Ecohydrologie Flashcards
Welke onderdelen bevatten de litho, topo en standplaatsfunctie binnen het hydrologische standplaatsmodel?
Hoe komen N=stikstof en P= fosfor en SO42-=Sulfaat in het water?
P door kunstmest (akkers) in grondwater
N door stikstof uit de lucht
SO42- door mest (koeien) in grondwater
Wat zijn de kenmerken van regenwater, grondwater en oppervlaktewater
Regenwater: weinig opgeloste stoffen
Grondwater: zorgt voor buffering door ijzer en kalk en kan daarom minder zuur zijn
Oppervlaktewater: is vaak verontreinigd door landbouw (opgeloste zouten)
Wat is het verschil tussen lithotroof, atmostroof en thalassotroof water?
Lithostroof is grondwater
Atmostroof is regenwater
Thalassotroof is oppervlaktewater
Welke assen heeft de van Wirdum driehoek en hoe staan at/li en Th in de driehoek?
X-as = electrisch geleidingsvermogen
hoe meer opgeloste stoffen, hoe hoger EGV (gaat om de valentie)
laag= regenwater
middel = grondwater
hoog = zeewater
y-as = ionenratio: verhouding kalk (Ca+) en zout (Na-)
hoog bij veel kalk, laag bij veel zout.
IR in meq/l = [Ca2+] / [Ca2+] + [CL-]
IR in mmol/l = 2[Ca2+] / 2[Ca2+] + [CL-]
laag = regenwater (weinig kalk) en zeewater (heel hoog CL-)
hoog = kalkrijk grondwater
Hoe reken je de IR uit als je de Cl en Ca concentratie per liter hebt?
Cl= 73,8
Ca= 31,6
mg/l delen door molmassa
IR = 2[Ca2+] / 2[Ca2+] + [CL-]
molaire massa Calcium 40 gram/mol Chloor 35 gram/mol
[Ca] = 31,6 / 40 = 0,79
[Cl] = 73,8 / 35 = 2,11
20,79 / (20,79 +2,11) = 0,42 = 42%
Hoe bepaal je het punt in de v wirdem driehoek?
Isopleten Rh, At en Li opzoeken icm de IR
Waar in de driehoek zit regenwater, zacht water, verontreinigd water en mengwater?
Waar liggen de lijnen voor 50% Li, At en R en wat zegt dat over water?
> 50% Li = hard
50% At = zacht
25% Rh = matig tot sterk verontreinigd
50% Rh = sterk verontreinigd
Wat is de lengte en afvoer van de Rijn en Maas?
Wat is de maatgevende afvoer en wat is die van de Rijn?
Maatgevende afvoer bij Lobith: 16.000 m³/s
Die maatgevende afvoer is bij elke locatie natuurlijk anders! De maatgevende afvoer is de basis waarop de dijkdimensies ontworpen worden.
Welke kenmerken hebben de boven, midden en benedenloop van een rivier?
Bovenin stroomt de rivier sneller, omdat het verval groter is en loopt de rivier rechter, vanwege die grotere snelheid en hardere bodem.
De midden en benedenloop treedt er meer variatie op in stroomsnelheden, omdat de rivier meer ruimte krijgt en de ondergrond veranderd. Erosie en sedimentatie vind met name plaats in deze delen van de rivierloop.
Zo zie je in een natuurlijk riviersysteem in de midden- en benedenloop meandering ontstaan of een vlechtende systeem onder invloed van deze 2 processen.
Wat je krijgt is afhankelijk van 3 zaken: het debiet, de ondergrond en de hellingshoek. Heeft dus veel te maken met stroomsnelheid.
Waarom is er door klimaatverandering grotere kans op overstroming?
Meer piekbuien, zeespiegelstijging.
Op welke plek in de meanderende rivier stroomt het water het snelst? Waar is er erosie en waar sedimentatie?
Hoeveel water (% van totaal) komt er in de Waal, Nederrijn en IJssel?