Op de markt Flashcards
courgette
de courgette
eggplant
de aubergine
bell pepper, sweet pepper
de paprika
tomato
de tomaat
endive
de andijvie
potato
de aardappel
cauliflower
de bloemkool
mushroom
de champignon
parsley
de peterselie
bean
het boontje
green bean
de sperzieboon
garlic
de knoflook
cucumber
de komkommer
lettuce
de sla
broccoli
de broccoli
cabbage
de kool
white cabbage
de with kool
red cabbage
de rode kool
curly kale
de boerenkool
sauerkraut
de zuurkool
onion
de ui
carrot
de wortel
apple
de appel
pear
de peer
orange
de sinaasappel
mandarin
de mandarijn
kiwifruit
de kiwi
banana
de banaan
strawberry
de aardbei
grape
de druif
peach
de perzik
plum
de pruim
cherry
de kers
go shopping
boodschappen doen
market
de markt
greengrocer
de groenteboer
there
er
who’s next?
wie is er aan de beurt?
turn
de beurt
please
alsjeblieft
small
kleine
(klein)
yellow
gele
(geel)
nice
mooie
(mooi)
always
altijd
sorry
sorry
of course / naturally
(na)tuurlijk
anything else?
anders nog iets?
anything else?
anders nog iets?
typical
typisch
dish
het gerecht
foreigners
buitenlanders
(de buitenlander)
bacon
spekjes
(het spekje)
often
vaak
delicious
heerlijk
cheap
goedkope
(goedkoop)
how much
hoeveel
need
heb nodig
(nodig hebben)
people
personen
about
ongeveer
half
halve
(half)
kilo
de kilo
butcher
de slager
was
was
(zijn)
bunch
het bosje
(de bos)
anything else?
verder nog iets?
quite
wel
enough
genoeg
where to
waarnaartoe
with it
erbij
doesn’t matter
geeft niet
nice
prettige
(prettig)
heb je er dertig cent bij?
do you have thirty cents?
heb je er dertig cent bij?
do you have thirty cents?
ik woon hier al twintig jaar
I have lived here for twenty years
ik heb twee uur les
I have two hours of class
Dat is dan acht euro
That is eight euros
