Lastige vragen Flashcards
Blussen met water berust op het principe van A. Afkoeling en zuurstofverdringing B. Afkoeling en zuurstofafsluiting C. Negatieve katalyse D. Afkoeling
A. Afkoeling en zuurstofverdringing
Hoe controleer je of een gasfles leeg/gevuld is?
A. Zodra de gasvlam dooft, is de gasfles leeg
B. We wegen de gasfles en trekken het leeggewicht er vanaf
C. Als er geen gas meer uit een verbruiker stroomt, is de fles leeg
D. Zodra de gasvlam dooft, is de gasfles leeg
B. We wegen de gasfles en trekken het leeggewicht er vanaf
Een schip dat een rode wimpel voert, heeft het recht van voorrang bij
A. Uitsluitend sluizen
B. Zowel bruggen als sluizen
C. Zowel bruggen als sluizen als stuwen
B. Zowel bruggen als sluizen
Na het afmeren wil je de scheepsdiesel, die voorzien is van een stopknop, uitzetten. Welke volgorde is juist?
A. Zet het contact uit, gebruik de stopknop
B. Gebruik de stopknop, zet het contact uit
C. Gebruik de stopknop, zet de keerkoppeling in de vrijloop
B. Gebruik de stopknop, zet het contact uit
Bij het uitwijken op ruim stromend water (niet bij een vernauwing of een engte) dient men
A. Te weten dat voor stroom altijd voorrang heeft
B. Rekening te houden met de stroomrichting
C. Rekening te houden met de stroomrichting en stroomsterkte
D. Te weten dat het op open water niet uit maakt of er een zekere stroom staat
D. Te weten dat het op open water niet uit maakt of er een zekere stroom staat
? Je vaart op het Ijsselmeer en leest kort na elkaar twee maal de barometerstand af. Je constateert dat de luchtdruk in deze korte tijd veel is afgenomen. Welke conclusie verbind je hier aan?
A. De wind zal nu snel afnemen
B. De temperatuur zal snel dalen
C. Er is een sterke toename van de wind op komst
C. Er is een sterke toename van de wind op komst
Twee grote zeilschepen naderen elkaar op tegengestelde koersen op een meer. Wat is juist?
A. Beide schepen moeten uitwijken naar stuurboord
B. Beide schepen moeten uitwijken naar bakboord
C. Het schip dat over stuurboordboeg ligt moet voorrang verlenen aan het andere schip
D. Het schip dat over bakboordboeg ligt moet voorrang verlenen aan het andere schip
C. Het schip dat over stuurboordboeg ligt moet voorrang verlenen aan het andere schip
Twee roeiboten willen elkaar passeren in een bocht, wie moet er voorrang verlenen?
A. De boot die in de binnenbocht ligt
B. De boot die in de buitenbocht ligt
C. Niet bepaald, voorrang verlenen volgens goed zeemanschap
D. De boot die de andere boot aan stuurboord heeft
A. De boot die in de binnenbocht ligt
Varen met een vrij sterke dwarswind zal je schip, als je de schroef stopzet en vervolgens achteruit laat draaien, meestal
A. Dwars op de wind gana liggen
B. Met het voorschip in de wind opdraaien
C. Met het achterschip in de wind opdraaien
C. Met het achterschip in de wind opdraaien
Je wil met je schip met boegschroef een box uitvaren en een scherpe bocht naar stuurboord maken om het vaarwater te bereiken. Wat is juist?
1. Als je voor het einde van de box met stuurboord roer een scherpe bocht naar rechts maakt, komt het achterschip tegen de bakboordzijde van de box
2. Als je eerst recht vooruit gaat totdat je volledig uit de box bent en dan met stuurboord en boegschroef een scherpe bocht naar rechts maakt, komt het achterschip niet tegen de bakboordzijde van de box
A. 1 is juist en 2 is juist
B. 1 is onjuist en 2 is onjuist
C. 1 is onjuist en 2 is juist
D. 1 is juist en 2 is onjuist
A. 1 is juist en 2 is juist
Welke bewering is juist?
1. Een klein motorschip mag bij slecht zicht volgens het BPR op alle vaarwegen zonder radar varen
2. Een klein motorschip hoeft bij het varen bij slecht zicht volgens het BPR voorop geen uitkijk te hebben
A. 1 en 2 zijn juist
B. 1 en 2 zijn onjuist
C. 1 is juist en 2 is onjuist
D. 1 is onjuist en 2 is juist
D. 1 is onjuist en 2 is juist
Soms kom je een beperkingsteken dat informatie geeft over de (beperkte) vaarwegdiepte ten opzichte van het kanaalpeil (KP). Als het om waterdiepte gaat; in welke eenheid wordt dan de waterdiepte aangegeven?
A. Centimeters
B. Decimeters
C. Meters
A. Centimeters
Welke bewering is juist?
1. De minimum leeftijd voor het besturen van een snelle motorboot in RPR-gebied is 18 jaar
2. Er geldt geen minimum leeftijd voor het varen met een zeilschip met een lengte van 8 meter
A. 1 en 2 zijn beide juist
B. 1 en 2 zijn beide onjuist
C. 1 is juist en 2 is onjuist
D. 1 is onjuist en 1 is juist
A. 1 en 2 zijn beide juist
(Overal in NL is 18 jaar de minimum leeftijd om een snelle motorboot te mogen besturen, dus ook in RPR.
In RPR zijn er voor kleine zeilschepen geen leeftijdseisen. IN BPR is >7m een leeftijd van >16jr
Geldt op de lek een marifoonplicht? A. Ja, voor alle motorschepen B. Nee, voor geen enkel schip C. Alleen voor grote schepen D. Ja, voor alle zeilschepen en motorschepen
C. Alleen voor grote schepen
Een boot van 8 meter is gekeurd om andere dan kleine schepen te mogen slepen. (RPR) Wat is juist?
1. Dit schip is een niet-klein schip volgens het RPR
2. Dit schip is een groot schip volgens het BPR
A. Beide zijn juist
B. Beide zijn onjuist
C. 1 is juist en 2 is onjuist
D. 1 is onjuist en 2 is juist
C. 1 is juist en 2 is onjuist
Welke bewering is juist?
1. Het RPR is van toepassing op alle havens aan de Waal
2. Het RPR is van toepassing op alle recreatieplassen aan de Waal
A. Beide zijn juist
B. Beide zijn onjuist
C. 1 is juist en 2 is onjuist
D. 1 is onjuist en 2 is juist
D. 1 is onjuist en 2 is juist
RPR is geldig in de havens aan de Waal, behalve die van Weurt, Tiel en St. Andries
Je komt een schip tegen met een gele ruit, wat zegt dit over het schip?
A. Dat dit een passagiersschip kleiner dan 20 meter is
B. Dat dit schip maximaal 12 passagiers aan boord heeft
C. Dat dit een groot schip is dat meer dan 12 passagiers aan boord heeft
D. Dat dit een groot schip is dat maximaal 12 passagiers aan boord mag hebben
A. Dat dit een passagiersschip is kleiner dan 20 meter
Je meert aan met de wind tegen. Wat is de eerste lijn die je uit zet?
- De voorspring gecombineerd met gas vooruit en roerblad van de wal af
- De achterspring gecombineerd met gas vooruit
A. Beide zijn juist
B. Beide zijn onjuist
C. 1 is juist en 2 is onjuist
D. 1 is onjuist en 2 is juist
C. 1 is juist en 2 is onjuist
Een groot schip naar rechts wil de haven uitvaren, van links komt een roeiboot. Wie moet er voorrang verlenen?
A. Het grote schip, want het komt uit een nevenvaarwater
B. De roeiboot, want het grote schip komt van zijn stuurboordzijde
C. Niet bepaald, wijken volgens goed zeemanschap
D. De roeiboot, want dit is een klein schip en de ander is een groot schip
D. De roeiboot, want dit is een klein schip en de ander is een groot schip
Je wilt in een jachthaven in een box met de boeg naar de wal afmeren. Daar is een haakse bocht in een krappe ruimte voor nodig. Met welk hulpmiddel kun je de draai makkelijker maken?
A. Door het aanleggen van een voorspring
B. Door het aanleggen van een voortros
C. Door het aanleggen van een achtertros
D. Door het aanleggen van een achterspring
A. Door het aanleggen van een voorspring
Je vaart met een dieselmotor. Er is een thermometer voor de koelvloeistof van de motor en een amperemeter die aangeeft hoeveel stroom de dynamo aan de accu levert. Wat is juist?
1. Als het lampje van de thermometer gaat branden, dan wordt de motor te warm en kan hierdoor schade oplopen en/of vastlopen
2. Als het lampje van de amperemeter gaat branden, dan wordt de accu niet geladen en kan de motor schade oplopen en/of vastlopen
A. Beide zijn juist
B. Beide zijn onjuist
C. 1 is juist en 2 is onjuist
D. 1 is onjuist en 2 is juist
C. 1 is juist en 2 is onjuist
Waarvoor dient een sectorlicht?
A. Het verdelen van het vaarwater in sectoren
B. Het verlichten van een deel van het vaarwater
C. Om je bij duisternis te kunnen oriënteren en om in de veilige zonde te blijven varen
C. Om je bij duisternis te kunnen oriënteren en om in de veilige zonde te blijven varen
(Meestal twee of drie kleuren; altijd wit en rood, soms groen)
Welke plaats moet een klein schip houden in een vaarwater binnen het RPR gebied, bijvoorbeeld de Waal? A. Midden B. Bakboord C. Stuurboord D. Dat is niet voorgeschreven
D. Dat is niet voorgeschreven
Is een sleepboot met een lengte van 18 meter zonder sleep een groot schip?
A. In het BPR-gebied wel en in het RPR-gebied ook
B. In het BPR-gebied niet en in het RPR-gebied wel
C. In het BPR-gebied niet en in het RPR-gebied ook niet
B. In het BPR-gebied niet en in het RPR-gebied wel