Evolutie Flashcards
Natuurlijke selectie / survival of the fittest
De organismen binnen een populatie die het best zijn aangepast aan de leefomgeving, hun genen doorgeven aan de volgende generaties.
Genetische variatie
Verscheidenheid in genotypen
Mutaties
Veranderingen in genen
Bijv door ‘foutjes’ tijdens de replicatie
Selectiedruk
De invloed van milieufactoren op de genetische variatie in een populatie
Adaptatie
Een genotype dat goed aanpast bij nieuwe omstandigheden
Homoloog (homologe organen)
Zijn ontstaan uit dezelfde grondvorm. Door aanpassing aan verschillende milieus hebben de organen een verschillende functie gekregen.
Analoog (analoge organen)
Zijn niet ontstaan uit dezelfde grondvorm. Door aanpassing aan hetzelfde milieu zijn bij niet-verwante organismen organen met een vergelijkbare functie ontstaan.
Rudimenten (rudimentaire organen)
Door aanpassing aan het milieu hebben deze organen hun functie verloren. Deze organen kunnen in de loop van evolutie verdwijnen.
Clade
Een groep soorten die bestaat uit een voorouder en alle nakomelingen daarvan,.
Cladogram
De schematische weergave van de verwantschap tussen soorten.
Monofyletisch
Afkomstig van een gemeenschappelijke voorouder
Populatie
Een groep individuen van dezelfde soort die in een bepaald gebied leven en zich onderling voortplanten.
Gene flow
Het verschijnsel dat tussen twee populaties van dezelfde soort uitwisseling van genen plaatsvindt.
Genepool
Verzameling van alle genen in een populatie
Allelfrequentie
Geeft aan hoe vaak een allel in de populatie voorkomt. (Tussen de 0 en 1)