Vragen Flashcards

1
Q

Werking mechanisme monensinintoxicatie

A

= ionoforen –> hoofdstuk cardiovasculaire werking

Algemeen werkingsmechanisme: (niet gezien)
* Complexvorming met ionen met verstoring van het intracellulaire evenwicht –> monensin: Na+ en Ca++

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

fusarium toxines: bespreek deze die symptomen geven bij varkens en bespreek staalname.

A
  • Fusarium: Fumonisines, Zearalenone, DON, T2-toxine
    = secundaire metabolieten door schimmels gemaakt

=> STAALNAME:
* Best bij laden of lossen in graanstroom: sub-samples
* Of op elke 2 m hoogte, nooit homogeen verdeeld !
* Totaal 10-20 kg voor grote granen, 3-5 kg kleine granen
* Eventueel drogen voor transport
* In papieren of katoenen zakken, invriezen stopt schimmelgroei
o Afgesloten plastic zak kan schimmelgroei/toxinevorming
bevorderen (=artefact). Geen ademhaling in zak (vocht).
* Drietal subsamples voor analyse
Niet goed afgedekt: vocht + O2 => schimmelvorming.
Obv kleur schimmel kan de species niet direct afgeleid worden.

Driering + O-atoom = zeer reactief = epoxide
!!▪ DON: reactief voor darm
!!▪ T2-toxine: reactief voor huid

Dubbele bindingen, aminogroepen, benzeenring …
▪ Ochratoxine: nefrotoxisch (aminogroepen)
!! ▪ Zearalenone: vruchtbaarheidstoornissen (oestradiol-like)
!! ▪ Fumonisine: lage BB

trichothecenen: * Door Epoxide groep
* Op niveau translatie!!!
o Slechte eiwitsynthese met veel negatieve gevolgen.( Inhibitie 60S subunit) – translatie, IgG en IgM afname
* Vrijstelling pro-inflammatoire cytokines: oa IL-6, toename IgA
o Inflammatie darm!
* IARC klasse 3 (niet mutageen, niet genotoxisch)
–> Varkens “Abdominal distress syndrome”
* a. DON of vomitoxine INFLAMMATIE DARM
* b. Trichotheceen T2 toxicose (T2-toxine) BRANDWONDEN HUID

ZEARALENONE: zearalenone (ZEN) reductie tot alfa,beta-zearalenol (ZOL) –> > Varkens eerder alfa, pluimvee eerder beta
o Alfa heeft betere affiniteit voor receptor: hogere toxiciteit
– Zearalenone en metabolieten → binden op oestrogeen receptor
–> varkens: * Hyperoestrogenisme (“zearalenone syndroom”)
* Prolaps van de uterus, Prolaps rectum, Vulvovaginitis
* Geatrofieerde ovaria (in utero blootstelling via zeug)
* Gezwollen vulva (droog en necrose)
* ➔ Gevolg: voornamelijk reproductiestoornissen

fumonisine: varken = longschade door slechte synthese celmembranen Longaandoening zonder koorts
* “Porcine pulmonary oedema” of PPE: longoedeem en hydrothorax
o Longoedeem maar geen schade / lekkage
* Lever en pancreasaandoening

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Nachtschadefamilie: welke intoxicaties? Geef indeling per familie en pathogenese.

A

= solanaceae –> meeste gifstof in nacht accumuleren.

Pathogenese
1. direct irriterend effect (GI kanaal)
* Epitheliale necrose van de maagwand en duodenum.
* Voornamelijk bij de aardappel.
* Soms chronische intoxicatie bij herhaalde opname (rund, varken).
o Letsels: ulceratieve stomatitis en vesiculair eczeem (dermatitis)

  1. na resorptie: RBC
    * Hemolyse van de erythrocyten En remming van het acetylcholine esterase
  2. a. CZS
    * Fase 1 : excitatie
    * Fase 2 : depressie
  3. b. cardiovasculair
    * Hartstilstand
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

taxus rund

A

= taxxus baccata = venijnboom

Pathogenese
1°. HART
* Verminderde hartsgeleiding en bradycardie
* → dood (diastole): 99% gevallen
2°. CZS: ADH depressie bij overlevende dieren (1%) → secundaire anoxemie
* Abortus, speekselen, daling melkgift, …

Symptomen Plotse dood (99%). Overleven afhankelijk van dosis.

Diagnose Botanisch onderzoek van maaginhoud

Behandeling Geen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Handelsgebruik van glyfosaat: pathogenese en symptomen

A

= herbicide die de structurele organisatie verstoort
* Eiwitsynthese remmer
Blokkeert een specifiek synthetase in de plant
→ verhindert de synthese van aromatische aminozuren zoals tyrosine, tryptofaan in plantenstructuren. Dieren
halen de noodzakelijke aromatische aminozuren uit hun voedsel.

Commerciële formulaties van glyfosaat:
* Glyfosaat
* Surfactantia zoals polyoxyethyleneamine (POEA) (saponine-like werking)
o => 50% geheel product, zorgt dat glyfosaat goed plakt aan de plant
* Anti-schuim producten, Kleurstoffen, Anorganische ionen voor pH correctie

Symptomen: (idem saponines)
* 1) GIT: Nausea, braken, diarree, ulceraties mond mucosae, hypersalivatie
* 2) RBC: Hemolyse
* Pulmonair oedeem, arrythmie, bradycardie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

HCN, CO en nitriet intoxicatie: geef ethiologie, pathogenese, symptomen en behandeling

A

HCN –> hoofdstuk celmetabolisme
- industrieel, rodenticiden, cynogenetische glycosiden , mestputgas
- KCN/NaCN –> HCN (gas)
- inhalatie –> snelle blokkade van cellulaire AH –> cytotoxische anoxie –> anaerobe AH –> acidose
(affiniteit grote voor methemoglobine dan cytochroomoxidase)
- a/ Hoge dosis
* Apoplectisch: onmiddellijk dood
* Rode mucosae, helrode kleur
* Typische geur: bittere amandelen => bv bij openen maaginhoud waardemen
b/ Lagere dosis, achtereenvolgens:
* Dyspnee
* Convulsies
* Asfyxie
-(ontgiftigen via thiosulfaat (NA), hyroxycoalabamine, eventueel NaNo2 om methemo op te wekken, maar let op)

CO –> Hoofdstuk bloed
- onvolledige verbranding koolwaterstoffen en weinig o2
- heeft grotere affiniteit dan o2 voor hemoglobine, continu afgifte co2, verminderde prikkeling, respi alkalose
- hyperacuut: medulairre paralyse met plotse dood, onrust, excitatie traag ontwikkelde hypoxie, helrood bloed ook
-behandeling mengsel van O2/Co2, co2 bevordert excretie co maar niet bij metabole acidose.

Nitriet –> Hoofdstuk huid mucosa en bloed
- voeder . drinkwater varkens pluimvee of herkauwers accumulatie in planten , kunstmest
- vmc verlamming, inwerking op gladde spiercellen van bloedvaten, omzetting hemoglobine naar methemoglobine, fe 2 + naar 3+
- hyperacuut: vd en hypotensie plotse dood, acuut weefselanoxie (vermindering door compensatoir in rbc door ferri-hgbreductase), dyspnee, cyanose, convulsies, paralyse, subacuut braken, irriatie mucosa, braken, diarree, koliek
- methyleenblauw 1 2 %

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Welke plant, pathogenese en mogelijke symptomen

A

= jacobskruiskruid = een fotosensibiliserende plant - secundair

Overdreven gevoeligheid van de huid door aanwezig toxine (= fotodynamische stof). Licht zal deze
fotodynamische stof in de huidcapillairen doen toenemen naar een hogere energietoestand, bij terugval van de
moleculen zal het de elektronen op zuurstof overbrengen. De zuurstofradicalen zal de schade berokkenen.

Klinische symptomen
Ataxie, zwakte, speekselen, depressie, Agressie, excitatie, zweten, speekselen, tremor, Vermageren, zwakte,
deshydratatie, Tremor, zwakte, milde kolieksymptomen, lethargie
Behandeling Vooral ondersteunend: ceftiofur, trimethoprim-sulfonamides of enrofloxacin, flunixine
Leverbiopsie, echografie lever
Post mortem onderzoek
Bleke lever, macroscopische aanwezigheid van fibrose.
Histologie: portale fibrosering, milde galgangproliferatie, enkele binucleaire hepatocyten in de
periportale zone en megalocyten. => zie hoofdstuk lever!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Intoxicatie kruisbloemigen + werking

A

= curciferen of kruisbloemenfamilie (brasscia)
- Zwarte mosterd (Brassica nigra) -
witte mosterd (Brassica alba) -
mergkool - raapzaad (Brassica napus)
- koolzaad (Brassica campestris)

Toxische stof = glucosinolaten
Bij verbrijzelen van de plantencellen komt een
enzyme vrij uit de plant. In een waterig milieu is
er hydrolyse en wordt de glucose eraf geknipt +
vrijstelling toxische / irriterende producten.

sec fotosensibilisatie;Inhoudsstoffen die leverschade geven:
- Galpigmenten zijn ook fotodynamisch.
- Afbraakproduct fylloerythrine van chlorofyl : opstapelen
in bloedbaan, ook fotodynamisch werken
Galpigmenten + fylloerythrine geeft pigmentactivatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

chronische cu intoxicatie schaap

A

voeders tekort molybdeen, industrie, funciciden etc.

Sulfide + molybdaat –. thiomolybdaat + cu –> koperthiomolybdaat. dit resorbeert niet goed dus minder toxisch , tenzij verhouding cu molybdaat verstoort

Fase 1:
- onderdrukking leverenzymen –> metabole onderdrukking
- lysosomale beschadiging –> vrijstelling hydrolytische enzymen (icterus) + cu++ vrijzetting

Fase 2:
- methemoglobine vorming + binding aan SH-groepen (glutathione = anti-oxidans)
- remming van membraan atp-ase –> na/k pomp –> hemolyse
- hemolyse –> bilirubinemie –> icterus
- hemoglobine cillinders –> verstopping urine –> uremie en verhonging CPK

Symptomen
1. schaap !!
* Spierzwakte en anorexie → CACHEXIE
* Hemoglobinurie
* ICTERUS (lever: geel en broos)
* Bij acute crisis: gaat gepaard met dyspnee en shock
* De dood treedt op binnen de 2 - 3 dagen
2. andere diersoorten
* Uitsluitend lever- en nierinsufficiëntie
* Wel optreden van ICTERUS maar geen hemolytische crisis

Behandeling
In geval van acute uitbraak, geen behandeling meer mogelijk bij het schaap
* → Ev. ammoniumtetrathiomolybdaat IV of SC => circulerend koper vastbinden
Bij kans op Cu-intoxicatie (andere dieren uit de kudde)
* → Combinatietherapie
o ammoniummolybdaat en Na-sulfaat in voeder
o gedurende 3 weken, 50-500 mg NH4molybdaat + 0,3-1 g Na2SO4 in voeder
* → Glutathione precursoren toedienen: RBC membraan intact houden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Chron Cu intoxicatie schaap verschil met niet herkauwers

A

Sulfide + molybdaat –. thiomolybdaat + cu –> koperthiomolybdaat. dit resorbeert niet goed dus minder toxisch , tenzij verhouding cu molybdaat verstoort

Niet herkauwers:
o b1 bij verhoogde concentraties van Zn en Fe in voeder
▪ = beschermend
▪ → minder kans op Cu intoxicatie, vooral bij varkens
▪ → Zn en Fe competitie met Cu voor GI-opname: transporter voor metalen
▪ Bij verhoogde concentratie van Ca++:
* → Zn-deficiëntie
* → Hogere kans op toxiciteit
o b2 bij hoog eiwitgehalte
▪ = beschermend
▪ → binding met S-houdende aminozuren
▪ → vorming van CuS
▪ → slechte resorptie, gevolg: minder toxiciteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Eikel intoxicatie

A

bevat tannine –> adstringend –> irritatie va het gastro-intestinaal kanaal –> resorptie belemmerd
tannine wordt omgezet in pyrogallol –> hemolyse en schade tubuli –> nierschade

varken verdraagt eikels goed

pas na zekere latentietijd symptomen 5-7 d
- atypisch: lusteloosheid, anorexie, constipatie , soms diarree/melena
-later: anurie en bloederige urine

BUN en CREA verhoogd!

  • Typisch voor paard: mondulceraties en faryngitis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

stelling: methyleenblauw fungeert als cofactor voor methemoglobinereductase

A

juist

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

adelaarsvaren: pathogenese en symptomen

A

Opname omdat soms per ongeluk ingemengd in hooi!
Bloedingen, enterale typen bij volwassen rund  laryngeaal bij kaveren.
Detectie in pens bij autopsie.

B. Acute fase:
1. “Enterale” type
* Volwassen rund
* Enteritis met bloedklonters
* Terminaal zeer hoge koorts
2. “Laryngeale” type
* Kalveren
* Oedeem larynx (grollend geluid)
* Steeds verhoogde temperatuur
3. Schaap
* Veel minder gevoelig
* Hemorrhagisch syndroom met leukopenie en thrombocytopenie
* Letsels: uitgesproken bloedingen
Behandeling: enkel ondersteunend + bron wegnemen
* batylalcohol (stimulatie van het beenmerg ?)
* Vitamine B1 behandeling heeft geen effect  niet-herkauwers

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

zeewaterintoxicatie

A

B.v. Overstroming van poldergebieden
* Zeewaterintoxicatie: Zeewater bevat 2.7% zout
HOOFDSTUK cardio-vasculair

Pluimvee meest gevoelig, doordat ze een gereduceerde glomerulaire filtratie hebben en een laag plasma albumine gehalte

patho: osmotische druk –> water aantrekken uit plasma (bloedbaan) en weefselcellen –> zenuwstoornissen

pluimvee: hevige dorst, paralyse en zwartverkleuring van de kam

b. varkens
* Dorst, speekselen
* Excitatie, spiertremor, convulsies
* Blindheid
* Lichaamstemperatuur blijft normaal
* (D.D. org. chloorinsecticiden)

Letsels
* Varkens: hersenen !
* Pathologisch: oedeem en eosinofiele meningo-encefalitis

Diagnose: > 0,5% NaCl in de maaginhoud voor varkens
Behandeling: verstrekken van water (oraal, parenteraal)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Case: apathie, spierzwakte, bleke mucosa, dyspnee, zwelling hals, melena. Welke intoxicatie waarschijnlijk en pathogenese en behandeling hiervan.

A

= 4-OH-coumarine intoxicatie
Bijvoorbeeld accidentele innamen van bijvoorbeeld witte honingklaver –> dicoumarol. Of warfarine..

  • Eerste symptomen coumarine intoxicatie pas 2-3 dagen na opname
  • Treden pas op na een zekere latentietijd

2° Cumulatief (chronisch) : relevant KHD, uitputting reserve stollingsfactoren
* a. Beschadiging van de capillairwand → broos + lekkage bij trauma (keel!)
* b. Stoornissen in het bloedstollingsproces
=> De 4-OH-coumarines gaan in competitie met het endogene vit. K voor:
o b1 Synthese van de stollingsfactoren (prothrombine)
o b2 Apo-enzymes welke receptoren bevatten voor vit. K transport

Diagnose
* Bloedstollingstijd (PTQuick en aPTT test), bloed op citraat
o Geen heparine: stoort stolling zelf
* Opsporen van 4-OH coumarines zelf in lever (/plasma)
* Maag-inhoud of braaksel niet nuttig: latentietijd

Behandeling
Vitamine K1 !!!!!!!
* Starttherapie: 5 mg/kg/dag S.C. bij hond en kat (acute fase) => Effectief na 24-48 u
* Nadien onderhoudsdosis: oraal 2,5 mg/kg/dag over 2 toedieningen/dag verdeeld (met vette voeding
(= vetoplosbaar product zo het beste opgenomen = max. biologische beschikbaarheid)), voor 2 à 3 weken,
afhankelijk van het type coumarine (voor langwerkende coumarines zoals brodifacoum: 6 weken).
* Nadien: herhaal PTQuick 48 u na stoppen vit. K1 toediening => Door bloed op citraat(buisje)
* Bloedtransfusie indien nodig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Welke toepassing heeft difenacoum? bespreek de pathogenese, symptomen en de behandeling na opname van dit product.

A

= 4-OH-coumarine derivaat, 2e generatie = langere halfwaardetijd (vit Kk behandeling 6-8 weken) = Graanlokaas

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat is de pathogenese van een vergiftiging door opname van bladeren van de taxus plant?

A

= Venijnboom: meest giftige plant in West-Europa, meest acuut toxische plant in de DGK

Uiteindelijke metaboliet: benzoëzuur

Pathogenese
1°. HART
* Verminderde hartsgeleiding en bradycardie
* → dood (diastole): 99% gevallen
2°. CZS: ADH depressie bij overlevende dieren (1%) → secundaire anoxemie
* Abortus, speekselen, daling melkgift, …
Symptomen Plotse dood (99%). Overleven afhankelijk van dosis.
Diagnose Botanisch onderzoek van maaginhoud
Behandeling Geen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Case: een aantal nabijgelegen varkensbedrijven hebben problemen met oudere zeugen, vnl 2e deel dracht: weinig eetlust, kreupel, spierstramheid, tremor, rugspierpijn, sterfte (5-10%), post mortem: nefritis

A

= fluorosis/chronische fluor vergiftiging

oudere zeugen, drachtig –> hoog calcium metabolisme!

NATUUR:
* NaF in boorputwater in bepaalde streken => Vaak als fluoride gevonden (F-)
* Fluor inname via voeding en drinkwater!

c. Excretie
Vooral eliminatie via de nier
Slechte correlatie hoeveelheid fluor in urine en beenderen
* Urine
o Normaal gehalte: < 10 ppm
o Bij verhoogde fluorbelasting: < 15 ppm
o Fluorosis: > 15 ppm
* Melk
o Normaal melkgehalte: 0.2 ppm F
o Bij fluorosis : maximaal verhoogd tot 1 ppm F
o Geen gevaar voor kalf, noch voor humane consumptie

kreupel –> ontstaan van fluorapatiet ipv hydroxylapatiet –> abnormale beenvorming

  1. Finale symptomen
    * Vermagering, sterke kromming van de rug en decubitus
    * Typisch voor varkens: verhoogde diurese (nefritis)
    1. Laboratorium onderzoek
      o Bevestiging chronische fluorintoxicatie
      ▪ Urine : > 15 ppm

Behandeling
Geen specifieke behandeling mogelijk !! ( Pb met EDTA)
(Soms continue toediening van aluminium lactaat/sulfaat: Fresorptie verminderen (10-30 mg Al/kg/dag))
Bron verwijderen = oplossing!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Cyanide vergiftiging: pathogenese, behandeling, symptomen, letsels?

A

= HCN = beerputgas (andere zijn H2S en NH3)

Bij vorming van het cytochroomoxidase-CN complex (mitochondrieën) → KREBSCYCLUS stilgelegd –> remming van de oxydatieve cellulaire ademhaling door belemmering afgifte van gebonden O2 aan de weefsels (cytotoxische anoxie) –> Hierdoor overschakeling naar anaerobe ademhaling: pyrodruivenzuur → melkzuur (acidose)

  • Het cyanide ion reageert enkel met het ferri (Fe3+) ion.
  • Driewaardig ijzer in:
    o a. cytochroomoxidase
    o b. methemoglobine = grootste affiniteit => kan gebruikt worden als therapie (bv nitriet)

a/ Hoge dosis
* Apoplectisch: onmiddellijk dood
* Rode mucosae, helrode kleur
o Rode kleur door hyper-ge-oxygineerd bloed hier (veneus bloed ook rood)
o  CO: carboxyhemobglobine zorgt voor rode kleur
* Typische geur: bittere amandelen => bv bij openen maaginhoud waardemen
b/ Lagere dosis, achtereenvolgens:
* Dyspnee
* Convulsies
* Asfyxie

Letsels Typische kersrode kleur

Behandeling
Na-thiosulfaat (1° optie) iv , al dan niet voorafgegaan door een injectie van
NaNO2 (2° optie) iv (natriumnitriet) of methyleenblauw iv

Tips voor goede staalname
Drinkwater alkalisch maken met NaOH pH 10, weefsels zeer vers of onmiddellijk invriezen
Onmiddellijk invriezen: bij verval lichaam na sterven gaan wij zelf wat HCN loslaten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Bespreek antidoot: methyleenblauw

A

Methyleenblauw
* Bij methemoglobinemie: nitriet, nitraat en chloraat
* 1-2 % methyleenblauwoplossing IV

Methyleenblauw exogeen toegevoegd als cofactor
▪ Wordt geoxideerd
▪ Dankzij NADPH blijft kringloop doorgaan
–> methemoglobine –> hemoglobine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Bespreek antidoot: CaNa2EDTA

A

. CaNa2EDTA en succimer NEFROTOXISCH: niet te lang
* Bij zware metalen Pb, Fe, Zn: chelaatvorming

chelerende stoffen gebruikt om metaalionen te ‘vangen’ om te voorkomen dat de metaalionen reageren met andere stoffen in het product

Bij loodintoxicatie: Voor en na kijken naar het gehalte: moet stijgen in bloed en urine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Verklaar de naam hormoonherbiciden + voorbeelden

A

= herbiciden die interfereren met de plantengroei = Chloorfenoxyherbiciden

Algemeen
=> Abnormaal sterke groei stengel en wortelgestel door plantenhormonen na te bootsen, waardoor er
onvoldoende voedsel overschiet voor de groei van bladeren. = ontbladering.
Door herbiciden worden controlemechanismen (homeostase) gestoord en dit zal zich uiten op het vlak van:
Plantengroei - Celdeling - Celdifferentiatie
a. Chloorfenoxyderivaten
b. Benzoëzuurderivaten–> b.v. Dicamba

Werkingsmechanisme
* Natuurlijke hormonen in planten: de auxinen
* Rol: vergroting van de cel, waarschijnlijk door interactie met de celwand

  • Synthetische auxinen zoals de chloorfenoxyherbiciden en benzoëzuurderivaten
    bootsen de werking van indolazijnzuur na.
  • De wortel en de stengel van de plant prolifereren zo sterk dat alle beschikbare voedsel daarvoor
    gebruikt wordt. Resultaat: slechte groei van bladeren en nieuwe wortel.
    o Hierdoor gaat de plant afsterven.
    o Meest uitgesproken werking: bij jonge en sterk groeiende planten

Toxiciteit
* Geen interferentie met de hormonale activiteit bij dieren doordat auxinen deze werking bij zoogdieren
niet bezitten
* Onderdrukking van de ribonuclease synthese
* Ontkoppeling van de oxydatieve fosforylatie
* Toename van de leverperoxisomen

Symptomen
* Rundvee: anorexie, rumenatonie, diarree, ulceraties orale mucosa, depressie en spierzwakte
* Varken: braken, diarree, tremor en ataxie
* Hond: braken, bloederige diarree, myotonie en paralyse achterhand
* Gastro-intestinale letsels door irritatie product zelf
* Verdere symptomen als paralyse doordat stof cel-processen verstoort

Diagnose moeilijk opspoorbaar in urine en nierweefsel
* Moeilijk want geen goede opsporingstechniek gekend

Behandeling geen specifiek antidoot, symptomatische behandeling b.v. actieve kool

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Case: varkensstal, zomerdag, ventilatie uitgevallen, roosters, 75% dood binnen 3 uur, geen bloed urine, spumeus vocht in trachea en longen / schuim op mond / dyspnee

A

Beerputten: H2S, NH3, HCN !!

H2S: * Typische geur: rotte eieren
1. G.I. kanaal
* a. Orale opname van zwavel poeder → in de darm
o Vorming van H2S (irritatie)
2. Longen
* a. H2S aerogeen → irritatie → long oedeem
* Blokkage van het cytochroomoxydase in de mitochondriën (electronentransportsysteem) door
verbreken van disulfide bindingen. Hierdoor wordt de afgifte van O2 verhinderd.
* =>Weefsels kunnen geen O2 meer gebruiken, vermindering van cellulair metabolisme
* => Onderdrukking van het CZS (AHC en VMC)
Diagnose
* Longoedeem
* Typische H2S geur (rotte eieren)
* Groen-zwarte verkleuring van bloed (Fe + S => FeS, = pseudomelanose)
* Ongestold bloed (minder

HCN –> Mitochondriën: Cyaniden blokkeren de cellulaire ademhaling door inhibitie van het cytochroomoxidase
waardoor de Krebscyclus wordt stilgelegd.
Bij massale resorptie (meestal inhalatie)
* → depressie van het CZS (vooral onderdrukking van AHC)
* → onmiddellijke dood
* Het cyanide ion reageert enkel met het ferri (Fe3+) ion.
* Driewaardig ijzer in:
o a. cytochroomoxidase
o b. methemoglobine = grootste affiniteit => kan gebruikt worden als therapie (bv nitriet)
Hierdoor overschakeling naar anaerobe ademhaling: pyrodruivenzuur → melkzuur (acidose)
Therapie: cyanide-ion onschadelijk maken door rhodanese-reactie / zwavel-transferase (synoniem). Donor van
dit laatse is thiosulfaat. Thiocyanaat = niet meer giftig. Kan uitgeademd of geexcreteerd worden via urine.
Letsels Typische kersrode kleur

NH3 –> nhalatie lage dosissen: enkel lokale schade.
Hoge concentratie: diep tot in de longen.
Respiratoire alkalose zal bij stilleggeven
krebs overgaan naar metabole acidose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Voedselcrisis mei 1999 belgie

A

= dioxinecrisis
Verschil PCB’s en Dioxines
* PCB: moedermolecule, in industrie door interessante eigenschapen
* Dioxine: nevenproduct die ontstaan bij verbranding PCB’s

Planaire vorm = meest toxisch = hoogste affiniteit voor Aryl
hydrocarbon receptor (Ah). Wanneer hij draait = co-axiaal.
Kan draaien door chlooratomen: veroorzaken afstoting.
Toxiciteit: Dioxines zijn het meest toxisch, chronische toxiciteit!!.
Dioxine-like PCB’s = planaire: geen chloor-atoom op ortho plaats, toxiciteit afh. van waar staan ze + met hoeveel.
Veel chlooratomen: lichaam metaboliseert molecules moeilijk (>4 = onmogelijk). Co-axiale = andere PCB’s.

DIOXINEN - DIBENZOFURANEN
Pathogenese
Ah (arylhydrocarbon)receptor
1. in het cytoplasma binding van het TCDD aan Ah receptor
2. dringt binnen in de celkern
3. bindt op DNA en verstoort de transcriptie (mRNA) meer
bepaald voor de aanmaak van enzymes
=> DNA schade: vorming tumoren

Symptomen
Algemeen
a. Lever:
* Necrose maar zonder proliferatie van het endoplasmatische reticulum
* <-> geen leververgroting en enzyminductie (PCB’s)
b. Thymus: necrose met als gevolg immunosuppressie

Diersoort
Pluimvee
* “Chicken oedema disease”
* => Door voederen van toxic fat ontstaat hydropericard en hydroperitoneum door hypoproteïnemie
* => Letsels : gezwollen ruwe lever en bleke nieren, versnelde ADH, lusteloosheid, dik zitten
* Symptomen: Gedaalde eiproductie, teratogeniteit, lager uitkippingspercentage, sterfte bij uitkipping,
sterfte bij de moederdieren met ascitis, zwakke kuikens met oedeemvorming thv halsstreek met
bloedingen en ataxie
Rundvee
* Daling van de melkafgifte en later anorexie en cachexie + haarverlies
* Bij intoxicatie : 15 pg TEQ/g melkvet
* Maximaal 5 pg TEQ/g melkvet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

PCB’s toxischer dan dioxines?

Volle melk bevat meer PCB’s en dioxinen dan magere melk:

PCB’s en dioxinen hebben voornamelijk een acuut toxisch effect:

Belangrijkste bron dioxinen in het milieu is de bevolking:

A

JUIST = meest toxische door positie
chlooratomen, planaire structuur: kan draaien => kan beter regeren
met receptor: Ah (arylhydrocarbon)receptor.

JUIST: grotere affiniteit voor vetrijke media

FOUT: chronische toxiciteit (accumulatie)

JUIST: vroeger vooral industrie, nu huishoudens

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

welke intoxicatie encephalo saturnia + patho

A

= lood
* Acuut: stapeling in lever en nier. Wat niet wordt gestapeld: weg via urine of gal
* Bij eerste passage door de lever wordt groot gedeelte via gal uitgescheiden en ander gedeelte
geaccumuleerd. Ook accumulatie in de nier, vnl. cortex
* Passage door bloed-hersenbarrière en placenta

Bij subacute vergiftiging: evenwicht tussen gehalten in rbc, plasma en zachte weefsels

Chronische intoxicatie
* Beenderweefsel (via Ca++ metabolisme)
o => Wordt vooral in de groeizones (spongiosa) afgezet kan tot 90 à 95% van de totale
lichaamsbelasting bedragen
o => Bij verzadiging van het beenderweefsel → bijkomende belasting lever en nier
* In de lange beenderen wordt de hoogste concentraties aangetroffen
* Ook accumulatie in tanden en haar

  1. Eliminatie
  2. Ongeresorbeerd en na galexcretie via faeces
  3. Geresorbeerd
    * Niet-geaccumuleerd → urine
    * Vooral opgemerkt bij subacute vergiftiging
    * Ook via melk en haren
    o Melk niet veilig voor consumptie ( fluor): melk moet hier vernietigd worden

toxiciteit:
- Hersenen; BHB –> schade capillair endotheel –> ook hersencellen aangetast –> membraanstructuur/ultrastructuur beschadiging
- Hersenen: aantasting ultrastructuur bv mitochrondrieen –> lood in competitie met Cu,
Fe en Zn. –> Onderdrukking bepaalde enzymes! –> verminderde cellulaire respiratie, stopzetting oxidatieve fosforylatie, remming ATP synthetase –> functionele stoornissen = ENCEPHALOPATHIA SATURNINA

( verder)
2: demyelinsatie perifere zenuw, gevoel(excitatie)motorisch(paralyse),
3: bevordering noradrenaline uitstorting (BD STIJGING, OBSTIPATIE, BLINDHEID),
4: Hepato- en nefrotoxiciteit
* a/ Membraanbeschadiging
* b/ Aantasting van de ultrastructuren
5: Hematotoxiciteit => bloed
* Toename van het porfyrine
* Met als gevolg (hypochroom) anemie en fotosensibilisatie (voornamelijk bij runderen)

Behandeling
CaNa2 EDTA (chelaattherapie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Strychnine intoxicatie

A

Etiologie: Moedwillig (lokaas = oraal)
* Gevuld maag toxischer dan > ongevuld
* Bitterstof op ongevulde maag: dier zal zelf braken

Zeer snelle absorptie => zeer snelle metabolisatie => snelle eliminatie (binnen de 10 u)
* Zeer snel naar de eigenaar! => eventueel braaksel doen sparen (diangose)
* GEEN ACCUMULATIE GIFT
Meestal symptomen van vergiftiging binnen halfuur na orale opname

Normale werking: GABA-R en Glycine = inhiberende R (voor neurotransmitters)

We krijgen door strychnine excitatie door wegvallen remsystemen

a. Hersenen en medulla (zowel GABA als glycine) => Excitaties door wegvallen van de remsystemen
b. Spinaal (uitsluitend glycine) => Convulsies welke ongecoordineerd zijn en met een tonische symmetrie
Typisch voor de inhibitie van de glycine remsystemen: overwicht van de extensoren op de flexoren

Symptomen
* a. Zenuwachtigheid, onrust, braken, spitsen van de oren
* b. Stijfheid nekspieren en spierrigiditeit
* c. Convulsies met contracties van de skeletspieren
* d. Tetanosbeeld : extensoren hebben overhand op flexoren (opisthotonus)
* Werd vroeger misbruikt in de paardensport
Letsels
* Sterke rigor mortis
* Verstikkingsbeeld
* Uitgesproken miltcontractie

Behandeling
* Geen emetica toedienen (gevaar op uitlokken van nieuwe aanval van krampen)
* Anti-convulsief
* Diazepam (activatie van de GABA en glycine werking)
* Eventueel bij erge convulsies: kortwerkende barbituraten met gevaar op bijkomende
ademhalingsonderdrukking

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Noem 3 struiken die giftig zijn voor het paard en geef pathogenese + symptomen

A

= Taxus, Buxus en Gouden regen

Taxus:
Paard: verbrijzelen het meer in de
mond, en hebben daarom een mindere
dosis nodig dan runderen.
–> bevat efedrine, blauwzuur, irriterende olie en TAXINE (Na en Ca kanaal blokkeren
–> Uiteindelijke metaboliet: benzoëzuur

1°. HART
* Verminderde hartsgeleiding en bradycardie
* → dood (diastole): 99% gevallen
2°. CZS: ADH depressie bij overlevende dieren (1%) → secundaire anoxemie
* Abortus, speekselen, daling melkgift, …

Buxus SEMPERVIRENS (PALMBOOM):
- BUXINE –> prikkeling van CZS = krampen, depressie, ademhalignsparalyse
- PRIKKELENDE VLUCHTIGE OLIE –> GI irritatie
Buxine! Naar hersenen => excitatie en erna depressie + paralyse.
Ook irritatie (koliek, diarree, braken,…) tgv vluchtige oliën.
Letsels GI irritatie en longoedeem (Behandeling tranquillizers)

Gouden regen
–> Zenuwstoornissen door stof (cytisine) in zwarte zaden
a. Aanvankelijk lokale irriterende werking in het gastro-intestinaal kanaal
b. CZS werking
* Vertoont een werking zoals nicotine
o → excitatie en incoördinatie
o Tenslotte verlamming en AH depressie
* Vooral het paard is gevoelig.
o Typisch symptoom bij dit dier is het sterk zweten
Behandeling Geen afdoende behandeling mogelijk. Preventie!!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Kat met nystagmus: welke vergiftiging?

A

= metaldehyde

Ontstaan door oxydatie van primaire alcoholen
Pathogenese
Deze verbindingen hebben een sterk lokaal etsende werking. Na resorptie: hypnotische werking op het CZS en
centraal-nerveuze verschijnselen

  • Vermindering in gehalte GABA (minder Cl => exitatie), convulsies
    o (Strychnine!)

Behandeling
* Diazepam

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Welke symptomen kunnen worden opgemerkt bij een selenium intoxicatie?

A
  • Penetreert de placentabarrière en stapelt op in de eierdooier.

Pathogenese
Een sterke daling in de concentratie van GSH (gluthation) door stimulatie van de activiteit van het GSHperoxidase door hoge gehalten aan selenium.
* Bij normale nutritionele concentraties vervult rol als anti-oxidans
* Bij hoge concentratie depletie van GSH (omgekeerd effect)
o => te weinig glutathione = anti-oxidans => werking valt weg
Gevolgen:
* Verhoogde kans op peroxidatie van de verschillende celmembranen
* En vorming van toxische, carcinogene metabolieten

Diagnose: analyse voeder en bloed (gluthatione)
Behandeling
* Eiwitrijke voeding verlaagt de toxiciteit ([GSH]).
* Vit E. is tegenaangewezen wegens zijn synergistisch effect.
* Bij vermoeden van seleniumrijke bodem: sulfaatbemesting

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q
  1. Intoxicatie met strychnine en aldicarb komt vrij frequent voor bij kleine huisdieren.
    Het onderscheid tussen beide intoxicaties kan gemaakt worden op basis van:
    a) analyse van de gifstof in lever
    b) analyse van de gifstof in bloed
    c) verstrekken van een parasympathicolyticum
A

C

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Fase I biotransformatiereacties kunnen zorgen voor een bioactivatie van gifstoffen.
Dergelijke bioactivatie doet zich voor bij:
a) Jacobskruiskruid bij het paard
b) DON bij het varken
c) aldicarb bij de kat

A

a

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Een kersrode kleur van veneus bloed kan wijzen op een intoxicatie met:
a) H2S
b) cyanide
c) nitraat

A

b

a –> zwart/groen
c –> bruin

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Welke giftige plant wordt getoond op de foto?
a) Jacobskruiskruid
b) Sint-janskruid
c) Raapzaad

A

b

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q
  1. Welk van onderstaande aandoeningen wordt veroorzaakt door fumonisine B1?
    a) abdominal distress syndrome
    b) mycotoxic porcine nephropathy
    c) porcine pulmonary oedema
A

c

a –> DON/T2 toxine
b –> ochratoxine - aspergillus en peniciliium
* Verminderde fosforylase activiteit (competitie met cAMP)
o Necrose (proximale niertubuli)
▪ Nierfuncties: daling glomerulaire filtratie, verhoogde glucose/eiwitten eliminatie
* Polyurie + proteinurie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

Bij welke van onderstaande elementen treedt perifere vasoconstrictie op?
a) lood
b) koper
c) fluor

A

a –> bloeddrukstijging, obstipatie en blindheid (spasmen retina arteries)

b –> acuut juist vasodilatatie, parasympaticuds
c –> zie afbeelding

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

Welke symptomen zijn typisch voor een intoxicatie met ethyleenglycol?
a) vermageren, koliek, excitatie
b) neurotoxiciteit, anemie, blindheid
c) acidosis, anurie, convulsies

A

c –> o Oxaalzuur van ethyleenglycol
* Oxaalzuur
o Schadelijk !!
o Ca-oxalaat kristallen => nierschade berokkenen,
capillairen beschadigen
o Kans metabole acidose ontwikkeling door
zuurproductie
o Verstoring krebcyclus door stijging NADH
* Behandeling: inhibitor alcoholdehydrogenase = FASE 1 = remming zuurproductie

Pathogenese
1. Braken door maagprikkeling (etsing) of chemoreceptor-trigger-zone in hersenen (snelle en goede
distributie).
2. ADH-depressie door hoge dosis. Met respiratoire
acidose en eventueel coma.
3. Ca-oxalaat neerslag na oxaalzuurvorming, na een
lage dosis. Gevolg: nierinsufficiëntie.

Fomepizole: competitieve inhibitor van alcoholdehydrogenase, enkel bij de hond bruikbaar!
* Bicarbonaattoediening (I.V.)
* En osmotische diurese (mannitol)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q
  1. Op welk mechanisme berust de toxiciteit van ionoforen:
    a) inhibitie van acyl-CoA dehydrogenasen
    b) beschadiging van het sarcolemma
    c) stimulatie van glutathione peroxidase
A

B

a –> esdoorn
c –> selenium

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

U verdenkt een rund van een intoxicatie na
inname van deze vruchten, die massaal op een
weide zijn aangetroffen. Welke merker is
diagnostisch waardevol om in te sluiten in het
bloedonderzoek?
a) gamma-GT
b) troponine I
c) creatinine

A

C –> . Tannine wordt omgezet tot pyrogallol
* Zorgt voor hemolyse en schade tubuli => nierschade
* Dit is een sterk bloedgift ook Ureum stijging

a –> leverenzym, chronische koper
b –> ionoforen, oleander

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q

Het syndroom van ‘delayed neurotoxicity’ kan worden verklaard door:
a) vorming van een ‘aged’ esterase
b) gebrekkige glutathione-conjugatiereactie
c) inhibitie van acetylcholinesterase

A

a –> Er zou binding optreden met een proteïne-fractie die voorkomt in hersenen en ruggenmerg. Deze proteïnefractie is minimaal aanwezig maar vertoont wel een esterase activiteit. Dit wordt het neurotoxisch proteïne
genoemd.
Dit esterase is vermoedelijk membraangebonden in
de motorische zenuwen (geen echt choline-esterase)
Neurotoxisch proteïne / complex = zeer stabiel,
inhibeert ATP-ase,…

Principe
* a/ Degeneratie van het axoon van motoneuronen
o Beginnend van perifeer, opstijgend in het ruggenmerg en tenslotte eindigend centraal
* b/ Demyelinisatie van zenuwen, gevolgen: Spierzwakte, Ataxie, Paralyse

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
41
Q

Een landbouwer behandelt de onkruiden in zijn zomertarwe met het herbicide Bofix®
(bevat o.a. 20% MCPA (= 2-methyl-4-chloro-fenoxyazijnzuur)) in een 1/10
verdunning. Door het onzorgvuldig schoonmaken van de tank, kon zijn rundvee
accidenteel van deze verdunde oplossing drinken. De minimale LD50 van MCPA is
1000 mg/kg lichaamsgewicht. Hoeveel van deze oplossing zou een rund (500 kg)
moeten drinken om lethaal te zijn?
a) 5 l
b) 20 l
c) 25 l

A

c

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
42
Q
  1. ‘Paralytic shellfish poisoning’ bij de mens kan worden veroorzaakt door:
    a) saxitoxines
    b) microcystines
    c) anatoxine-a
A

a –> cyanobacterien

Cyanotoxines
1. Neurotoxines
* Anatoxine-a en homoanatoxine-a: alkaloïden, sterke acetylcholine receptor agonisten, met een hoge
affiniteit voor nicotinerge receptoren
* Saxitoxines: binding aan Na+ -kanalen in zenuwcellen (neurologische problemen), ademhalingsverlamming, sterfte. Saxitoxines stapelen zich op in de voedselketen (bv. in mosselen, oesters en andere
tweekleppigen (mariene toxines)) en zijn verantwoordelijk voor de paralytic shellfish poisoning

  • GEEN ANTIDOOT => preventie!
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
43
Q
  1. Eosinofiele meningo-encefalitis bij varkens kan veroorzaakt worden door:
    a) zoutvergiftiging
    b) PCB contaminatie
    c) T2-toxine intoxicatie
A

a –> osmotische druk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
44
Q
  1. Contaminatie van diervoeders kan aanleiding geven tot het vernietigen van
    rundermelk bestemd voor humane consumptie. Dit is het geval bij een contaminatie
    met:
    a) lood
    b) fluor
    c) glyfosaat
A

a –> geod
b –> geen gevaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
45
Q

Welk van onderstaande alkaloïden vertoont een oppervlakte-actieve werking t.h.v. het
duodenum?:
a) fagine
b) pyrrolizidine
c) hyoscyamine

A

a –> beuk = saponine (bevat ook thiaminase en tannine)

b –> Pyrrol metabolieten hebben een cytotoxische en anti-mitose activiteit, gevolg :
→ megalocytose → afsterven hepatocyten → verbindweefselen
c–>

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
46
Q

Welk van onderstaande beweringen is correct i.v.m. het werkingsmechanisme van
volgende pesticiden:
a) pyrethroïden zijn antagonisten van GABA receptoren
b) 4-OH-coumarines inhiberen het vitamine K epoxide reductase
c) carbamaatesters induceren ATP-ase enzymen in de zenuwmembraan

A

b

a–> Wijziging van de Na+/K+ permeabiliteit in de zenuwvezel => blijvende depolarisatie (hyperdepolarisatie)
(verhoging van de prikkeldrempelwaarde) => paralyse
c–> directe choline-esterase remmers. Deze vereisen geen voorafgaande metabolisatie en
bio-activatie zoals sommige fosfaatesters.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
47
Q

Duid de correcte combinatie aan van gifstof, diersoort en antidoot:
a) lood, papegaai, succimer
b) aldicarb, kat, pralidoxime
c) ethyleenglycol, hond, atipamezole

A

a

b–> atropine (geen oximes bij organisch fosfaatesters, dit si organischa carbamaatester)
c–> fomepizole: competitieve inhibitor van alcoholdehydrogenase

48
Q

De post-mortem analyse van parathion gebeurt bij voorkeur op:
a) bloed
b) urine
c) maaginhoud

A

c –> Chemische analyse op fosfaatesters

49
Q

Welke groep mycotoxinen veroorzaakt ulceratieve – necrotische letsels van de orale
mucosa bij pluimvee?
a) aflatoxinen
b) ochratoxinen
c) trichothecenen

A

c

a–> o Pluimvee: krampen, verminderde eiproductie
b –> tsels: nierletsels (karyomegalie, gezwollen nieren, renale fibrose) en leverdegeneratie

50
Q

Welke stelling is correct?
a) PCBs en dioxines worden voornamelijk via de urine uit het lichaam verwijderd
b) de toxiciteit van aflatoxine B1 ontstaat door een 8,9-reductie reactie in de lever
c) ochratoxine A ondergaat renale actieve tubulaire reabsorptie

A

c –> OTA is substraat voor oatp (nier) en voor ABC transporters (→ transfer melk bij monogastrica)
o Wordt herkend als aminozuur: gaat binden op carriers voor AZ’n: lang circuleren in bloed
o Problemen thv nier: nieraandoeningen! Nefrotoxisch

a–> Eliminatie via faeces (niet-lacterend dier) en melk
b–> 8,9-epoxidatie (bio-activatie)
* Vorming van dihydrodiolverbindingen met uitputting van de glutathionmoleculen. Een hoog
gehalte aan cysteïne (precursor van glutathion) zou beschermend werken → ontstaan van
covalente bindingen en alkylatie van voornamelijk hepatisch RNA/DNA

51
Q

Biomarker lood bij hond?

A

Levende dieren: na belastingsproef
* Urine vóór en na injectie van natrium-calcium EDTA ( kon niet bij fluor)
* Dosering van lood in het bloed geeft geen absolute zekerheid: slechte afspiegeling reële belasting
* We kunnen dier eerst aan een belangstingsproef onderwerpen door EDTA te gebruiken
o Voor en na kijken naar het gehalte: moet stijgen in bloed en urine

52
Q

Biomarker selenium Rund

A

analyse voeder & bloed op gluthadione

53
Q

adelaarsvaar paard

A

vit b defiecient –> thiaminase (zenuwverschijnselen)

  • Na lange latentietijd vertoont het dier verminderde eetlust en slaperigheid
  • Bradycardie - hartarythmieën
    In een verder stadium: (neurologische symtomen)
    o Incoördinatie
    o Koliek (gekromde rug)
    Finaal:
    o Typische opisthotonus
    o Agonale tachycardie

Diagnose
* Door bepaling van thiamine en pyruvaat in het bloed.
* Vit B1 is een coferment van pyruvaat-decarboxylase
* Bij intoxicatie:
o Laag thiamine gehalte
o Verhoogd pyruvaatgehalte

54
Q

Biomarker buizerd carbofuran

A

= organische carbamaatesters = insecticine

Toxiciteit : algemeen principe: inhibitie van choline-esterase. Deze vereisen geen voorafgaande metabolisatie en
bio-activatie zoals sommige fosfaatesters.

  • Intoxicatie treedt op wanneer de snelheid van carbamylatie van het enzyme de snelheid van de
    hydrolyse overschrijdt.
  • Bijkomende symptomen :
    o Kip : lidmaatparalyse
    o Varken : cerebraal oedeem, spierdegeneratie
    o → kunnen niet het gevolg zijn van een AcCh esterase remming

krop en maaginhoud, lokaas, bloed (cholinesterase)

55
Q

Biomarker fumonisine B1 paard

A

= fumonisine , toxine fusarium

  1. Inhibitie sfinganine N-acyltransferase
    o Inhibitie aanmaak celmembraan hersenen + opstapeling bouwstenen
    * 2. Toename sfinganine/sfingosine ratio (Sa/So ratio)
    o Sa/So ratio → biomerker voor blootstelling
    o Is hoger door opstapeling bouwstenen

Paard = meest gevoelige: hersenaandoening door slechte synthese celmembranen
* Equine leucoencephalomalacie (ELEM) = syndroom
Varken = longschade door slechte synthese celmembranen Longaandoening zonder koorts
* “Porcine pulmonary oedema” of PPE: longoedeem en hydrothorax

56
Q

Roofvogel gevonden naast kipdooier. Opisthostonus. Welke gifstof en pathogenese.

A

= strynchine

a. Hersenen en medulla (zowel GABA als glycine) => Excitaties door wegvallen van de remsystemen
b. Spinaal (uitsluitend glycine) => Convulsies welke ongecoordineerd zijn en met een tonische symmetrie
Typisch voor de inhibitie van de glycine remsystemen: overwicht van de extensoren op de flexoren

57
Q

Behandeling en pathogenese doornappel

A

hyoscynamine
solanaceae * 1. Atropine: 3 groepen: wolfskers, doornappel, bilzenkruid

  • Herbivoren zijn over het algemeen minder gevoelig dan carnivoren.
  • Paarden en runderen hebben een natuurlijke weerstand tegen de opname van de planten.
  • Sommige konijnenrassen zijn zeer resistent doordat ze het het atropinase bezitten

Werkzame bestanddelen
atropine = racemisch mengsel van d- en l-hyoscyamine
▪ Scopolamine

De intoxicatie wordt veroorzaakt door
competitief antagonisme met acetylcholine
t.h.v. de muscarine receptor in de eindsynaps

Door blokkering van de cholinerge impulsen worden de adrenerge impulsen dominant en zullen
“sympaticomimetische effecten” optreden.
Tenslotte bij zeer hoge dosis wordt ook een blokkering van de nicotine-receptoren ter hoogte van de
autonome ganglia en ter hoogte van de neuromusculaire eindplaat veroorzaakt.
In het CZS :
* Atropine
o Beïnvloedt vooral het hart, GI kanaal en bronchiaalspieren
o Eerst wordt excitatie, vervolgens depressie vastgesteld.
* Scopolamine
o Werkt vooral op het oog en de klieren. Uitsluitend een deprimerend effect
Symptomen
* Droge mond, tachycardie, tachypnee, mydriasis

Behandeling
* Geen parasympathicomimetica gebruiken wegens de mogelijkheid voor verdere onderdrukking van de
ademhaling
* Beter is het om de reversiebele AcCh esterase remmers aan te wenden
o B.v. physostigmine en neostigmine (enkel perifeer)
* Bij excitatie worden ook eventueel minor tranquillizers (diazepam) ingeschakeld

58
Q

Onderscheid tussen symptomen bij kat na methaldehyde en parathetion intoxicatie? Verklaar waarom en behandeling?

A

Symtomen methaldehyde: Acetaldehyde-vorming in maag, verdere detoxificatie tot CO2
* Vermindering in gehalte GABA (minder Cl => exitatie), convulsies
o (Strychnine!)
–> Symptomen
* Treden op binnen 30 minuten na opname, soms vertraagd tot 3 uur na opname.
* Incoördinatie, angst, hyperpnee, tachycardie, spierspasmen, tremor, convulsies, opisthotonus
o => AH paralyse

Symtomen parathetion: acetylcholine-esterase remmers
–> Inhibitie van de esterasen met als gevolg een accumulatie van het endogeen acetylcholine. Dit veroorzaakt een blijvende stimulatie van de cholinergische zenuwen.
Eigenaars zullen excitatie opmerken (braken, speekselen, diarree, miosis). Paralyse, dier is suf: Bronchoconstrictie en bradycardie

Parathion –> ATROPINE (muscarina antagonist = parasympaticolyticum

metaldehyde –> DIAZEPAM
Binden op allosterische
bindingsplaats van GABA
Meer affiniteit van GABA
voor GABA-R
Meer Cl-influx
Inhibitorisch effect

59
Q

Hoe maak je het verschil tussen aldicarb en strynchine intoxicatie kat? Geef symptomen, behandeling en hoe staalnames nemen.

A

aldicarb = organische carbamaatesters
= directe choline-esterase remmer
Acute vergiftigingsverschijnselen: hypersalivatie, maag, darmkrampen met diarree, spiertrillingen, miosis

Strynchine:Gevolgen:
a. Hersenen en medulla (zowel GABA als glycine) => Excitaties door wegvallen van de remsystemen
b. Spinaal (uitsluitend glycine) => Convulsies welke ongecoordineerd zijn en met een tonische symmetrie
Typisch voor de inhibitie van de glycine remsystemen: overwicht van de extensoren op de flexoren

Dus verschil patho GABA en choline-esterase
Symptomen
* a. Zenuwachtigheid, onrust, braken, spitsen van de oren
* b. Stijfheid nekspieren en spierrigiditeit
* c. Convulsies met contracties van de skeletspieren
* d. Tetanosbeeld : extensoren hebben overhand op flexoren (opisthotonus)
* Werd vroeger misbruikt in de paardensport

maaginhoud/braaksel

60
Q

Delayed neurotoxitcity

A

= organische fosfaatester = e acetylcholine-esterase remmers (hypercholinerg beeld),

Dit noemt men de trage vorm van een fosfaatester intoxica
Principe
* a/ Degeneratie van het axoon van motoneuronen
o Beginnend van perifeer, opstijgend in het ruggenmerg en tenslotte eindigend centraal
* b/ Demyelinisatie van zenuwen, gevolgen: Spierzwakte, Ataxie, Paralyse

Er zou binding optreden met een proteïne-fractie die voorkomt in hersenen en ruggenmerg. Deze proteïnefractie is minimaal aanwezig maar vertoont wel een esterase activiteit. Dit wordt het neurotoxisch proteïne
genoemd.
Dit esterase is vermoedelijk membraangebonden in
de motorische zenuwen (geen echt choline-esterase)
Neurotoxisch proteïne / complex = zeer stabiel,
inhibeert ATP-ase,…
Vermoedelijk “aged” of verouderd gefosforyleerd enzyme
(Gedeeltelijke dealkylatie): EXTREEM STABIEL

Dit neurotoxisch complex inhibeert het ATP-ase in de zenuwmembraan met daling van de energieproductie:
* Vermindering van de neurale activiteit
* Afname van het onderhoud van de lange axonen van de perifere zenuwen
Diagnose
Bij vermoeden van “delayed neurotoxicity“: best perifere zenuwen histologisch onderzoeken
( bloed: normale activiteit esterasen).
Therapie
Bij “delayed” neurotoxiciteit: geen therapie mogelijk

61
Q
  • Waarom zijn maximale gehalten DON en zearalenone in wetgeving lager voor varkens dan voor pluimvee?
A

DON  * Biotransformatie: de-epoxidatie o Varken: Resorbeert meest en detoxificeert minst = gevoeligste dier * Fase II: glucuronidatie vs sulfaat conjugatie o (verschil varken vs pluimvee) o Pluimvee: sulfaat conjugatie

Biotransformatie: zearalenone (ZEN) reductie tot ,-zearalenol (ZOL) (bio-activatie) Toxiciteit thv metabolisatie! * Hydroxylgroep opkoppelen o => Varkens eerder alfa, pluimvee eerder beta o Alfa heeft betere affiniteit voor receptor: hogere toxiciteit ▪ = bio-activatie ▪ Varkens meest gevoelige diersoort!

62
Q
  1. Waar is zuurstof therapie nuttig?
    A. CO
    B. NH3
    C. HCN
A

a –> mengesl O/CO2

b –> Orale toediening van zuren (azijnzuuroplossingen 5%)
o → NH3 vorming en resorptie wordt onderdrukt in de pens
* Arginine → stimuleert de omzetting van NH3 tot ureum
* Tranquillizers: symptomatisch dieren rustig houden

c –> thiosulfaat

63
Q
  1. Paard met hoog troponine I en CP, welke plant?
    A. oleander
    B. buxus
    C. Paardenstaart
A

a –> hartglycosiden

b –> GI irritatie en longoedeem
c –> thiaminase

64
Q
  1. Wat geeft primaire fotosensitisatie?  HOOFDSTUK HUID EN MUCOSA
    A. Hypericine
    B. pyrollizidine
    C. isothiocyanaat?
A

a

65
Q
  1. Wat klopt: Toxine, diersoort, antidoot?
    A. amitraz – paard – physostigmine
    B. koper – schaap– methyleenblauw
    C. cyanide – rund – 4-dimethylaminofenol
A

B. koper – schaap– methyleenblauw  In geval van acute uitbraak, geen behandeling meer mogelijk bij het schaap * → Ev. ammoniumtetrathiomolybdaat IV of SC => circulerend koper vastbinden Bij kans op Cu-intoxicatie (andere dieren uit de kudde) * → Combinatietherapie o ammoniummolybdaat en Na-sulfaat in voeder o gedurende 3 weken, 50-500 mg NH4molybdaat + 0,3-1 g Na2SO4 in voeder * → Glutathione precursoren toedienen: RBC membraan intact houden
 methyleenblauw bij * Bij methemoglobinemie: nitriet, nitraat en chloraat

c  goed: Na-thiosulfaat (1° optie) 20% toedienen (0.5-1.25 g/kg I.V.), al dan niet voorafgegaan door een injectie van NaNO2 (2° optie) (natriumnitriet) 1% (15-25 mg/kg I.V.) of methyleenblauw (4-10% I.V. met een totale dosis van 2-4 g bij grote dieren en 10-50 mg bij kleine huisdieren) of inademing van amylnitriet of 4- dimethylaminofenol (IM, 4-DMAP) Bij intoxicatie door lage dosis cyaniden hydroxycobalamine (Cyanokit®)

66
Q
  1. Welke geven gelijke symptomen bij het paard?
    a –> eik en valse acacia
    b –> adelaarsvaren en paardenstaart
    c –> zwarte nachtschade en doornappel
A

antwoord = b

A. Eik en valse acacia  eik (Pas na een zekere latentietijd: 5-7d * Atypische symptomen o Lusteloosheid, anorexie en constipatie o Gevolgd soms door diarree/melena * Later: anurie en bloederige urine o Ataxie Letsels: 1) GI , 2) RBC, 3) NIER * Postmortem: gastro-enteritis en/of glomerulo-nefritis (ureum, creatinine stijgt) * Typisch voor paard: mondulceraties en faryngitis)
Valse eik  robine 1° GI-irritatie (koliek) * Diarree, koliek * Sterk zweten 2° Resorptie: CZS * Eerst excitatie * Vervolgens depressie: spierzwakte en paralyse 3° Cardiale effecten * Derde niveau: hart! * Hartsinsufficiëntie en tachycardie
B. Adelaarsvaren en paardestaart adelaarsvaren(1. THIAMINASE * vit B1 ➔ thiazolring + pyrimidine * gevolg : vit B1 deficientie (paard, varken) * symptomen: verlammingen/zenuwstoornissen en spiertremoren * “Bracken staggers” (varen - incoördinatie))
Paardestaart  Bevat ook thaiminase (zoals adelaarsvaren).
C. Zwarte nachtschade en doornappel zwarte nachtschade (. direct irriterend effect (GI kanaal) * Epitheliale necrose van de maagwand en duodenum. * Voornamelijk bij de aardappel. * Soms chronische intoxicatie bij herhaalde opname (rund, varken). o Letsels: ulceratieve stomatitis en vesiculair eczeem (dermatitis) 2. na resorptie: RBC * Hemolyse van de erythrocyten En remming van het acetylcholine esterase 3. a. CZS * Fase 1 : excitatie * Fase 2 : depressie 3. b. cardiovasculair * Hartstilstand)
Doornappel  ▪ L-hyoscyamine → atropine = racemisch mengsel van d- en l-hyoscyamine De intoxicatie wordt veroorzaakt door competitief antagonisme met acetylcholine t.h.v. de muscarine receptor in de eindsynaps Door blokkering van de cholinerge impulsen worden de adrenerge impulsen dominant en zullen “sympaticomimetische effecten” optreden. Tenslotte bij zeer hoge dosis wordt ook een blokkering van de nicotine-receptoren ter hoogte van de autonome ganglia en ter hoogte van de neuromusculaire eindplaat veroorzaakt.

67
Q

Chocolade intoxicatie honden

A

= theobromide

Pathogenese
* Inhibitie van adenosine receptoren
* Stimulatie centraal zenuwstelsel en hartspier
* Relaxatie (bronchiale) gladde spieren en verhoogde diuresis
Symptomen
* Na 2 – 4 uur: onrustig, braken, urineverlies, diarree, tachycardie, hyperthermie, polypneu
* Daarna: hartritmestoornissen, spierstijfheid, hyperreflexie, ataxie, convulsies, coma.
* Sterfte 18-24 u na start ritmestoornissen.
Behandeling
* 1. Braken en actieve kool => bij recente inname (binnen 2-3u na inname)
* 2. Anti-convulsief (diazepam)
* 3. Anti-arrhythmica (lidocaïne, metoprolol)
* 4. Bradycardie: atropine

68
Q
  1. Varken ionoforen + tiamuline - wat zijn de symptomen?
    A. Spieratrofie, anorexie, slappe achterhand
    B. Diarree, anemie
    C. …
A

a

69
Q
  1. alfa-chloralose werkt via…
A

A. GABA-receptor interferentie
B. …
C. …

70
Q
  1. Pathogenese Allium werkt in op?
A
71
Q
A
  1. Foto van kardinaalsmuts - cardiovasculair
72
Q
  1. In welk celorganel van de myocyt zal men eerst veranderingen zien bij een esdoornintoxicatie?
    A. Glad endoplasmatisch reticulum
    B. Mitochondriën
    C. Golgi apparaat
A

B –> Acyl coa dehydrogenasen een klasse van enzymen die de eerste stap in elke cyclus van vetzuur b oxidatie in de mitochrondrien

Toxiciteit Atypische myopathie door inhibitie van acyl-CoA dehydrogenasen
Symptomen Spierzwakte, donkere urine, spiertrillingen
Behandeling: geen antidoot!

73
Q
  1. Zenuwsymptomen bij zoutintoxicatie door:
    A. vocht onttrekken uit zenuwcellen
    B. peroxidatie van zenuwcellen
    C. demyelinisatie van zenuwcellen
A

a

74
Q

Bespreek de invloed van biotransformatie van aflatoxine B1, zearalenone en deoxynivalenol op de pathogenese en toxiciteit

A

Aflatoxine B1: Dubbele binding nodig voor toxiciteit. Toxiciteit tijdens BIOTRANSFORMATIE
(metabolisme). BB is 100% => lever. Lever probeert toxine te ontgiftigen met
CYP’s. Zo krijgen we een epoxide ring = meer toxisch.
–> 8,9 epoxidatie (bio-activatie fase I)
uitputting van de glutathionmoleculen.
remming van leverenzymes

zearalenone –> Biotransformatie: zearalenone (ZEN) reductie tot ,-zearalenol (ZOL) (bio-activatie) –> binding oestrogeen

Deoxynivalenol = DON –> Biotransformatie: de-epoxidatie
o Varken: Resorbeert meest en detoxificeert minst = gevoeligste dier
* Fase II: glucuronidatie vs sulfaat conjugatie
o (verschil varken vs pluimvee)
o Pluimvee: sulfaat conjugatie

75
Q
  1. Paard wordt aangeboden met ataxie en incoödinatie. De vorige dag werd nieuw krachtvoer
    geleverd. Daarna kreeg hij hartarythmiën. Bloedonderzoek toonde een gestegen creatinine kinase en
    troponine I aan. Het paard ging snel achteruit en begon hevig te zweten. Hij werd geëuthanaseerd.
    Bij de sectie was bleek, necrotisch spierweefsel te zien. Wat is de vermoedelijke intoxicatie?
    Bespreek de pathogenese
A

= ionoforen

  • (Accidentele) opname van premixresten bestemd voor rundvee en pluimvee
    Algemeen werkingsmechanisme: (niet gezien) * Complexvorming met ionen met verstoring van het intracellulaire evenwicht

Beschadiging cytoplasmatische membranen
1. Rechtstreekse sarcolemma beschadiging * Hierdoor verhoogde Na+ influx en K+ efflux (ionen evenwicht) * => verminderde prikkelgeleiding (geen repolarisatie) * => hartblok
2. Toename van de catecholamine uitstorting * Vorming van oxidatieproducten met vrije radicaalvorming (ROS) * → bijkomende beschadiging sarcolemma
3. Vorming van lipideperoxiden * → membraanbeschadiging
4. Verhoogde Ca++ influx
Gevolg: myopathie (zwakte) en spiernecrose, voornamelijk door toename van endogene Ca ++ spiegel

76
Q
  1. Metabole acidose is mogelijk bij intoxicatie met:
    a. Ethyleenglycol
    b. Amitraz
    c. Metaldehyde
A

a door oxaalzuur

77
Q
  1. Bracken disease wordt veroorzaakt door:
    a. Equisetum arvense
    b. Pteridium aquilinum
    c. Fagus sylvatica
A

b = adenlaarsvaren
1. THIAMINASE
* vit B1 ➔ thiazolring + pyrimidine
* gevolg : vit B1 deficientie (paard, varken)
* symptomen: verlammingen/zenuwstoorniss

a = paardenstaart
c = beuk -> Fagine = saponine

78
Q

Welke plant is dit?

A

Laurierkers

79
Q

Welke plant is dit?

A

Palmboom buxus

80
Q
  1. Een rund heeft ataxie, diaree, is lusteloos. Creatinine en ureum zijn verhoogd. Dit wijst op een
    intoxicatie met:
    a. Eikels
    b. Adelaarsvaren
    c. Jacobskruiskruid
A

eikels

81
Q
  1. Wat is niet correct met betrekking tot de preventie van mycotoxines:
    a. Graangewassen worden best bewaard bij een vochtigheid onder 14%
    b. Bentoniet mycotoxine binders kunnen een niet-resorbeerbaar complex vormen met aflatoxine B1
    c. Epoxidase mycotoxine modifyers kunnen van aflatoxine B1 een minder toxische metaboliet maken
A

c

82
Q
  1. Welk gas heeft een kaustische werking op de bovenste ademhalingswegen:
    a. NO2
    b. CO
    c. HCN
A

a

83
Q
  1. Welke stelling over mycotoxines is waar?
    a. Varkens zijn gevoeliger aan DON dan kalkoenen
    b. Raaigraskramp bij het paard wordt veroorzaakt door fumonesine B1
    c. Equine leukoencephalopathie wordt veroorzaakt door zearalenone
A

a –> kalkoenen voor aflatoxines

b –> onjuist, door tremorgene mycotoxinen, lolitrem B
c –> onjuist, door fumonisiden, zearolone is met oestrogenen enzo

84
Q
  1. Drinkwateronderzoek bij een industrieel varkensbedrijf kan nuttig zijn voor:
    a. Fluor
    b. Chloraat
    c. Blauwzuur
A

a

85
Q
  1. Waarop werkt een chronische seleniose bij het rund in:
    a. Inhibitie van sfinganine N-acyltransferase
    b. Verminderde glutathione configuratie
    c. Inactivatie van lipoïnezuur
A

b

a –>  dit is door fumonisinen

86
Q
  1. Welke stelling is waar?
    a. De toxiciteit van PCB’s wordt uitgedrukt in TEQ met een dioxine als referentiewaarde
    b. Dioxines kunnen leiden tot porfyrisme
    c. PCB’s met lage chloreringsgraad accumuleren sneller
A

a

87
Q
  1. Wat veroorzaakt xylitol?
    a. Verminderde lipogenese
    b. Verhoogde glycogeensynthese
    c. Verhoogde insulineaanmaak
A

c
Vanaf 30-60 min, tot 12u na inname: zwakte, ataxie, collaps en convulsies

88
Q
  1. Wat zijn de voornaamste symptomen van chocola-intoxicatie bij de hond?
    a. Excitatie, hyperthermie, tachyarithmie
    b. Koliek, zwakte, anorexie
    c. Slappe achterhand, bradycardie, anurie
A

a

89
Q
  1. Welk herbicide behoort tot de chloorfenoxyherbiciden?
    a. MCPA
    b. Atrazine
    c. Paraquat
A

a = fenoxy = interfereren met plantengroei

b = triazine = herbicide die inwerken op lichtreactie 2, inhiberen elektronen transport fotosynthese
c = bipyridylium = interferentie fotosynthese contactherbicide = inhibitie reductie acceptor

90
Q

symptomen 4-OH-coumarine

A

Symptomen
* Eerste symptomen coumarine intoxicatie pas 2-3 dagen na opname
* Treden pas op na een zekere latentietijd
* Apathie en spierzwakte, bleke mucosae (anemie), hematurie, bloederige diarree, longbloeden
bloeduitstortingen (huid en farynx => vooral keelstreek honden), shock, melena, G-I, …

91
Q

Een landbouwer merkt op dat zijn kuilvoeder regelmatig beschimmeld is en vreest voor de
aanwezigheid van mycotoxines. Geef 2 mogelijke maatregelen die de landbouwer kan
toepassen om er voor te zorgen dat zijn dieren minder blootgesteld worden aan
mycotoxines, en leg uit waarom

A

Bewaaromstandigheden
* Vochtgehalte < 14%
* O2-spanning verminderen
* Minimale graanbeschadiging, gebroken of afwijkende korrels

Schimmels kunnen gewassen op
verschillende niveaus infecteren.
Goed inploegen: schimmel onder
grond + geen O2 => dood.
GAP: Good Agriculture Practice

Preventie voor/tijdens de oogst : GAP: Good Agriculture Practice
* Teeltrotatie
o Tarwe na maïs = no-go
o Maïs afwisselen met aardappen = goed
* Juist voor of juist na de infectie fungiciden
* Densiteit: minder wind : minder drogend effect
* Onkruidbestrijding = stress plant = stress schimmel =
toxinevorming
* Irrigatie = te droog

92
Q

symtomen en letsels strychine en diagnose behandeling

A

Symptomen
* a. Zenuwachtigheid, onrust, braken, spitsen van de oren
* b. Stijfheid nekspieren en spierrigiditeit
* c. Convulsies met contracties van de skeletspieren
* d. Tetanosbeeld : extensoren hebben overhand op flexoren (opisthotonus)
* Werd vroeger misbruikt in de paardensport
Letsels
* Sterke rigor mortis
* Verstikkingsbeeld
* Uitgesproken miltcontractie

Diagnose = scheikundige analyse
* Monogastrica: maaginhoud/braaksel
* Pluimvee: kropinhoud
Behandeling
* Geen emetica toedienen (gevaar op uitlokken van nieuwe aanval van krampen)
* Anti-convulsief
* Diazepam (activatie van de GABA en glycine werking)
* Eventueel bij erge convulsies: kortwerkende barbituraten met gevaar op bijkomende
ademhalingsonderdrukking

93
Q

Welke stelling is NIET juist?
a) de albuminurie gezien bij eikelvergiftiging leidt tot ascites
b) eikelsvergiftiging kent meestal een hyperacuut verloop
c) pyrrogallol veroorzaakt schade aan de niertubuli met oligurie in een acuut stadium

A

b —> Pas na een zekere latentietijd: 5-7d

94
Q

Welke biochemische parameter vertoont GEEN stijging i het bloed bij een eikelvergifting?
a) totaal serum eiwit
b) BUN
c) Creatine

A

a

95
Q

Welke stelling is NIET correct omtrent de therapie van een eikelvergiftiging?
a)preventie met een goed weidebheer is emest aangewezen
b)paraffine olie zorgt voor een verminderde absorptie van de gifstof
c)het verstrekken van vitamine k ter ondersteuling bloedstolling

A

c

96
Q

Welke diersoort is niet gevoelig aan een Bingelkruidintoxictie?
a) paard
b) rund
c) schaap

A

a

Bij drogen verliest het zijn giftigheid. De verse plant is giftig.
* Bloedwaarden: Daling in het hematocriet!!, ureum stapelt op, bilirubine/AST(RBC) stijgt (hemolyse)

Toxische bestanddelen
* Mercurialine = vluchtige olie met saponine werking: zeep-achtig, werking membranen

Sectie: icterus, leverdegeneratie (gekookt uitzicht), zwart verkleurde nieren
Behandeling: bloedtransfusie (10 l/koe), 2 dagen: isotoon infuus

Pathogenese
* 1. lokaal etsende werking in het gastro-intestinaal kanaal
* 2. lyse van de rode bloedcellen
* 3. depressie van het CZS
* 4. levernecrose en nierdegeneratie (Uitscheidende organen) => Vooral rund en schaap zijn gevoelig:
Intoxicatie wordt bijna uitsluitend waargenomen na voederen van vers gemaaid gras
Symptomen
* Bleke mucosae, icterus,
* Lusteloosheid, Obstipatie, gevolgd door diarree
* Bloed: dun vloeibaar en bruinverkleuring
* Pijnlijke urinelozing (rode kleur) , Rode tot bruine urine

97
Q

Intoxicatie met bingelkruid wordt uitsluitend gezien na inname van de verse plant

A

waar

98
Q

Het biochemisch onderzoek van bloed toont een stijging AST, uruem en totaal bilirubine en een daling in… bingelkruid

A

hematocriet

99
Q

de rode kleur van de urine die wordt waargenomen bij een intoxicatie wordt veroorzaakt door de aanwezigheid van hemoglobine en hermidine

A

juist

100
Q

methyleenblauw is een geschikt antidoot voor de behandeling van een bingelkruidintoxicatie

A

nut nloedtransfusie isotoon

101
Q

Het onderscheid tussen een eikel en adelaarsvaren intoxicatie bij herkauwers kan gemaakt worden op basis van een bloedstollingstest (protrombinetijd)

A

onwaar

102
Q

De carcinogene eigenschappen van ptaquiloside zijn verantwoordelijk voor het ontstaan van tumoren van de ..

A

urineblaas

103
Q

Het uitgesproken hemorragisch karakter van een adelaarsvaren intoxicatie bij herkauwers wordt veroorzaakt door:
a) een stoornis in de synthese van bloedstollingsfactoren
b) een pancytopenie
c) een vitamine B1 tekort

A

b

104
Q

Hoe kan je de diagnose van een adelaarsvarenintoxicatie bij herkauwers bevestigen?
a) analyse van ptaquiloside in de pens
b) analyse van de thiaminase activiteit in het bloed
c) botanisch onderzoek van de pensinhoud

A

c

105
Q

Botanisch onderzoek van de maang pensinhoud is vaak de enige manier om de aanwezigheid van plantaardige gifstoffen aan te tonen

A

waar

106
Q

welke biomerker is diagnostisch waardevol bij vermoeden van een oleander intoxicatie
a) gamma gt
b) ctp 1
c) AST

A

b

107
Q

Welke maatregel zijn geschikt in de preventie van intoxicaties met giftige sierstruiken?
a) stevige weide omheiningen
b) sensibilisatie eigenaar en buren
c) drogen van het snoeiafval

A

a en b

108
Q

Wat is je eerste keuze anti-aritmicum voor iv behandeling van acute ventriculaire arythmien?
a) sotalol
b) lidocaïne
c) verapamil

A

b

109
Q

De interactie tussen tiamuline en ionoforen is gebaseerd op:
a) toename van de orale absorptie en biologische beschikbaarheid van ionoforen
b) verminderen van de urinaire excretie van ionoforen
c) inhibitie van het oxidatief metabolisme van ionoforen

A

c

110
Q

de myopathie waargenomen bij een ionoforen intoxicatie is voornamelijk te wijten aan een toename van de intracellulaire kalium-concentratie

A

onwaar

111
Q

Een ionoforen intoxicatie op het getroffen varkensbedrijf kan vooromen worden door volgende maatregel:
a) toepassne van good veterinayr practice bij gebruik van drinkwatermedicatie
b) niet gebruiken van organische zuren om het drinkwaren aan te zuren
c) niet aankopen van voeder gesupplementeerd met saliomycine

A

a

112
Q

de prognose van inoforen intoxicatie is meestal heel slecht

A

juist

113
Q

Een paard wordt op de kliniek binen gebracht met symptomen van stijfheid en ataxie, zweten!, Na enkele uren gaat hij in laterale decubitus, raakt in dyspnee, tachycardie en heeft een verminderde hartfunctie..

A

= acaciaboom (valse acacia)

Gevaar in de schors!! Robine. Ontschorsen is de boodschap

Symptomen
1° GI-irritatie (koliek)
* Diarree, koliek
* Sterk zweten
2° Resorptie: CZS
* Eerst excitatie
* Vervolgens depressie: spierzwakte en paralyse
3° Cardiale effecten
* Derde niveau: hart!
* Hartsinsufficiëntie en tachycardie

Letsels
* Hemorrhagische darmontsteking, meestal later gevolgd door lever- en nierdegeneratie
* Vooral het paard is zeer gevoelig aan de schors van de acaciaboom

ZWETEN: senecio,ionoforen, gouden regen (acuut)

114
Q

Aflatoxine B1 staat op de IARC klasse 1 lijst, waarom?

A

= carcinogeen voor de mens

115
Q

Wat is raaggraskramp?

A

= tremorgene mycotoxine

Toxine: lolitrem B

Symptomen:
* Staggers, raaigraskramp: ataxie, hypoactiviteit, incoördinatie, bewegingsstoornissen, tremoren en
krampen (bij opwinding)
Diersoort: Paard, schaap, rund

116
Q

Gluthadion precursoren nuttig voor?

A
  • chronische kopervergiftiging
  • selenium
    -aflatoxine –> 8,9-epoxidatie (bio-activatie)
  • Vorming van dihydrodiolverbindingen met uitputting van de glutathionmoleculen.
117
Q

zweten paard

A
  • sencio
  • ionoforen
  • acacia
  • gouden regen