vraag 17 Flashcards
1
Q
geef het verband
aan de andere kant
A
tegenstelling
2
Q
geef het verband
mogelijk
A
verduidelijking
3
Q
geef het verband
ook
A
opsomming
4
Q
geef het verband
hoewel
A
toegeving
5
Q
waar staat de kernzin in een alinea?
A
vooraan of achteraan in alinea
6
Q
wat is de hoofdgedachte van een tekst?
A
de samenvatting
7
Q
wat zijn de soorten verbanden?
A
- tegenstelling
- opsomming
- verduidelijking
- toegeving
8
Q
deelonderwerp
A
onderwerp omschreven in 1 woord
9
Q
kernzin
A
belangrijkste zin - letterlijk uit tekst