Voortplanting Flashcards
1
Q
Ontsluiting
A
Wijder worden van de baarmoederhals/mond
2
Q
Uitdrijving
A
Kindje wordt geboren
3
Q
Nageboorte
A
“Geboorte” van de placenta
4
Q
Centromeer
A
Knooppunt van twee zusterchromatiden
5
Q
Mitose
A
Kerndeling (in lichaamscellen)
6
Q
Meiose
A
Vorming van gameten (geslachtscellen)
7
Q
Cytokinese
A
Celdeling
8
Q
Diploïd
A
Cel met 2 sets chromosomen in de celkern
9
Q
Poollichaampjes
A
Bijproduct van meiose bij vrouwen, worden later afgebroken
10
Q
Functie FSH
A
Stimuleert het folilkel
11
Q
Functie LH
A
Zorgt voor de ovulatie
Stimuleert het gele lichaam
12
Q
Functie oestrogen
A
Bouwt baarmoederslijmvlies op na menstruatie
13
Q
Progesteron
A
Instandhouding van baarmoederslijmvlies
14
Q
Functie GnRH
A
Stimuleert hypofyse om FSH en LH te maken
15
Q
Embryo
A
Bevruchte eicel