Voedingsmiddelentechnologie: Additieven Flashcards

1
Q

Wat zegt de wetgeving over additieven/vleesbewerking?

A
  • Vleesbewerking mag niet ingezet worden ter verdoezeling, enkel als het echt technologisch noodzakelijk is
  • Een additief mag niet ingezet worden om vermijdbare gebreken te verdoezelen (bvb ontgeuringsmiddelen)
  • Een additief mag de voedingswaarde niet aantasten, maar mag wel een verbetering aanbrengen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Contaminanten worden niet opzettelijk toegevoegd aan een voedingsmiddel. Hoe kunnen ze toch in voedsel terecht komen?

A

1) Als residu van behandeling of productie (bvb pesticiden)
2) Tgv migratie (voedingswaren verpakt in plastic => minimale hoeveelheden pseudo-oestrogenen komen vrij in voedsel)
3) Door vervuiling van de omgeving

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

In welke gevallen is het niet noodzakelijk om een registratiedossier op te stellen voor een additief?

A
  • Wnnr het een verplichting is die voortvloeit uit een internationaal verdrag (inschrijving of wijziging van een additief)
  • Wnnr de hoge gezondheidsraad wijzigingen voortelt aan lijsten van additieven en contaminanten uit toxicologische overwegingen
  • Wnnr een product al zodanig lang in gebruik is, is er geen registratiedossier van
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

In welke gevallen is het verboden om additieven, mengsels van additieven of mengsels van additieven met oplosmiddelen of draagstoffen op de markt te brengen?

A
  • Als ze pathogene MO of toxines van microbiële aard bevatten
  • Als ze ongemengd zijn (want bepaalde producten zijn heel gevaarlijk in pure vorm; denk aan nitraat/nitriet)
  • Geen sluikreclame
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wanneer wordt een additief goedgekeurd?

A
  • Als er voldoende technische noodzaak aangetoond kan worden en het nagestreefde doel niet met andere technologisch bruikbare methoden bereikt kan w
  • Als de voorgestelde hoeveelheid geen enkel gevaar voor de gezondheid van de verbruiker kan opleveren
  • Als het niet misleidend is voor de verbruiker (mag niet beter reuken of anders kleuren)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Leg uit: quatum statis.

A

= zoveel als nodig (niet overdoseren)

Dit concept wordt toegepast bij het toevoegen van additieven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Waarom is er niet heel strenge wetgeving over de hoeveelheid additief dat toegevoegd wordt?

A

De concentratie van een additief is vaak zelflimiterend:

  • door de kostprijs => het kost de producent geld om additief toe te voegen dus waarom zou hij meer toevoegen dan nodig?
  • vanaf een bepaalde concentratie additief is er een afwijkende smaak/geur/kleur en dat gaat de consument niet willen kopen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Additieven: met welke 3 zaken moet je opletten?

A
  • toxiciteit van bepaalde additieven
    => sommige additieven zijn vanaf een bepaalde concentratie toxisch => bvb vit E: vetoplosbaar dus kan opgestapeld worden in lichaam (lichaam geraakt er moeilijk van af)
    => voor die additieven is er een dosering: dagelijks aanvaardbare dosis wordt vastgelegd obv risico-analyses
  • natuurlijk aanwezige additieven bvb fosfaat => men heeft een max gehalte berekend dat aanwezig mag zijn dus daar moet producent rekening mee houden als hij zelfs nog extra fosfaat wil toevoegen
  • carry over => additief kan voorkomen in een bepaald voedingsmiddel omdat er tijdens de bereiding van dat voedingsmiddel en product gebruikt is waar dat additief in aanwezig is => bvb sulfiet => standaard gebruikt bij bereiding van wijn dus in wijnazijn zit sulfiet en wijnazijn wordt gebruikt bij de bereiding van pate dus sulfiet in pate aanwezig
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is de functie van hulpstoffen?

A
  • consistentie
  • smaak
  • kleur
  • houdbaarheid
  • pH verlagend
  • waterbinding + vetemulgatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Suiker heeft als additief meerdere functies. Welke?

A
  • consistentie
  • smaak
  • kleur
  • houdbaarheid
  • pH verlagend
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Waarom voegt men water toe aan voedingsmiddelen?

A

1) H2O is drager voor opgeloste stoffen

2) H2O in vleesproducten
=> vaak bij light producten: water chemisch gebonden door agar of fosfor = fraude
=> men voegt soms water toe om kostprijs te drukken = fraude

3) H2O is een temperatuurregulator in technologische processen
=> bij cutteren (vermalen van vlees) wordt machine heel warm dus men voegt ijsblokjes toe om garing van het vlees te vermijden
=> bij thermische behandeling van vlees zoals bvb bij gekookte ham dan moet je ham in water leggen => daardoor zit er ook water in het eindproduct

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Het water dat men in de industrie gebruikt moet van drinkwaterkwaliteit zijn. Dit staat onder toezicht van de DA. Hoe wordt het water gecontroleerd?

A

Niet al het water wordt gecontroleerd want dat is te duur.

Chemische analyse: heel uitgebreid, wettelijke limieten goed bepaald
Microbiologische analyse: men kijkt naar 2 parameters:
- e coli = indicator organisme voor fecale verontreiniging
- enterokokken
=> water wordt enkel gecontroleerd op pathogenen als de standaard 2 parameters overschreden worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Leg uit: Aw.

A

= Wateractiviteit = waterbindend vermogen = beschikbaarheid van water

  • puur water heeft een Aw van 1
  • chocolade 0,35 < ham 0,97
  • wateractiviteit in vlees is altijd vrij hoog => meer H2O beschikbaar voor bacteriën
  • als de Aw heel laag is dan krijg je schimmelgroei (schimmels en gisten ku veel beter tegen droogte dan bacteriën)

DUS:

  • Laag Aw => groei schimmels en gisten
  • Hoog Aw => bacteriële groei
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Waardoor kan het Aw dalen?

A
  • bij gedroogde producten => geen watermoleculen
  • doordat de aanwezige watermoleculen chemisch gebonden worden aan iets zoals bvb zout => de Cl- ionen gaan binden met de H+ ionen en de Na+ ionen met de O- ionen (zeewater heeft dus een veel lagere Aw dan puur water)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Als je zout oplost in water maak je een pekel. In welke eenheid wordt dit uitgedrukt?

A

graden Baume = °Baume

Het #gram zout in een product = # liter water x 11x °Baume

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat gebeurt er als je zout toevoegt aan een product?

A

Zout bindt het water in het product => Aw daalt => minder bacteriele groei => houdbaarheid stijgt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat gebeurt er als je product in zoutbad legt?

A

Het zout uit het bad onttrekt water uit het product (osmose) => Aw in product daalt => minder bacteriele groei => houdbaarheid stijgt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Welke functies heeft de toevoeging van zout in voedingsmiddelen?

A

1) Invloed op waterbindend vermogen
2) Stijgend emulgerend vermogen van vlees (zout toevoegen = oplossing myofibrillair eiwit)
3) Bacteriostatische en bactericiede werking + parasiet dodend
4) Invloed op smaak
5) Stijgende oxidatie in (bevroren) vetrijke producten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Zout heeft invloed op het waterbindend vermogen. Leg uit.

A

Zout toevoegen zorgt voor een daling van Aw => minder bacteriele groei => houdbaarheid stijgt
! Opgelet: te veel zout toevoegen zorgt voor stijging van het waterbindendvermogen omdat hoge zoutconcentraties zorgen voor denaturatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Zout toevoegen aan voedingsmiddel heeft een invloed op smaak. Leg uit.

A

Zout werkt tot 2% smaakverbeterend
Een warm product smaakt zouter dan een koud product met dezelfde hoeveelheid zout omdat door de warmte (of bvb door pikant eten) de smaakpapillen opgen gezet worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Zout toevoegen aan voedingsmiddel zorgt voor een stijgende oxidatie in (bevroren) vetrijke producten. Leg uit.

A

Dit is een negatief effect want oxidatie van vetrijke producten => ranzigheid dus houdbaarheid daalt

Een ranzig product ziet er bruin-donkergeel uit

Oxidatie komt door … of … :

  • lipoxydase activiteit
  • omzetting van myogloine naar metmyoglobine
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat gebeurt er met nitraat in het lichaam?

A

Nitraat (NO3) wordt bacterieel omgezet tot nitriet (NO2) => bij die omzetting komen zuurstofradicalen vrij en die hebben een bacteriostatisch/bactericiede werking (remt de anaerobe kiemen en proteolytische activiteit van clostridium)
- die omzetting duurt lang en gaat sneller bij verwarmen => nitraat toevoeging is dus enkel nuttig in rauwe vleesproducten die lang gerijpt worden want dan krijg je omzetting tot nitriet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Welke functies heeft de toevoeging van nitriet in voedingsmiddelen?

A
  • Antibacteriële werking
  • Smaak
  • Kleur
  • Toxisch effect
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Normaal gezien kan je verschillende kleuren zien in een stukje vlees. Hoe komt dat?

A

Myoglobine geeft een rozige kleur aan vlees => wordt door nitriet uit de lucht geoxideerd tot metmyoglobine => geeft bruine kleur aan vlees
=> je kan dan vit C (ascorbaat) toevoegen => zorgt voor een reductie en dan krijg je weer myoglobine
=> als je geen vit C toevoegt krijg je verdere oxidatie en gaat het vlees rotten => groen-grijs-bruinige kleur

Bij toevoeging van O2 aan myoglobine krijg je oximyoglobine => mooi rode kleur van vlees
=> toplaagje van vlees in direct contact met lucht

Bij verhitting (> 55°C) krijg je denaturatie => gedenatureerd metmyoglobine => vlees kleurt bruin => is normaal bij bakken/braden van vlees 
(eiwitten verhitten zorgt voor structuurwijziging => quaternair eiwit wordt tertriair en dan secundair => vermogen om O2 op te nemen gaat verloren en daardoor kan rood spectrum niet meer gereflecteerd worden)

Normaal zijn er 3 laagjes zichtbaar in vlees:
- bovenste: oxihemoglobine (mooi rode kleur)
- middenste: methemoglobine (dr oxidatie => bruinig)
- onderste: deoximyoglobine (paars/donkerrood)
Als je die 3 laagjes niet ziet dan zijn er sowieso additieven toegevoegd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Hoe komt het dat we verschillende tinten rood zien van vlees? Maakt onderscheid tussen PSE en DFD.

A

Als licht invalt op vlees dan wordt het rode spectrum gereflecteerd, de andere spectra w geabsorbeerd door vlees. Je krijgt versch tinten rood omdat niet al het witte licht volledig geabsorbeerd wordt.

Als je een lage eind pH hebt (PSE) dan gaan de myofibrillen postmortaal dichter op elkaar liggen => wit licht valt in, maar wordt niet echt door vlees geabsorbeerd en het rode licht w teruggekaatst => rood licht gemengd met wit => vlees minder rood gekleurd

Als je een te hoge eind pH hebt (DFD) dan gaan de myofibrillen postmortaal verder uit elkaar liggen => maximale absorptie van wit licht + terugkaatsing van rood licht => heel donkerrood vlees

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Wat als je nu nitraat gaat toevoegen aan vlees? Wat gebeurt er dan met de kleuring?

A

NO3- wordt in het lichaam door microbiele flora omgezet naar NO2-
=> die nitriet gaat myoglobine omzetten naar metmyoglobine (bruine kleur)
=> NO2- gaat door ascorbinezuur in vlees omgezet worden tot NO en die NO zorgt voor de omzetting van metmyoglobine naar nitroso-metmyoglobine => reductie tot nitrosomyoglobine

Als je nu vlees gaat verhitten => denaturatie => nitrosomyoglobine wordt omgezet naar nitroso-myochromogeen I => geeft roze kleur aan vlees (denk aan gekookte ham)

Als je nu de pH gaat laten dalen => denaturatie => nitrosomyoglobine wordt omgezet naar nitroso-myochromogeen II => geeft donkerrode kleur aan vlees (denk aan parma ham)

!!! Invloed van nitraat/nitriet op de kleur van vlees is slechts tijdelijk => na een tijdje krijg je groen-blinkende laag

27
Q

Bespreek het toxische effect van nitraat/nitriet in voedingsmiddelen.

A

NO3 wordt in het lichaam omgezet tot NO2:

  • werkt vasodilaterend (bij te veel consumptie in pure vorm gaan alle BV open staan en kan je verbloeden, maar wordt nooit in pure vorm gebruikt, altijd bijgemengd met zout)
  • prikkeling van mucosae
  • vorming methemoglobine (bruine kleur vlees)
  • vorming nitrosoamines => carcinogeen (vnl colon -en rectum kanker)

Nitrosoamines worden gevormd door amines bij lage pH (dus bvb in de maag)
=> amines hebben een sterke geur en zijn toxisch

28
Q

Nitriet in ons lichaam heeft verschillende bronnen. Welke?

A
  • 50% gevormd door lichaam zelf door speekselen
  • 25% opname via drinkwater
  • 25% opname uit voeding => 8% opname uit vleeswaren en 17% uit andere voeding
29
Q

Als je weet dat nitriet omgezet kan worden tot nitrosoverbindingen die carcinogeen zijn, waarom verbant men nitriet dan niet bij de vleesproductie? Wat doet de producent hier aan?

A

Omdat maar 8% van het nitriet dat we opnemen uit vleeswaren komt

Producenten proberen de opname van nitrosamines te reduceren door slechts heel weinig nitriet toe te voegen en door ascorbaat (vit E) toe te voegen

30
Q

Wat is de functie van toevoeging van lage suikers (mono -en disacchariden; glucose, saccharose, lactose) aan vleesproducten?

A

OFWEL substraat voor lactobacillen

OFWEL smaak

31
Q

Wat is de functie van toevoeging van hoge suikers (zetmelen; amylose, amylopectine) aan vleesproducten?

A

verstijven/vastmaken/binden

wordt bijna niet gebruikt in de vleesindustrie

32
Q

Lage suikers kunnen toegevoegd worden aan vleesproducten als substraat voor lactobacillen. Bespreek.

A

Lactobacillen zitten in gefermenteerde producten. Ze zetten suiker om in lactaat => pH daling => invloed op kleur, consistentie, aroma en remt MO

33
Q

Bij een lang productieproces gebruikt men glucosestroop. Bespreek.

A

Glucosestroop = glucose + disacchariden + dextrine => lactobacillen hebben meer werk om al die suikers om te zetten

34
Q

Bespreek GDL.

A

GDL = Glucose Delta Lactone (behoort tot de hoge suikers: zetmelen: amylopectine en amylose)
Functie: chemische verzuring

+ heel snel, binnen 4u volledige pH daling
+ pH daalt zonder dat het eiwit denatureert dus je ziet niets anders aan het vlees
+ goedkoper dan fermentatie want duurt minder lang dus minder opslag nodig
+ minder risico op slechte verzuring => salami met GLD heeft een groot kaliber
+ restgehalte aan nitriet daalt

  • geeft geen extra smaak dus risico dat alle producten met GDL hetzelfde smaken
  • snel overmatige zuursproductie
  • taaie consistentie bij verlengde halfwaardetijd
35
Q

Vergelijk chemische verzuring dmv GDL met fermentatie.

A

Chemische verzuring:

  • heel snel
  • pH daalt zonder dat het eiwit denatureert dus je ziet niets anders aan het vlees
  • goedkoper dan fermentatie want duurt minder lang dus minder opslag nodig
  • minder risico op slechte verzuring => salami met GLD heeft een groot kaliber
  • geeft geen extra smaak dus risico dat alle producten met GDL hetzelfde smaken

Fermentatie (lactobacillen):

  • veel trager
  • denaturatie dus uiterlijk van vlees gaat wel veranderen
  • duurder want productie duur langer dus meer opslag tijd nodig
  • hoe groter het kaliber van de salami, hoe sneller de verrotting want lactobacillen in midden vh product krijgen niet genoeg O2
  • geeft wel smaak en aroma
36
Q

Bespreek ascorbinzuur.

A

= wateroplosbaar vitamine C (behoort tot de hoge suikers: zetmelen: amylopectine en amylose)

  • op verpakking mag ‘vit C’ niet vermeld staan

Functie:

  • beperkt vertragen vd oxidatie van onverzadigde vetzuren
  • reducerende werking (metmyoglobine naar myoglobine) => bevordert kleurontwikkeling (bruinig naar rozig-paars)
37
Q

Welke organische zuren mogen gebruikt worden als additief?

A
  • azijnzuur
  • appelzuur
  • citroenzuur
  • melkzuur
  • wijnsteenzuur
38
Q

Bespreek de functies van organische zuren als additief.

A

1) kleurstabiliteit (niet altijd)
2) Antistollingsmiddel (bvb bij bloedworst) (niet altijd)
3) pH daling => houdbaarheid stijgt => organische zuren zijn dus conserveermiddel
4) smaak adjuvantia => versterken smaak van andere stoffen
5) afhankelijk vd concentratie ku organische zuren zorgen voor een stijging vh waterbindend vermogen

39
Q

Bespreek de functies van polyfosfaten als additief.

A

1) Anti-oxidatieve werking => minder ranzigheid
2) Antibacteriële werking
3) Doet het waterbindend vermogen van eiwitten stijgen => je kan H2O toevoegen aan product (added water op verpakking in USA, in EU liever niet op verpakking)
4) Vermalsing
5) Zorgt voor stijging van het emulgerend vermogen (belangrijk voor 2 stoffen die niet goed mengen; vet en water oa)

40
Q

Bespreek polyfosfaten.

A

= polymerisaat van ortho-fosforzuur ovv natrium zout

= lievelingsadditief vd industrie want heel goedkoop

41
Q

Op welke 3 manieren zorgen polyfosfaten voor vermalsing?

A
  • splitsing actine-myosine
  • binding Ca-ionen
  • verhoging van de concentratie ionen
42
Q

Voedsel bestralen mag niet. Hier zijn uitzonderingen op. Welke?

A
  • kruiden
  • aromaten
  • aardbeien
  • aardappels
43
Q

Wat klasseert men onder de kruiden-aromaten?

A

= planten of delen van planten:

  • zaden en vruchten
  • schorsdelen
  • bloemdelen
  • vruchtlichaam
  • vegetatieve delen
44
Q

Met welke 2 redenen worden kruiden gebruikt in voedingsmiddelen?

A

1) Fysiologische eigenschappen
=> eetlust opwekkend
=> stimuleert bloedcirculatie
=> psycho stimulatie

2) Technologische eigenschappen 
=> smaak
=> kleur
=> antiseptisch
=> anti-oxiderend => ranzigheid daalt 
=> emulgerend: verlaagt oppervlaktespanning
45
Q

Kruiden worden bestraald omdat vleesproducten/dierlijke producten vaak in hoge mate bacterieel gecontamineerd zijn door kruiden/aromas. In welk geval mag je nog wel onbestraalde kruiden gebruiken? In welk geval absoluut niet?

A
  • in een rauw product dat niet meer verhit wordt mag je GEEN onbestraalde kruiden gebruiken
  • als de consument het product voor consumptie nog moet verhitten mag je wel niet-bestraalde kruiden gebruiken
46
Q

Welke zaken kunnen gebruikt worden als smaakadjuvantia? = stoffen die de smaak van andere stoffen gaan verbeteren.

A
  • zout = NaCl => zet smaakpapillen open
  • glutamaat (mononatriumglutamaat) = zoutvervanger (want consument geen fan van zout)
  • ribonucleotiden: iosinezuur, guanylzuur => heel krachtig, tot 10x sterker dan glutamaat
  • organische zuren
47
Q

Wat weet je over het gebruik van bind -en verdikkingsmiddelen in de vleesindustrie?

A

Wordt heel weinig gebruikt in vleesindustrie!

enkel bij light producten

48
Q

Geef de eigenschappen van bind -en verdikkingsmiddelen.

A

1) Waterbindend vermogen stijgt
2) Viscositeit stijgt
3) Stabiliserende en bindende werking
4) Verhindert herkristallisatie van water

49
Q

Welke soorten bind -en verdikkingsmiddelen ken je?

A
  • bind -en verdikkingsmiddelen zonder voedingswaarde:
  • extracten uit algen
  • plantaardige gommen
  • cellulose derivaten
  • pectines
  • bind -en verdikkingsmiddelen met voedingswaarde
  • aminozuren (gelatine)
  • koolhydraten (zetmeel)
50
Q

Wat is de functie van toevoeging van emulgatoren aan een voedingsmiddel?

A
  • gelijkmatige dispersie van 2 of meer niet-mengbare stoffen zodat er een mooi mengsel gemaakt kan w
51
Q

Welke emulgatoren ken je?

A
  • water

- vlees en melkeiwitten (natuurlijk emulgerend)

52
Q

Wat is de functie van toevoeging van anti-oxidanten aan een voedingsmiddel?

A

Bescherming tegen bederf door oxidatie

53
Q

Geef enkele voorbeelden van anti-oxidanten.

A
  • ascorbinezuur (vit C)
  • natriumascorbaat
  • tocoferolen (vit E)
  • gallaten
  • BHA, BHT
54
Q

Wat is de functie van toevoeging van conserveermiddelen aan een voedingsmiddel?

A

de houdbaarheid doen stijgen door bescherming tegen bederf door MO

55
Q

Welke conserveermiddelen zijn verboden in vleesproducten?

A
  • sulfiet

- antibiotica

56
Q

Welke conserveermiddelen worden veel gebruikt in vleessalades?

A
  • melkzuur

- citroenzuur

57
Q

Welke conserveermiddelen werken vooral schimmelwerend en worden enkel gebruikt in de beschermende geleilaag van pate (mag je niet opeten want ongezond).

A
  • sorbinezuur
  • sorbaten
  • p-OH-benzoaten
58
Q

Geef enkele voorbeelden van conserveermiddelen

A
  • organische zuren => melkzuur, sorbinezuur, citroenzuur, sorbaten, p-OH-benzoaten
  • sulfiet
  • nitriet
  • zzijn
  • boorzuur
  • salicylzuur
  • antibiotica
59
Q

Het gebruik van kleurstoffen als additief is VERBODEN. Hier zijn echter een paar uitzonderingen op. Welke?

A
  • natuurlijk gekleurde ingrediënten (paprika, bietensap, tomaat,..)
  • gekleurde pigmenten (saffraan)
  • Ca-carbonaat, titaanoxyde => wordt gebruikt voor soort van witachtig laagje rond droge worstjes
  • roken en rookextracten (carotenen, caramel, curcumicine,…)
60
Q

Vermalsers zijn niet toegelaten als additief, tenzij het natuurlijke vermalsers zijn. Ken je zo’n voorbeelden?

A
  • meloen
  • ananas

=> bevatten stoffen die actine-myosine-binding verbreken => malser vlees

61
Q

Wat verstaat men onder de term vleesvreemde eiwitten?

A

= alle additieven die duur spiereiwit vervangen door goedkoop eiwit

62
Q

Welke voorbeelden ken je van vleesvreemde eiwitten?

A
  • gelatine
  • melkeiwit
  • bloedeiwit
  • soya eiwit
63
Q

Wat zijn de voordelen van vleesvreemde eiwitten?

A

+ goedkoper
+ standaardiseerbaar
+ vochtbindend
+ geen verminderde voedingswaarde