Voorbenen Flashcards

1
Q

legger

A

zacht gezwel op top elleboog

< door chronische prikkeling bij het liggen op het hoefijzer; geneest moeilijk en komt frequent voor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

gewichtsgal

A

zwelling aan buiten-voorzijde wegens chronische prikkeling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

vlaamse stand

A

wijd in de ellebogen ( naar buiten gekeerd)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

franse stand

A

nauw in de ellebogen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

zwilwrat of kastanje

A

vereelte op binnenzijde onderarm

> sterker ontwikkeld bij minder edele paarden en kan makkelijk bijgesneden worden indien hinderlijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

haakbeenjte

A

bevind zich achteraan de voorknie en moet zich halfweg bevinden tussen de elleboog en de bodem

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

zwammige knie

A

met verdikte huid of met te veel onderhuids bindweefsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

ronde knie

A

te kort en/of te smal

> minder schokbreking

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

gekroonde knie

A

met littekens op de voorzijde door vallen of stoten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

knierasp

A

dwarslopende groeven of spleten in de knieplooi (moelijk te genezen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

strijken in de knieen

A

het bewegend been raakt de voorknie van het steunbeen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

bloedbuil

A

bij springpaarden of soms bij paarden die opstaan als eenrund

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

peesschedegallen

A

uitpuilingen vanuit kokers die strekpezen omvatten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

gewrichtsgallen

A

tussen de strekpezen op de voorzijde

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

beenwoekeringen

A

extra kalkafzettingen

> wijzen op slijtage

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

bokbenigheid

A

de knie ligt voor de geciteerde ideale rechte lijn
> niet nadelig als onderarm en voorpijp lang genoeg zijn en de koot lang en schuin
> is de koot te recht, slijtage > paard trilt dikwijls in knieen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

holle knieen / schaapsknieën

A

knie licht achter de ideale rechte lijn

> erger bij rijpaarden

18
Q

X-benen

A

de knieeen komen te dicht bij elkaar

19
Q

O-benen

A

de twee knieen staan te ver uit elkaar

20
Q

spillebenen

A

lange fijne pijpen

> meestal onvoldoende gespierde onderarm

21
Q

ingesnoerde knie

A

er is onder de voorknie een sterke versmalling van de pijp

> tamelijk groot gebrek

22
Q

beenwoekeringen of schiefels

A

door slechte knieplaatsing, overbelasting, alle standafwijkingen
> op meerdere plaatsen

23
Q

sore shin

A

soort schiefsel

langwerpig gezwel op de voorzijde van de pijp van jonge vluchters in training : spanningen op het beenvlies

24
Q

ronde pijp

A

geen groef zichtbaar tussen pijp en buigpezen wegens te veel bindweefsels
> ongunstig
> bij trekpaarden door bijtende stoffen expres

25
Q

peesinsnoering onder de knieplooi

A

wijst op onderontwikkeling

26
Q

peesklap

A

gedeeltelijke scheuring van de verbindingspees
> zeer pijnlijk, geeft peeszwelling en kreupelheid
> kan genezen, maar hervallen is frequent
> vooral voorbenen

27
Q

peesontsteking

A

pezen voelen warm en zijn dikwijls iets gezwollen

28
Q

peesverkorting

A

chronische peesontsteking

> elastisch bindweefsel vervangen door niet-elastisch, odat het paard steil gaat staan in de koot

29
Q

peesstelvoet

A

ergste vorm peesverkorting

30
Q

peesschedegal

A

zwelling van de peesschede onder de knie of boven de kogel

> pees is belangrijke schokbreker

31
Q

bindweefseloedeem

A

vochtopstapeling

32
Q

peesschedegallen

A

tweelobbig vooraan zijdelings

33
Q

gewrichtsgallen

A

lager en meer vooraan gelegen dan peesschedegallen
> gallen zijn een teken van slijtage en gaan dikwijls samen met een steilere koot
> erge gevallen beenwoekeringen

34
Q

nauw in de kogels

A

de kogels staan te veel naar binnen, mogelijk strijken

> geen rotatie

35
Q

wijd in de kogels

A

kogels staan te veel naar buiten

> geen rotatie

36
Q

laag gekoot

A

extensiehoek is te klein, koot staat te schuin
> aanleding tot doortreden
> bij extreme gevallen kogel grond raken bij rennen
> gewrichtsbanden en pezen slijten sneller

37
Q

steil gekoot

A

extensiehoek is te groot
< steltvoetig < overkoot
bij overkoot vvalt de koot achter de pijplijn
> geen schokbreking en struikelen is frequent

38
Q

overbenen

A

beenwoekeringen thv overbelasting

39
Q

zwikken in de koten

of laten schieten

A

het paard brengt de koot eerst naar voor en dan naar achter ipv licht door te treden

40
Q

mok (droog of nat)

A

kloven aan de achterzijde

> huid wordt wratachtig en haren staan borstelig = egelvoet

41
Q

beervoetigheid

A

de lijn kroon-koot-hoef staat bovenaan bol