Natuurontwikkeling, natuurvisies en beheer Flashcards

1
Q

Wat is een natuurvisie?

A

Een referentiekader dat bepaalt hoe iemand tegen de natuur aankijkt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke 3 natuurvisies hebben we in NL en wat zijn de kenmerken van die visies?

A
  1. Klassieke natuurvisie: ‘
    Half-natuurlijke landschappen
    Hoge diversiteit
    Belangrijke rol mens
  2. Natuurontwikkelingsvisie:
    Condities creeren waarna de natuur zijn gang kan gaan
    Dynamische gebieden
    Processen staan voorop
  3. Functionele natuurvisie:
    Natuur is ondergeschikt aan andere belangen:
    - Landbouw (agrarisch natuurbeheer, biologische landbouw)
    - Bosbouw (multifunctioneel bosbeheer)
    - Verkoeling/waterafvoer/prettigere leefomgeving (natuur in de stad)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke soorten natuur zijn er in NL?

A

Natuurlijke landschappen: duinen
Half natuurlijke landschappen: de Bruuk, mooiste blauwgraslanden van NL met Spaanse Ruiter en Biezenknoppen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is het doel en de schaal van klassieke natuurvisie?

A

‘Arcadisch natuurbeeld’
Schoonheid landschap, Idyllische plattelandsleven
Doel: successie-stadium behouden
Schaal: Groot (bijv. Uitgestrekte heidevelden) en Klein (hakhoutbosjes, hooilandjes)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welke processen kent de natuurontwikkingsvisie?

A

Abiotisch:
1. Erosie / sedimentatie
2. inundatie
3. brand
4. windworp

Biotisch:
1. begrazing
2.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is het doel en de schaal van de natuurontwikkelingsvisie?

A

Doel:
Nieuwe oernatuur creëren

Schaal: Groot

Hoe?
Kijken naar “ongerepte” referentiegebieden
Grote maatregelen

Wildernisbeeld: Mens als storende factor verwijderd uit systeem

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is het doel en de schaal van de functionele natuurvisie?

A

Doel:
Natuur een plek geven in gebieden die diensten voor de mens leveren

Niet grootschalig toegepast binnen natuurterreinen
Maar soorten profiteren
Natuurnetwerk Nederland kan niet zonder functionele natuur (zaadverspreiding, dispersie, migratie)

Functionele natuurbeeld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welke beheerstratgieen (systemen) zijn er in NL?

A
  1. Natuurlijke systemen (niet in NL) NOV
  2. Nagenoeg natuurlijke systemen (groot, duin en wad, shifting mosaics) NOV
  3. begeleid natuurlijke systemen (groot, enige invloed mens, begrazing, geen vastgelegde patronen, bv oostvaarders en uiterwaarden) NOV
  4. half-natuurlijke systemen (klein, door de mens vastgelegde patronen, gericht op bepaald successiestadium), bv hei, blauwgrasland, trilveen. KV
  5. multifunctionele afgeleiden FV
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Welke rol heeft begrazing in NOV en KV?

A

NOV: begrazing is een doel opzich
KNV: begrazing is een middel om het doel te bereiken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Welke N2000 habitattypen komen voor in rivierengebied?

A

Slikkige rivieroevers
Vochtige alluviale bossen (zachthoutooibos)
Droge hardhoutooibossen
Stroomdalgraslanden
Glanshaver en vossenstaarthooilanden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Waar liggen hoge en lage oeverwallen?

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Aanleggen nevengeul, waar moet je op letten?

A
  • drempel aanleggen tpv instroom, vaak door oeverwal.
  • hoogte drempel hoger dan piek ivm waterveiligheid.
  • uitstroomopening verbreden
  • let op hoogte van de weg= 0 dagen overstroming
  • let op natuurlijke historische geomorfologische elementen sparen (rivuerduin, oeverwal, oude stroombaan).
  • delen lage dynamiek maken door tussenkade, hier meer stilstaand water voor insecten.
  • overstroming betekent dat er slib achterblijft = mineraalrijk
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Welke van de onderstaande grondsoorten zijn zavel of zand en welke klei?

Rn90A
Rn52A
Rn10A
Zn30A

A

Rn90A zware zavel, lichte klei, kalkhoudend
Rn52A zavel, kalkhoudend
Rn10A lichte zavel, kalkhoudend
Zn30A grof zand, kalkhoudend

kwel vaak niet bij zware zavel, lichte klei.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Op welke wijze verloopt het proces van een idee naar aanleg natuurgebied?

A
  1. randvoorwaarden
  2. visie
  3. maatregelen
  4. ontwikkelingsbeheer
  5. definitief beheer
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Geef voorbeelden van:
1. natuurlijke systemen
2. nagenoeg natuurlijke systemen
3. begeleid natuurlijke systemen
4. half natuurlijke systemen
5. multifunctionele afgeleiden

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Onder welke natuuvisie vallen:
1. natuurlijke systemen
2. nagenoeg natuurlijke systemen
3. begeleid natuurlijke systemen
4. half natuurlijke systemen
5. multifunctionele afgeleiden

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Onder welke SNL beheertypen vallen:
1. natuurlijke systemen
2. nagenoeg natuurlijke systemen
3. begeleid natuurlijke systemen
4. half natuurlijke systemen
5. multifunctionele afgeleiden

A

Nagenoeg natuurlijk & begeleid natuurlijk: N01. Grootschalige dynamische natuur, weinig SNL opbrengt

Half natuurlijk: N.02 - N.17 veel SNL opbrengst

Multifunctionele natuur: A.01, A02, A11, A12

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Welke grazers zijn er?

A
  1. natuurlijke grote grazers: Hert, ree, gans
  2. natuurlijke kleine grazers: Bovengronds: Konijnen, hazen, rupsen, sprinkhanen, Ondergronds: insectenlarven, nematoden,…
  3. half-natuurlijke grazers: Galloway, Huiskoeien, Schotse hooglanders, Konikpaarden, Waterbuffels
    Schapen en geiten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Welk dier is 1 grootvee-eenheid? Hoeveel GVE zijn pony, schaap, jong rund?

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Hoe draagt begrazing door grote grazers bij aan natuurbeheer?

A

Variatie in successiestadia:
Selectief grazen
Bemesten
Betreding

21
Q

Welk gedrag van grote grazers heeft effect op het ls?

A

Vraat
Zaadverspreiding
Nutrientenverspreiding
Tred
Effect op fauna

22
Q

Welke dieren zijn snoeiers, variabele eters en grazers?
Welke dieren zijn geen herkauwers?

23
Q

Wat is het verschil tussen runderen en paarden in het landschap?

A

Runderen eten meer divers en laten het gras langer, paarden zijn geen herkauwers, moeten heel veel eten en kunnen door boven en ondergebit gras heel kort afbijten.

24
Q

Hoe dragen dieren bij aan zaadverspreiding?

A

Door vacht, hoeven en poep.

25
Q

Hoe werkt nutrientenverplaatsing?

A

Verschraling/bemesting:
50 % verschraalt
5 % wordt bemest
De rest blijft gelijk
Eigen vooraad cyclus

26
Q

Wat is het effect van tred?

A

Loistrappen, verdichten en kieming div soorten

27
Q

Welke soorten maaibeheer zijn er? Welk maaibeheer heeft het minste effect op betreding?

28
Q

Wanneer moet je maaien voor de schillende natuurtypes?

29
Q

Wat is het verschil tussen het effect op het ls van maaien en begrazen?

30
Q

Wat wil je meestal bereiken met ontwikkelingsbeheer?

A

Tijdens of na de inrichtingsmaatregelen
Meestal:
Landbouw -> Natuur
Voedselrijk - > minder voedselrijk
Veel biomassa productie -> minder biomassa productie

31
Q

Hoe ontwikkelt een grasland zich van monocultuur naar soortenrijk grasland?

32
Q

Hoeveel GVE nodig bij ontwikkelingsbeheer voedselrijke bodem en verschraalde bodem?

A

Voedselrijk: 1 GVE/ha, klein opp
Schraler: lagere graasdruk < 1 GVE voor grotere opp.

33
Q

Wat is vuistregel voor GVE bij definitief beheer?

A

Grove richtlijn
1 GVE/1.5-4 ha (0.66-0.25 GVE/ha) = 1GVE/3 ha voor extensief

34
Q

Hoe wordt GVE voor definitief beheer vast gesteld?

A

Gewenste situatie handhaven
Vraat verandert in de loop van het seizoen
Graasdruk wordt afgesteld op eind winterperiode ivm hoogwaterseizoen, in de winter moet de ruwheid minimaal zijn.

35
Q

Wat is de graasdruk jaarrond voor natuurterreinen en landbouw?

A

Extensieve graasdruk volgens toets: 1GVE/3 ha.

36
Q

Hoeveel van de standaard kostprijs van beheer wordt door provincie vergoed?

37
Q

Wat is verschil in beheer bij NOV en KV?

A

NOV: grazen
zorgt voor:
dynamiek
gebied blijft open
zaadverspreiding
beleving
veriatie in successie

KNV: maaien
voedselarm: 1x
voedselrijk: 2x
zeer voedselrijk 3x

38
Q

Hoe gaat extensieve graasdruk samen met stroomdalgrasland?

A

Al snel te veel vraat, te weinig vraat (verruiging) of hoogwatervluchtplaats (verdichting)
Kan goedgaan door monitoren graasdruk of gecontroleerde graasdruk, maar is dan geen natuurlijk beheer meer (valt dan in klassieke natuurvisie waarbij grazen een middel is om doel te bereiken.)

39
Q

Welke mogelijke inkomsten vanuit SNL heb je bij een uiterwaard?

A

Bedrag voor natuurtype (N01.03, rivier en moeraslandschap), voor openstelling en voor toezicht.

40
Q

Waar liggen levende rivierduinen?

A

Let op positie zand en windrichting. Altijd noordoost van bestaand zand. Is ook vegetatie voor nodig om zand vast te leggen.

41
Q

Wat is de pioniersvegetatie bij rivieroevers?

A

Slijkgroen-associatie:
Ontwikkelt op slikkige rivieroevers op kaal substraat. Als er minder overstroming komt kan de associatie doorontwikkelen naar riet of vossenstaart

42
Q

Wat zijn ooibossen?

A
  • Natuurlijk bos langs rivieren (veelal buitendijks)
  • Zachthout- en hardhoutooibos
  • Hoge productiviteit qua biomassa

Grote nationale en internationale betekenis (EU Habitat-richtlijnen) vanwege :
1. Relatieve zeldzaamheid
2. Kleine oppervlaktes

43
Q

Wat is verschil tussen zachthout en hardhoutooibos? Welke bomensoorten komen er voor van hoog naar laag?

A

Van hoog naar laag: Iep – Zomereik – Es – Els / Zwarte populier – Wilg – Riet/ruigte

Waar Es en Els in elkaar overgaan zit de grens tussen ZHO en HHO

ZHO : tot 150 dagen per jaar overstroomd

44
Q

Soorten ooibos?

A

Zachthoutooibos

  1. Bijvoet ooibos met wilgen (schiet/amaldel/kat), brandnetel en bijvoet
    Ontstaat op kaal substraat, kan door sedimentatie ontwikkelen naar een
  2. Lissenooibos met wilgen (amandel/kat), grote brandnetel, gele lis, smeerwortel
    ontstaat uit Bijvoet ooibos of riet-associatie
  3. Veldkers ooibos met bittere veldkers, grote engelwortel, wilgen, brandnetel, smeerw, fluitenkruid
    Ontstaat uit rietassociatie, wordt bij minder getjideninvloed RG brandnetel

Hardhoutooibos

  1. Abelen-Iepenbos met es, meidoorn, esdoorn, iep en kleefkruid en gew vogelmelk
    Ontstaat uit RG fluitenkruid door successie of ass van sleedoorn en meidoorn door kap
45
Q

Wat is stroomdalgrasland, waar groeit het en welke soorten komen er voor?

A

Bloemrijke graslanden op zandige oeverwallen en dijkhellingen langs de rivieren
Soortenrijk grasland, Sterk bedreigd en vrijwel beperkt tot NL

In NL komen er 2 soorten voor:
1. Medicagini-Avenetum - associatie van sikkelklaver en zachte haver
Goudhaver, Zachte haver, Sikkelklaver, Veldsalie en Geoorde zuring, kuisdistel, geel walstro, akkerhoornbloem, duizendblad
2. het Sedo-Thymetum pulegoidis - associatie van vetkruid en tijm
met duizendblad, weegbree, geel walstro, akkerhoornbloem, zacht vetkruid

Groeiplaats Droge zandige en kalkhoudende:
Stroomruggen
Oeverwallen
Rivierduinen

46
Q

Wat is glanshaverhooiland, waar groeit het en welke soorten komen er voor?

A

Glandhaver, kropaar, smalle weegbree
Ontstaat uit kamgrasweide of honingklaverassociatie dmv maaien.

47
Q

Uit welke landschappen bestaat binnendijkse natuur van de waarden?

A

Hooggelegen waarden en terrassen
Kommen en laagten
Binnendijkse tichelgaten
Geïsoleerde rivierarmen

48
Q

Hoe ziet het successsiediagram tot essen-iepenbos eruit?