Voet, enkel en onderbeen Flashcards

1
Q

Hoeveel botjes heeft de voet?

A

26

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Functie voet?

A
  • dragen
  • voorbewegen
  • steunen
  • grijpen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

metatarsale zijn?

A

middenvoetbeentjes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

metacarpale zijn?

A

middenhandsbeentjes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Dig 1 is?

A

duim of grote teen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

in stand steunt de voet op het?

A
  • hielbeen
  • het kopje van het eerste middenvoetsbeentje
  • het kopje van het vijfde middenvoetsbeentje
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat zijn de 3 voetbogen?

A
  • het mediale lengtegewelf
  • laterale lengtegewelf
  • transversale gewelf
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Digiti zijn?

A

tenen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

phalangen zijn?

A

teenkootjes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Hoeveel phalangen zijn er?

A

14

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

tarsus is?

A

voetwortel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

tarsaliae zijn?

A

voetwortelbeentjes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

hoeveel tarsaliae zijn er

A

7

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

os talus =

A

sprongbeen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

os calcaneus =

A

hielbeen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

os naviculare =

A

schelpvormig been

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

os cuboideum =

A

teerlingbeen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

os cuneiforme mediale =

A

mediaal wigvormig been

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

os cuneiforme intermedium =

A

middelste wigvormig been

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

os cuneiforme laterale =

A

lateraal wigvormig been

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

waaraan voldoet een normale voet?

A
  • goede voetvorm
  • gelijkmatige verdeling van het lichaamsgewicht over de 3 standpunten
  • rechte beweeglijke tenen
  • kortgeknipte nagels met normale vorm
  • geen pijnpunten
  • geen verkleuringen, zwellingen of drukpunten
  • een centrale en rechte stand van de hiel en verticaal staande achillespezen
  • normale spierbalans van de spieren die een functie op de voeten en de enkelgewrichten hebben
  • geen disbalans van de bewegingsuitslagen (geen contracturen)
  • geen klachten tijdens en na het gebruik, ook niet na intensief gebruik van voeten.
22
Q

benoem de meest voorkomende voettypes

A
  • normale voet
  • platvoet
  • holvoet
  • spreidvoet
23
Q

wat is er aan de hand bij een pes valgus?

A

de enkel staat naar binnen geknikt, waarbij het distel gedeelte van de calcaneus in abductiestand staat.

24
Q

wat zijn de gevolgen van een pes valgus?

A
  • de druk aan de buitenzijde van het enkelgewricht is groter
  • de ligamenten aan de binnenzijde worden extra belast
  • extra belasting van de achillespees
  • consequenties voor de stand van de knie
  • de schoen slijt meer aan de binnenzijde
25
Q

welke standen kennen de tenen?

A
  • hamerstand

- klauwstand

26
Q

waaruit wordt het enkelgewricht gevormd ?

A
  • bovenste en onderste spronggewricht

- kom en de kop

27
Q

wat vormt het bovenste spronggewricht?

A
  • tibia
  • fibula
  • talus
28
Q

talus =

A

sprongbeen

29
Q

wat vormt de kom van het enkelgewricht?

A
  • onderzijde tibia

- onderzijde fibula

30
Q

wat vormt de koop van het enkelgewricht?

A

de trochlea tali?

31
Q

waaruit bestaat het onderste spronggewricht?

A
  • art. subtallaris

- art. talocalcaneonavicularis

32
Q

waar bevind zich de art. subtallaris?

A

tussen de onderzijde van de talus en de bovenzijde van de calcaneus

33
Q

Waar bevind zich de art. talocalcaneonavicularis?

A

tussen de talisman en de calcaneus.

34
Q

welke bewegingsuitslagen van het bovenste spronggewricht zijn er?

A
  • plantair

- dorsaal

35
Q

welke bewegingsuitslagen van het onderste spronggewricht zijn er?

A
  • variseren

- valgiseren

36
Q

wat is variseren?

A

hak naar binnen O-stand

37
Q

wat is valgiseren?

A

hak naar buiten X-stand

38
Q

abductie is?

A

naar buiten

39
Q

adductie is?

A

naar binnen

40
Q

benoem de 2 gecombineerde bewegingen in de voet

A
  • pronatie

- suppinatie

41
Q

welke 3 spiergroepen zijn er die een functie hebben op de bewegingen van de tenen, voet en enkel?

A
  • de ventrale groep
  • de laterale groep
  • de dorsale groep
42
Q

welke spieren vallen onder de dorsale groep?

A
  • m. tibialis anterior
  • m. extensor digitorum longus
  • m. extensor hallucis longus
43
Q

functie m. tibialis anterior?

A

dorsaalflexie en inversie van de voet

44
Q

functie m. extensor digitorum longus?

A

dorsaalflexie en exersie van de voet

45
Q

functie m. extensor hallucis longus?

A

extensie van de grote teen

46
Q

welke spieren vallen er onder de laterale groep?

A
  • m. peroneus longus

- m. peroneus brevis

47
Q

functie m. peroneus longus?

A

eversie van de voet, helpt bij plantairflexie

48
Q

functie m. peroneus brevis?

A

eversie/pronatie en helpt bij plantairflexie

49
Q

welke spieren vallen onder de dorsale groep?

A

oppervlakkige kuitspieren:

  • m. gastrocnemius
  • m. soleus
50
Q

functie gastrocnemius?

A
  • planairflexie en inversie.

- flexie in het kniegewricht.

51
Q

functie soleus?

A
  • plantairflexie en inversie,
  • afzetten
  • springen
52
Q

benoem de dieperliggende kuitspieren

A
  • m. flexor digitorum longus
  • m. flexie hallucis longus
  • m tibialis posterior