Vogelonderzoek Flashcards

1
Q

Aantal broedvogels, wintergasten en dwaalgasten

A

200 broedvogels
100 wintergasten
200 dwaalgasten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hoe worden broedvogels geteld?

A

Door te kijken naar nest-indicerend gedrag om territoria te tellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wanneer werd er in NL gestart met het uitbrengen van vogelonderzoek?

A

1972 oprichting SOVON
1979 eerste vogelatlassen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Bij onderzoek naar broedvogel wordt de BMP-methode gebruikt (Broedvogel monitoring Project). Welke zijn er?

A

BMP-A: alles
BMP-B: alleen bijzondere soorten
BMP-W: weidevogels
BMP-R: roofvogels
BMP-Z: zeldzame vogels

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat zijn voorwaarden voor BMP-A?

A

BMP-A voorwaarden
*Alle vogelsoorten inventariseren
*Oppervlakte telgebied: 10 tot 250 ha
*7 tot 12 maal bezoeken
*Minimaal eenmaal ‘s nachts
*Februari -juni

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn voorwaarden voor BMP-B?
Welke soorten worden niet meegeteld?

A

BMP-B voorwaarden
* 38 gewone soorten NIET inventariseren
* Oppervlakte telgebied: 30 tot 300 ha
* 6 tot 10 maal bezoeken
* Mag op diverse momenten van de dag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

BMP-Z voorwaarden?

A

BMP-Z voorwaarden
*1 tot 5 soorten van de 140 landelijk zeldzame soorten inventariseren
*Oppervlakte telgebied: 30 tot 1000 ha
*Per soort 2 bezoeken
*Binnen de optimale periode (datumgrenzen)
*Minimaal 5 bezoeken voor meerdere soorten
*Doorgaans in de vroege ochtend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hoe bepaal je een telgebied?

A

Telgebied bepalen
*Gebiedsgrenzen mogen niet worden verplaatst
*Geen langgerekte gebieden
*Homogeen landschap
*Moet in één ochtendbezoek telbaar zijn, zo nee; twee gebieden maken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wanneer tel je welke vogels en hoe wordt er gepland?

A

*Vogels inventariseren op het moment dat ze territoriaal actief zijn
*Piek broedseizoen 10 april tot 10 juni
*Eerst standvogels, later zomervogels
*Starttijd tussen 1,5 voor zonsopgang (schemering) en zonsopkomst
*Later op de dag: ganzen, eenden, steltlopers en roofvogels

Tussen tellingen minimaal 10 dagen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Welke soorten kolonievogels zijn er?

A

reigers, meeuwen, stern, zwaluwen. Broeden extreem lang, van feb tit eind aug, soms 2 broedsels. Worden via drones geteld.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is PTT

A

Punt transect telling:
In het kort bestaat deze uit:

  • Eenmalige telling in periode 15 december tot en met 1 januari
  • Telroute met 20 vaste telpunten
  • Precies vijf minuten tellen per punt
  • Alle vogels vanaf punt tellen, ook voorbijvliegende
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hoe kan je voorspellen welk voedsel een vogel eet?

A

Kijk naar de snavel:
breed -> zaad (vink)
lang -> bodem (grutto)
zaag -> vis (zaagbek)
pincet -> insecten in schors (boomkruiper)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q
A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Welk voordeel heeft het invoeren van BMP date in Avimap?

A

Avimap bepaalt het aantal territoria aan de hand van fusieafstanden (autoclustering)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Noem het aantal hectaren per BMP-type

A

W 30-50 (klein)
A 10-250 (klein)
B 30-300 (middengroot)
Z 30-1000 (middengroot)
R 500-1000 (groot)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Welke vogels leven ‘s nachts? En moeten daardoor s nachts bezocht worden voor BMP?

A

Uilen, rallen, kwartelkoning, roerdomp, enz.

17
Q

Hoe gaat een BMP in zijn werk?

A

Goed luisteren is van belang
*
Door rustig lopen en stilstaan
*
Terreindelen fijnmazig onderzoeken
*
Open terrein om de 200 meter ‘slag’ maken
*
Hoge vegetatie om de 100 meter ‘slag’ maken
*
Begin telkens op een ander punt
*
Soms een boot nodig
*
Zet de route op kaart of via Avimap

18
Q

Wat betekenen de broedcodes? Is laag of hoog goed voor nestindicerend gedrag? Welke cijfers worden gebruikt?

A

Zeker geen broedvogel: 0
*
Volwassen individu in broedbiotoop: 1
*
Paren in broedbiotoop: 3
*
Territorium –indicerend: 2, 4, 5, 6
*
Nest-indicerend: 7, 9, 10, 11, 12, 14
*
Nestvondsten: 13, 15, 16

19
Q

Wanneer wordt de BMP uitgevoerd voor de verschillende biotopen: bos, moeras, agrarisch gebied, schorren/kwelders

A
  • In bos en stedelijk gebied (veel standvogels)
    valt het accent op maart-mei;
  • In moeras en struwelen (veel zomervogels)
    valt het accent op half april-begin juni;.
  • In agrarisch gebied (werkzaamheden!) valt
    het accent op eind maart-begin mei (gras)
    en mei (akker);
  • In schorren/kwelders valt het accent op
    mei-begin juni;.
  • Voor vroege en late broedvogels kunnen
    bezoeken nodig zijn in februari (o.a. Havik,
    Bosuil, Raaf, Kruisbek) of in juli/begin
    augustus (o.a. Wespendief, Boomvalk,
    Huiszwaluw).
20
Q

Wat is de huidige trend van bos, moeras, openveld en weidevogels?

A

Bos en Moeras goed door ouder wordend bos.
Open veld en akker slecht door stikstof en landbouw. Denk ook aan europese trends.

21
Q

Waarom is de watervogeltrend belangrijk om in de gaten te houden?

A

Watervogels zijn de voorbode voor de trend van broedvogels en kunnen het hele jaar door geteld worden.

22
Q

Wat is fusieafstand?

A

Fusieafstand: arbitraire afstand tussen twee niet-uitsluitende waarnemingen op basis waarvan
kan worden besloten tot één of meer territoria (eveneens van toepassing op kolonies).

23
Q

Wat is een normbezoek bij BMP-tellingen?

A

Normbezoek (voorheen geldig bezoek): Vnl. bij zangvogels. Een bezoek op een tijdstip
waarop een soort wordt geacht aanwezig en actief te zijn. Voor standvogels zijn alle bezoeken normbezoeken, voor zomervogels de bezoeken vanaf het moment dat de soort in het telgebied is gearriveerd. Bezoeken omstreeks zonsopgang zijn, indien ze aan deze voorwaarde voldoen, altijd normbezoeken; bij bezoeken op andere tijdstippen bestaat er een verschil van soort tot soort (geen, half of heel normbezoek). Hou hier rekening mee bij de planning van veldbezoeken.

24
Q

Hoe verschilt looproute BMP-A en B van BMP-R en Z?

A

In een BMP-A en -B telgebied wordt iedere keer dezelfde route afgelegd, maar verschuift het startpunt bij ieder volgend bezoek, zodat de maximale activiteitsperiode steeds in een ander deel van het gebied wordt meegepikt. Bij BMP-Z en BMP-R wordt geen vaste
route gelopen, maar wordt het belopen van het gebied geheel afgestemd op de te verwachten soorten.

25
Q

Hoe wordt het aantal paren bepaald als je individuen telt?

A

Delen door 1,5

26
Q

Minimaal aantal bezoeken BMP-beperkt en alle soorten

A

beperkt: 5-7
alle soorten 7-10