat maakt een schuimblusser geschikt voor gebruik aan boord van boten?
A. De grote koelende werking
B. De geschiktheid voor categorie A- en B-branden (soms ook C)
C. De verstikkende werking
B. De geschiktheid voor categorie A- en B-branden (soms ook C)
Waar moet je op letten bij schuimblussers?
A. Dat ze in de winter kunnen bevriezen
B. Dat je ze niet in de zon kunt laten drogen
C. Dat je ze niet kunt gebruiken in afgesloten ruimtes
D. Dat je ze op een koele plek moet ophangen
A. Dat ze in de winter kunnen bevriezen
B-branden zijn A. Branden in vaste stoffen B. Vloeistofbranden C. Metaalbranden D. Gasbranden
B. Vloeistofbranden
Het nadeel van poederblussers is
A. Ze veroorzaken schade aan elektrische apparatuur
B. Ze hebben een geringe bluswerking
C. Ze kunnen alleen in gesloten ruimtes gebruikt worden
A. Ze veroorzaken schade aan elektrische apparatuur
Welke branden kun je met water blussen? A. Klasse A-branden B. Klasse B-branden C. Klasse C-branden D. Klasse D-branden
A. Klasse A-branden
Voor het ontstaan van een brand moeten tegelijkertijd drie factoren aanwezig zijn: een brandbare stof, een ontbrandingstemperatuur en
A. Stikstof
B. Kooldioxide
C. Zuurstof
C. Zuurstof
Benzinedampen zullen zich in een ruimte A. Ophopen bovenin de ruimte B. Ophopen beneden in de ruimte C. Ophopen daar waar het lek bevindt D. Zich direct door de hele ruimte verspreiden
B. Ophopen beneden in de ruimte
Je hebt een boot met ingebouwde benzinemotor. Voor je de motor start is het belangrijkste om te doen
A. Smeeroliepeil en waterpeil controleren
B. Benzinetank ontluchten en condenswater aftappen
C. Motorruimte ventileren
C. Motorruimte ventileren
Na hoeveel jaar moet je brandblussers laten controleren op een juiste werking? A. 1 jaar B. 2 jaar C. 3 jaar D. 5 jaar
B. 2 jaar
C-branden zijn
A. Gasbranden zoals propaan of butaan
B. Metaalbranden zoals magnesium of natrium
C. Branden in elektrische apparatuur
D. Branden in vaste stoffen zoals hout en papier
A. Gasbranden zoals propaan of butaan
Wat is juist met betrekking tot ontluchting van een gasbun?
A. Een gasbun moet onderin een afvoer naar buiten hebben om bij lekkage gas af te voeren
B. Een gasbun moet bovenin een afvoer naar buiten hebben om bij lekkage gas af te voeren
C. Een gasbun moet onderin een afvoer naar buiten hebben om bij lekkage gas af te voeren en bovenin een mogelijkheid om verse lucht binnen te laten
C. Een gasbun moet onderin een afvoer naar buiten hebben om bij lekkage gas af te voeren en bovenin een mogelijkheid om verse lucht binnen te laten
Een rubberen gasslang dient vernieuwd te worden om de A. 4 jaar B. 2 jaar C. 3 jaar D. 5 jaar
C. 3 jaar
Waar zal lekkend propaangas of butaangas zich ophopen?
A. In het laagste gedeelte van het schip
B. Bij het lek
C. In het bovenste gedeelte van het schip
D. Nergens, gas vervliegt
A. In het laagste gedeelte van het schip
Thermische beveiliging op gasapparatuur op boten is aan te bevelen, omdat
A. Bij uitwaaien van de vlam de gastoevoer wordt afgesloten
B. Bij oververhitting de vlam dooft
C. Daardoor de aanwezigheid van een explosief gasmengsel vastgesteld kan worden
A. Bij uitwaaien van de vlam de gastoevoer wordt afgesloten
Wat zijn de belangrijkste kenmerken die op een brandblusser aanwezig moeten zijn?
A. Rijkskeurmerk en typegoedkeuring
B. Naam van de fabrikant
C. Het gewicht
A. Rijkskeurmerk en typegoedkeuring
Je hebt aan boord één brandblusser, deze plaats je
A. Bij de ingang/uitgang van de kajuit
B. In de slaapcabine
C. Bij het kooktoestel
A. Bij de ingang/uitgang van de kajuit
Moet je bij een dieselmotor ook eerst de motorruimte ventileren voordat je hem start?
A. Alleen bij een warme start
B. Nee
C. Ja
B. Nee
Kan je een dieselbrand blussen met een schuimblusser?
A. Ja
B. Nee
A. Ja
De minimale capaciteit van een brandblusser aan boord is A. 1 kg B. 2 kg C. 3 kg D. 4 kg
B. 2 kg
Waar sla je jerrycans met reservebenzine op? A. Bij de reserve gasfles B. Onder de kuipbanken C. In de motorruimte D. In een aparte geventileerde ruimte
D. In een aparte geventileerde ruimte
Waar plaats je de sensoren van een gasdetector? A. Bij het stuur B. Bij het gastoestel C. In het laagste gedeelte van de boot D. Bij de gasbun
C. In het laagste gedeelte van de boot
Welke van de vier vesten zijn geschikt als reddingsvest aan boord? A. Alle vier B. Alleen 150N en 275N C. Alleen 100N, 150N en 275N D. Alleen 50N, 100N en 150N
C. Alleen 100N, 150N en 275N
Kun je een relatief zware, ronde reddingsboei beter en gerichter werpen dan een lichte hoefijzervormige reddingsboei?
A. Nee
B. Ja
B. Ja
Parachutelichten worden gebruikt als
A. Teken dat je stuurloos bent
B. Noodsein
C. Aandachtssein
B. Noodsein
Is een goed onderhouden automatisch opblaasbaar reddingsvest even goed als een niet opblaasbaar reddingsvest?
A. Ja
B. Nee
A. Ja
Wat is de internationale hoofdkleur van reddingsmiddelen?
A. Rood
B. Oranje
C. Wit
B. Oranje
Kun je een drenkeling in een reddingsboei met een drijflijn naar het schip toe halen?
A. Ja
B. Nee
A. Ja
Wat is een reddingslijn?
A. Een lijn die vastzit aan een reddingsboei
B. Een lijn waarmee je jezelf aan het schip vastmaakt bij werkzaamheden aan dek
C. Een lijn die je naar een drenkeling kan gooien
C. Een lijn die je naar een drenkeling kan gooien
Wat is het advies over de hoeveelheid reddingsvesten die je aan boord moet hebben?
A. Alleen voor de schipper
B. Voor iedere opvarende
C. Voor iedere opvarende op het dek
B. Voor iedere opvarende
Goedgekeurde reddingsvesten zijn zo gemaakt dat de drenkeling in bewusteloze toestand op de
A. Rug komt te drijven
B. Rug komt te drijven, waarbij het hoofd op de kraag komt te rusten
C. Buik komt te drijven
B. Rug komt te drijven, waarbij het hoofd op de kraag komt te rusten
Het is aan te bevelen een reddingsboei overdag te voorzien van een joon om
A. Het verlijeren van de boei tegen te gaan
B. Het drijfvermogen van de boei te vergroten
C. De ligging van de boei beter zichtbaar te maken
C. De ligging van de boei beter zichtbaar te maken
Kun je een automatisch opblaasbaar reddingsvest ook met de hand opblazen?
A. Ja
B. Nee
A. Ja
Wat is veiliger aan boord
A. Zwemvest
B. Reddingsvest
C. Maakt niet uit
B. Reddingsvest
Als je een reddingslijn met een werpklos naar een drenkeling gooit, dan gooi je de klos
A. Over de drenkeling heen
B. Tussen de drenkeling en het schip
C. Zover mogelijk bij de drenkeling vandaan
D. Naast de boot, zodat hij naar de drenkeling toedrijft
A. Over de drenkeling heen