Vraagwoordvragen Flashcards
Wie ben jij?
Who are you?
Wie is jonger?
Who is younger?
Hoe het jij?
What is your name?
Hoe laat is het?
What time is it?
Hoeveel broers heb je?
How many brothers do you have?
Wat is je adres?
What is your address?
Wat doen je ouders daar?
What are your parents doing there?
Waar woon je?
Where do you live?
Waar kom je vandaan?
Where do you come from?
Uit welk land kom je?
Which country are you from?
Welke dag is het eigenlijk vandaag?
What day is it actually today?
Wanner is het in jouw land zommer?
When is summer in your country?
Waarom zijn je ouders in Indonesie?
Why are your parents in Indonesia?
Hoe heet jouw zus?
Mijn zus heet Ingrid
Wat doe je vandaag?
What are you doing today?
Waar woont hij?
Where does he live?
Wat cursus doe je?
What course are you doing?
Wie heeft mijn boek?
Who has my book?
Hoe laat is het?
Het is nu …
Waar zijn de docenten?
De docenten zijn in …
Wie komen uit Australie?
…. komt uit Australie
Waar komt Patrick vandaan
vandaag kwam Patrick uit zijn huis in Den Haag
Welke dag is het?
Het is vandaag …
Over welke vakantie vertelt Jeroen?
Which holiday does Jeroen talk about?
Met wie zit je in de kantine
With whom are you in the canteen?
Waarom is je broer in …
Why is your brother in…
Hoeveel zussen heb je?
How many sisters do you have?
(ik heb een zus)
Welke dag is het morgen?
What day is tomorrow?
Welke dag is en overmorgen?
What day is the day after tomorrow?
Welke dag was het gisteren?
What day was yesterday?
Welke dag was en eergisteren?
What was the day before yesterday?
In welke maand ben je jarig?
In which month were you born?
In welke maand is niemand van de groep jarig?
In which month is nobody in the group’s birthday?
Wat is dit?
What is this?